In Teheran is het paradijs ver weg
De Armeense kerkdiensten in het Iraanse Teheran staan in deze weken voor Pasen in het teken van het vasten. Het gordijn voor het altaar, dat normaal is opengeschoven, zit nu potdicht om te benadrukken dat de weg tot God totaal afgesloten was. „Met Pasen zullen ze weer opengaan”, kondigt de Armeense bisschop Makarios, van de Armeens-Apostolische Orthodoxe Kerk aan. „Dan kunnen de mensen met eigen ogen aanschouwen dat de weg naar God weer open is.”
Armeniërs wonen al vanaf de zesde eeuw voor Christus in het gebied dat nu Iran heet, en ze nemen volop deel aan het sociale, culturele en economische leven, vertelt de Armeense bisschop Makarios (45) uit Libanon. „In het verleden telde Iran wel 350 Armeense kerken, daarvan zijn er slechts 7 over.”
„De discriminatie van Armeniërs in Iran is redelijk groot. Bij een verkeersongeluk met een moslim worden niet-moslims sneller benadeeld. En bij het verdelen van een erfenis zal een moslim meer toebedeeld krijgen dan een niet-moslim. Christenen komen ook niet in aanmerking voor belangrijke overheidsbanen, hoewel ze wel in andere sectoren invloedrijke functies vervullen. Zo werken er aan de Iraanse universiteiten 92 christelijke hoogleraren.”
Geen alternatief
De Armeense bisschop constateert dat vooral jongeren uit zijn geloofsgemeenschap moeite hebben met deze achterstelling. „Zij willen daarom liever emigreren en grijpen elke kans aan om Iran te verlaten. Maar weinigen verlaten het land uit echte armoede: Armeniërs die emigreren hebben vaak een goede baan en laten een relatief goed leven achter zich. In Armenië, waar geregeld Armeense Iraniërs naartoe reizen, gelden onnoemelijk veel regels, worden hoge belastingen geheven en de corruptie tiert er welig. Hoewel het een christelijk land is. Daarom is het niet aanlokkelijk voor emigranten.” De bisschop constateert ook dat de Armeens-Orthodoxe Kerk in Armenië klein is en nog onvolwassen. „In de communistische tijd waren kerken verboden, en gemeenten konden daardoor nauwelijks groeien. Kerken ondervinden daarvan tot op de dag van vandaag de negatieve gevolgen. Emigratie naar Armenië zou ik daarom afraden. Mensen hebben nogal de neiging om elke kans om naar het buitenland te emigreren met beide handen aan te grijpen.”
Uitlaatgassen
Bisschop Makarios is zelf vreemdeling in Iran. Hij werd geboren in Libanon en verhuisde zes jaar geleden naar de Iraanse hoofdstad Teheran. „Iran verschilt enorm van Libanon: Iran is een moslimstaat, terwijl Libanon christelijk is. In Libanon kan een christelijke vrouw gerust in het huwelijk treden met een moslimman, maar in Iran is een christen toch wel verplicht een huwelijkspartner binnen de kerk te zoeken. Het is verboden om te evangeliseren onder moslims; daar zijn we overigens zelf ook op tegen. Toch worden Armeniërs –die met 80.000 mensen de grootste officieel erkende Iraanse minderheid vormen– in Iran met respect behandeld als we ons aan de regels houden. Iran is het enige islamitische land waar je in vrijheid Jood of christen kan zijn.”
De bisschop vertelt dat de Armeniërs al vele honderden jaren in Tabriz verblijven en dat de Armeense kerk al rond het jaar 300 is ontstaan. „Achttien jaar gelden kregen we in Iran meer rechten dan daarvoor: we mochten weer Bijbels bezitten en een christelijk levensstijl hanteren. We mochten onze kinderen naar Armeense scholen sturen, die gesubsidieerd worden door de overheid. We kunnen ouderen en mensen met een handicap opvangen in speciale tehuizen en behandelen in een eigen ziekenhuis. Armeniërs kunnen de Armeense cultuur beleven in 35 verschillende Armeense culturele verenigingen.”
Niet populair
„Onze jongeren proberen we door middel van Bijbelstudie bij de kerk te betrekken”, vervolgt bisschop Makarios, maar hij moet constateren dat het niet storm loopt. „Bijbelstudie is niet populair, omdat verschillende sportclubs op hetzelfde tijdstip open zijn en die zijn zeer aantrekkelijk voor jongeren. Ook de zondagsschool wordt niet heel druk bezocht.
