Buitenland

Aki Ra ruimt in Cambodja mijnen die hij zelf legde

In de eerste helft van zijn leven legde Aki Ra landmijnen; in de tweede helft van zijn leven ruimt hij ze op. Met Bill Morse runt de Cambodjaan een museum dat ook ongemakkelijke waarheden vertelt.

Herman Veenhof
3 May 2017 20:03Gewijzigd op 16 November 2020 10:28
Raketten vormen een eregalerij bij de ingang van het landmijnmuseum. beelden ND
Raketten vormen een eregalerij bij de ingang van het landmijnmuseum. beelden ND

Iedere opgeruimde mijn betekent een kinderbeen erbij, is de lijfspreuk van Aki Ra. De ongeveer 45-jarige Cambodjaan –hij weet zijn geboortedatum zelf niet, maar kreeg het als schatting van zijn oude onderwijzeres– heeft wel vijf levens geleid. Of zes, als je het bord leest dat in het Landmijnmuseum staat, bij de stad Siem Reap. In april 2009 stierf Bou Senghourt, zijn vrouw. Ze was nog geen 29. Samen hebben ze drie kinderen, van wie de oudste Amatak heet, ”Voor altijd” in het Khmer, de taal van Cambodja. Aki Ra is hertrouwd en zijn levenswerk gaat door: zijn land Cambodja ontdoen van mijnen.

Hij kan het niet zelf aan buitenlanders verwoorden, doordat hij alleen Cambodjaans kent en te veel last heeft van psychische trauma’s. Zijn verhaal wordt verteld door Bill Morse, een Amerikaan die besloot zijn bestaan als pensionado in Palm Springs (een bergresort in de staat Colorado) te verruilen voor Siem Reap, een provinciehoofdstad in Cambodja. Hij is gegrepen door zijn missie: zorgen dat er geen boer en geen kind meer sterft of gehandicapt raakt door een ontploffende mijn.

We spreken Morse in het Landmijnmuseum in Siem Reap. Het is een halfuur rijden van de stad vandaan, vlak bij de tempels van Angkor Wat. Het museum kent een soort erehaag van rechtopstaande granaten en raketten. In en rond een tuinhuisje zijn duizenden mijnen opgehangen.

Voor straf ”naar school”

De Rode Khmer greep de macht toen Aki Ra een peuter was. Zijn ouders werden in twee aparte dorpen tewerkgesteld. „Zijn vader werd ziek van het rijstwater dat ons voedsel was en kreeg daarom een bordje eten”, zegt Morse. „Toen hij dat leeg at, was dat een bewijs dat hij niet ziek was en is hij gedood. Zijn moeder gaf extraatjes aan oude mensen en waarschuwde hen tegen controles. Daarom moest ze ”naar school”. Dat betekende dat ze werd gedood. Als kind al raakte hij in paniek bij het horen van de woorden ”ziek” en ”school”.”

Een vriendje at het voer op bij de varkens, maar werd herkend aan de voetsporen die hij in de mest maakte. Ook hij werd gedood. Een man had zo’n honger dat hij een banaan van de boom plukte en opat. Voor straf werd bij hem levend de maag weggesneden. Zijn gezin moest erbij staan en applaudisseren. Iedere week werden er in het dorp mensen aangewezen die ”slecht” waren. Zij werden met de scherpe kant van een palmblad gekeeld, langzaam. Morse: „En op een keer, toen hij ’s nachts moest plassen, zag hij door de bosjes een colonne van honderden mensen marcheren, geboeid. Later begreep hij dat ze naar Ta Yet gingen, een ”killing field” (executieplaats) 40 kilometer verderop.”

Rugzak

Aki Ra was kindsoldaat. Tot zijn veertiende diende hij bij de Rode Khmer, tot zijn negentiende bij de Vietnamezen, later bij het Cambodjaanse leger. Jongens zoals hij moesten mijnen leggen en wapentuig van vijanden onklaar maken. Mijnen waren er in wel dertig soorten. Soms waren ze zo groot als een damsteen, soms leken ze op een grote, groene soeppan. „Wel honderd had hij er in mijn rugzak”, geeft Morse aan. Pas vier jaar nadat de Rode Khmer de Cambodjaanse hoofdstad Phnom-Penh opgaf, kwam ook in Siem Reap de ‘bevrijding’. „De inwoners waren bang gemaakt voor de Vietnamezen. Dat zouden grote reuzen zijn met zwarte snorren en ijzeren tanden.”

