Een kritisch leerlingenmanifest opstellen waar docenten blij van worden, kan dat? Jazeker. Drie docenten van het Wartburg College noemen het document waarin scholieren uitleggen in welke wereld zij leven in een reactie „een heel positief en serieus gebaar naar ons.”
In het manifest ondernemen leerlingen een poging om docenten te laten begrijpen in wat voor wereld zij leven. „Ik weet nog dat ik zelf 16 jaar was en dacht: „Nóóit wil ik zo’n volwassene zijn die een jongere niet zou begrijpen.” Maar je wordt ouder, je groeit verder en je vergeet gewoon hoe het is om jong te zijn”, meent docente Hollebrandse (32). De lerares maatschappijleer in de havo en vwobovenbouw denkt dat ze de leefwereld van jongeren „verre van goed” begrijpt.
Ook haar collega Voorwinden (42) heeft niet „de illusie” dat ze de vinger krijgt achter de belevingswereld van jongeren. „Als je bedenkt dat het grootste deel van de docenten zonder mobiel opgroeide en de veertigers in hun jeugd zelf geen computer hadden, is het logisch dat de kloof enorm is.” De 64-jarige godsdienstdocent Eckhardt herkent dat. „Als oudere docent ben ik niet zo op de hoogte van de wiki’s, prezi’s en Khanvideo’s. Ook heb ik geen Facebook en mijn vrouw whatsappt voor me. Ik voel me soms heel eenzaam als ik de leerlingen vraag of ze een bepaald artikel in de krant hebben gelezen. Mijn informatie ploft op de deurmat en die van hen komt flitsend op een beeldschermpje.”
Oog voor de binnenkant
Docenten en jongeren leven in verschillende werelden. Maar in hun reactie gaan de docenten op zoek naar wat hen bindt. „Vaak lijken leerlingen onverschillig, maar er gaat veel in hun hoofden om”, weet mavodocente Voorwinden. De docente Nederlands haalt er een leerpunt uit voor zichzelf. „In de praktijk hebben we onze handen vol aan de onverschillige buitenkant, terwijl we ons nóg meer bewust zouden moeten zijn van de binnenkant van de leerlingen.”
Mevrouw Hollebrandse geeft les aan havo 4leerlingen en vindt het een verademing om het manifest te lezen. „Deze leerlingen benoemen zaken die ik allemaal wel weet, maar ik durf er vaak niet naar te handelen.” Het komt voor haar als een verrassing dat jongeren geloofstwijfel bij een docent respecteren. „Ik heb altijd het idee dat ik als docent in elk geval moet weten hoe het zit. Dat leerlingen me niet meer serieus zullen nemen wanneer ik eerlijk het gesprek aanga over wat geloven is. Terwijl ik denk, als ik eerlijk ben, dat geloofstwijfel een onderdeel is van onze zoektocht naar God en wie Hij is.” De docente zou het mooi vinden om met leerlingen hierover in gesprek te gaan. Mevrouw Voorwinden heeft daar al ervaring in. „Als een docent zich kwetsbaar op durft te stellen, komt er vaak een waardevoller gesprek op gang dan wanneer we belerend zijn.”
Muurtjes zuil afgebroken
Leerlingen zeggen verder in het manifest dat hun leven zich voor een belangrijk deel op de smartphone afspeelt. Voor Hollebrandse is het een stimulans om niet de houding aan te nemen van ”bij ons is het anders”. „Door de komst van internet worden de muurtjes van de reformatorische zuil afgebroken. Laten we niet doen alsof ze er nog staan. Dan missen we de verbinding met de leefwereld van jongeren sowieso.” Eckhardt had niet verwacht dat negen van de tien leerlingen vragen hebben over het godsbestaan. Dat vindt hij veel. „In mijn jeugd werd de overtuiging dat God bestond binnen kerkelijke kringen veel minder aangevochten. Ik merk dat de postmoderne samen leving op jongeren een diep indringende invloed heeft. Die invloed gaat mij ook niet voorbij, maar ik heb minder belangstelling voor het brede aanbod van onze seculiere cultuur dan veel leerlingen. Ik merk bij de meeste leerlingen dat ze minder binding hebben met vastomlijnde kaders en de geslotenheid van de kerk.”
De drie docenten willen zich blijven inzetten om de leefwereld van jongeren zo goed mogelijk te begrijpen. „Een zinvol gesprek veronderstelt altijd wederzijds begrip”, meent Eckhardt. „In de opvoeding leidt een gesprek vanuit liefde en overtuiging nagenoeg altijd tot een positieve vorming van het geweten en daarmee tot een verandering van attitude.” Eckhardt vindt daarom dat iedere docent zichzelf zou moeten confronteren met „het riool van de beeldcultuur.” „Dat is weliswaar niet zo’n prettig offer, maar het maakt ons hopelijk strijdbaarder. Elke godvrezende opvoeder gunt de duivel geen enkele puber.”
Dit artikel is onderdeel van de themabijlage “De ideale docent” en neemt de interactie tussen leerlingen en leraren in het reformatorisch voortgezet onderwijs onder de loep. Aan het onderzoek ligt een enquete onder 800 vierdeklassers ten grondslag.