Tegenwoordig is driekwart van de 80.000 Iraanse Armeniërs kerkelijk, hoewel sommigen maar twee tot drie keer per jaar een samenkomst bijwonen. Ik hoop dat dat aantal stijgt, en dat Armeniërs ook in hun dagelijkse leven een christelijke levensstijl hebben en daarmee Christus laten zien.” De bisschop lacht: „We kunnen nog genoeg evangelisatiewerk verrichten onder Armeniërs.”
De bisschop vertelt dat hij het liefst in Libanon zou wonen, maar „voor God graag in Iran werkt.” „Het was de bedoeling dat ik de Armeense kerk in Iran voor een jaar zou dienen, maar mijn tijdelijke opdracht werd steeds met een jaar verlengd. Daardoor heb ik ook nog steeds geen Farsi leren spreken.” Het wonen in Teheran heeft ook nadelen. „Het paradijs lag ooit, gedeeltelijk in Iran en dat merk je nog steeds: de natuur is hier overweldigend, maar Teheran wordt tegenwoordig vergiftigd door uitlaatgassen, waardoor daar het paradijs wel heel ver weg lijkt.”
Opstanding
De Armeense gemeenschap komt elke vrijdag bijeen in Teheran. De morgendienst start met momenten van bezinning, gebed en lofprijzing. De bisschop preekt in het hedendaags Aramees over het dienen van God en het onderhouden van Zijn geboden naar aanleiding van Deuteronomium 10:12, uit de Aramese Bijbelvertaling. „Leer Jezus kennen, neem Hem aan en volg Hem”, vat hij de boodschap samen. „Weet wat Jezus heeft gepreekt, leer Hem kennen als God en Bevrijder.”
Na de preek vieren de orthodoxen het heilig avondmaal, ter nagedachtenis aan Jezus Die Zijn leven gaf. Daarna neemt de bisschop plaats te midden van de gemeenteleden en bidt voor nabestaanden van overledenen, en spreekt over Jezus’ opstanding uit de doden en over het eeuwige leven, tot troost van allen die een geliefde moeten missen.
„De meeste Armeniërs zijn in de kerk gedoopt, maar ze worstelen soms met de vraag hoe ze hun geloof in praktijk kunnen brengen. In deze vastentijd richten we ons op het onder ogen zien van verdriet en pijn. Houden we van onze buren, en delen we in hun verdriet en pijn? Ik wens dat elke mens zijn zonde en zwakte onder ogen ziet en het levensreddende cadeau van Jezus accepteert.”
Religieuze minderheden in Iran
Artikel 13 van de Iraanse grondwet meldt dat Armeniërs, Assyriërs, Zoroastriërs en Joodse Iraniërs in Iran de enige erkende religieuze minderheden zijn. Vijf van de 290 Iraanse parlementszetels zijn gereserveerd voor vertegenwoordigers van deze religieuze minderheden. Zoroastriërs, Joodse Iraniërs en Assyriërs vaardigen elk één afgevaardigde af, Armeniërs hebben recht op twee zetels in het parlement.
Deze vier traditionele geloofsgenootschappen van etnische minderheden mogen in Iran geen kerkdiensten beleggen in de voertaal van het land, het Farsi. Ook mogen ze geen nieuwe leden ‘van buiten’ toelaten. Om de overheid te vriend te houden, beleggen Joden hun samenkomsten in het Hebreeuws, Armeniërs in het Aramees, Assyriërs preken in het Assyrisch en Zoroastriërs in een oud dialect van het Farsi. Voor andere religieuze minderheden is in Iran officieel geen plaats, vooral kerken die evangeliseren onder moslims moeten het ontgelden, want moslims mogen hun geloof niet vaarwel zeggen. Christenen uit kerken die niet door de Iraanse overheid worden erkend, mogen in Iran hun geloof niet in vrijheid belijden. Zij beleggen daarom soms geheime kerkdiensten bij mensen thuis. Ook de Bahai’s, een van oorsprong Iraanse religieuze minderheid, worden gediscrimineerd en zelfs vervolgd om hun geloof. Zij hebben in Iran zelfs geen recht op een bestaansminimum.
Eind 2016 berispte de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Iran nog voor de schending van de mensenrechten. Het was, sinds 1985, de 29e resolutie waarin hierover bezorgdheid werd geuit.
----
Correctie 18-4
In bovenstaand artikel stonden twee onjuistheden. Er wordt gesproken over de Armeense bisschop Makarios. De Armeense bisschop van Iran heet echter Sargsyan. Ook werd geschreven dat het Aramees de taal is van de religieuze bijeenkomsten van de Armeniërs in Iran. Dat moet echter het Armeens zijn.