De Rode Khmer werd uiteindelijk verslagen door tanks, maakt Aki Ra duidelijk. „Wij wisten niet dat als die stilstonden, ze niet uitgeschakeld waren, ze wachtten tot we allemaal dichtbij waren en schoten ons dan in één keer dood.” Vietnam of de Rode Khmer, het maakte niet veel uit. „Bij beide legers kreeg je heel weinig te eten.”

Vanaf zijn tiende hanteerde Aki Ra een geweer als kindsoldaat. Morse: „Graag had hij de zwaardere wapens zoals granaatwerpers, want die kon je neerzetten en erachter gaan liggen. Ze schoten ook met kogels waaraan gas was toegevoegd. Dan zag je hoe mensen kronkelden en stikten.”

Kindsoldaten zoals hij leerden hoe ze mensen moesten verminken met heel kleine mijnen, hoe een verkenningsmissie te misleiden door de mijnen net wat verder weg te leggen en nadat de patrouille was geweest, ze weer op de weg te schuiven. „Zo blies Aki Ra een tank op met een generaal erin.”

Beren

Later leefde Aki Ra in het oerwoud en kreeg ontzag voor beren. „Die zijn zo slim. Ze maken een hoed van bladeren als de zon te heet is en ze stapten over de explosieven heen die voor ze bedoeld waren; wij wilden graag hun vlees eten.”

De grote omslag in zijn leven kwam toen hij 22 jaar was. De Verenigde Naties startten in Cambodja hun operatie Untac, om een eind te maken aan de burgeroorlog in het land. De missie bereidde verkiezingen voor en begon met het ontmijnen van het land, een proces dat nu, een kwarteeuw later, nog maar voor de helft is afgerond.

Aki Ra kwam in dienst van de Verenigde Naties. Voor het eerst kreeg hij een salaris, zat hij in een helikopter, werkte hij samen met mensen die je kon vertrouwen. Maar hij bleef wonen in een uitkijktorentje van bamboestokken, palmbladeren en een dak van gras, zodat hij desnoods slapend mensen kon zien aankomen.

De VN-blauwhelmen vertrokken na drie jaar. Maar Aki Ra zag een ongeluk dat hem tot een ingrijpend besluit bracht: „Op een stuk land liep een boerenechtpaar achter een koe en de ploeg aan. Ze droegen een kind van zes maanden met zich mee. De ploeg raakte een mijn. De koe, de boer en zijn vrouw werden uiteengereten. Maar de baby werd gelanceerd en belandde met zijn dode moeder op de akker ernaast. Ook die lag vol met mijnen. Drie dagen duurde het voordat we daar waren, zo veel mijnen lagen er in de weg. De baby bleef uit de borst van de moeder drinken en haalde het op die manier.”

Vietnamveteranen

Aki Ra besloot zijn leven lang mijnen te ruimen. Hij kende alle typen, wist precies hoe je het aan moest pakken. Hij kende geen angst, omdat hij nooit anders had gedaan. Maar hij had alleen een stok en een mes. Met de stok voelde hij om zich heen, met zijn vinger veegde hij de enkele centimeters grond weg en met het mes ontmantelde hij de ontstekingen. Hij schat dat hij er 50.000 heeft geruimd.

In 1999 had hij zo veel mijnen, wapens en stukken metaal verzameld dat hij bij zijn huis in de buurt van Siem Reap een museum inrichtte. In 2003 kwamen Bill en Jill Morse daar kijken. Morse was ooit luitenant geweest bij de Amerikaanse militaire politie, daarna leraar en daarna zakenman. Hij ging fondsen werven voor Aki Ra. Zes jaar later verhuisde het echtpaar naar Cambodja.

Dat land moet in 2020 mijnenvrij zijn, zegt hij. „Bij de overheden en de ngo’s is er heus wel interesse. Maar het heeft geen prioriteit en dus komen er niet voldoende financiële middelen.” Met dertig mensen werken Aki Ra en hij nu in de Cambodian Self Help Demining.

Certificaat

De organisatie werkt nu samen met de overheid. Dat verliep moeizaam. De Cambodjaanse regering zette Aki Ra in 2006 vast en sloot het museum. De voorheen explosieve spullen zouden niet veilig zijn opgeslagen, was de reden. Maar de echte motivatie was het kritische verhaal in het museum. Aki Ra zelf was zijn halve leven fout bezig, maar ook veel machthebbers van nu waren ooit actief in de Rode Khmer of kwamen in het kielzog van Vietnam aan de macht, zoals de groep rond premier Hun Sen.

Aki Ra moest ook zelf bijscholen. Nu is een scherfwerend pak verplicht en moet iedereen het doorzichtig masker met helm op – dus hij ook. Mijnen worden niet meer ontmanteld, ze worden allemaal op afstand tot ontploffing gebracht. En Aki Ra haalde na dertig jaar omgang met mijnen alsnog een certificaat om zijn werk legaal te kunnen voortzetten.

Het werk van zijn kleine Cambodian Self Help Demining wordt gezien als luis in de pels van veel grotere projecten. Aki Ra werkt juist niet in de gebieden waar veel mensen wonen, maar in de periferie. Dat is een bewuste keuze, omdat organisaties als de Halo Trust, die al sinds 1991 ook in Cambodja mijnen ruimt, de Mines Advisory Group (MAG) en het Cambodian Mine Action Center (CMAC), de Cambodjaanse overheidsdienst die explosieven ruimt, daar niet komen.

Complex

Mijnen ruimen is niet alleen een zaak van geld. Je moet ook weten waar ze liggen. Gelukkig zijn de explosieven in Cambodja redelijk in kaart gebracht. „Soms kom ik mijnen tegen waarvan ik zeker ben dat ik die zelf heb gelegd”, geeft Aki Ra aan. Naast mijnen (kleine antipersoons- en grotere antitankmijnen) zijn er onvoorstelbare hoeveelheden andere explosieven, in vaktaal ”unexploded ordnance” (UXO) en ”explosive remnants of war” (ERW); miljoenen kilo’s scherven, kleine wapens, delen van raketten, granaten en kogels.

Het opruimen van mijnen blijft riskant, zelfs met de wet die op afstand tot ontploffing brengen in plaats van demonteren verplicht maakt. Ook de maskers, beschermende kledij en metaaldetectoren bieden niet altijd soelaas. In april 2015 zette het Belgische bedrijf Apopo daarom vijftien ratten in, die met hun gewicht van 1,2 kilo en een getrainde neus de mijnen moesten signaleren en uit instinct opgraven. Aki Ra legde zich toe op andere projecten. Tegen de dertig kinderen wonen er rond het museum en gaan naar school. Negen van hen bezoeken de universiteit in Siem Reap. Bijna twintig scholen zijn de laatste tien jaar gebouwd in de dorpen die toen pas werden ontmijnd. Het meest recente Rural Village School Project is in het dorp Choeurng; daar viel vorig jaar voor het eerst sinds de jaren zeventig géén dode door een ontploffende mijn.

Cambodja kende veertig jaar geleden een genocide die een kwart van het aantal inwoners het leven kostte. In vier verhalen maken we de balans op. Vandaag deel 3: het verhaal van mijnenruimer Aki Ra, verteld door de Amerikaan Bill Morse.

Mijnen nu vooral door terreur

Elke dag vallen er wereldwijd nog achttien doden door ontploffende mijnen. Driekwart van deze explosieven doden geen soldaten, maar burgers. Het Verdrag van Ottawa (1997) verbiedt gebruiken, bezitten en produceren van antipersoonsmijnen; 162 landen tekenden het, maar 34 niet, waaronder Rusland, China, Israël, Pakistan, Noord-Korea, maar ook de Verenigde Staten. De VS bezitten een vijfde van de 50 miljoen mijnen die wereldwijd nog liggen opgeslagen, maar gaven tijdens de twee ambtstermijnen van president Obama ook 2 miljard dollar uit aan het bestrijden van mijnen. Elf landen produceren nog mijnen, maar ze worden overvleugeld door terreurbewegingen die mijnen en andere IED’s (geïmproviseerde bommen) vervaardigen. De meeste mijnen liggen nu nog in Irak, met Libië en Syrië als tweede en derde land op de ranglijst.

Amputatie

Van de 16 miljoen Cambodjanen hebben er 45.000 een amputatie ondergaan. In de meeste gevallen ging er een mijnexplosie aan vooraf. Van de ruim 6 miljoen mijnen die er tussen 1970 en 1998 in Cambodja zijn gelegd, moet de helft nog worden geruimd. De meeste liggen in de vijf provincies in het westen en noorden, omdat daar de Rode Khmer lang standhield tegen de Vietnamese troepen en het Cambodjaanse leger. Het aantal dodelijke slachtoffers van mijnen in Cambodja liep terug van 4300 in 1996 tot 111 vorig jaar. Cambodja moet in 2025 mijnenvrij zijn, schatten Halo Trust en de overheidsorganisatie CMAC; daarvoor is nog 360 miljoen dollar nodig.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer