GroenLinks reikt naar Trêveszaal
In de formatie zijn alle ogen gericht op GroenLinks. Gedijt zo’n radicaal-progressieve partij, die nooit eerder op het pluche zat, eigenlijk wel in de Trêveszaal? En áls de drie anderen met Klaver een akkoord bereiken en GroenLinks eindelijk gaat regeren, trekt hun achterban dit dan?
Tijdens formatiebesprekingen zijn alle partijen gelijk. Nu ja, sommige zijn iets minder gelijk dan andere. In de gesprekken met informateur Schippers bijvoorbeeld is GroenLinks met stip hét probleemgeval. Want één: de partij van Klaver heeft voorheen nooit geregeerd. Twee: het programma van GroenLinks ligt het verst weg van het politieke midden. Drie: GroenLinks is inwisselbaar.
Dat VVD, CDA en D66 straks in de Trêveszaal terechtkomen, lijdt weinig twijfel. Zij kunnen inhoudelijk vrij gemakkelijk tot een vergelijk komen. Niet voor niets heten zij het „motorblok” van de nieuwe coalitie. Maar dan? Dan zijn er ten minste drie opties: met GroenLinks, met de ChristenUnie, of een minderheidscoalitie. Juist die inwisselbaarheid van Klaver en de zijnen maakt de positie van GroenLinks in de huidige formatiebesprekingen precair. „Schikken jullie niet in? Best, dan nemen we voor jullie een ander.”
Maar nog afgezien daarvan, kán GroenLinks eigenlijk wel regeren? Dit is toch die partij die voortkomt uit de tamelijk anarchistische PSP, een politieke stroming die elke vorm van geweld verwierp en streefde naar „een samenleving waarin productiemiddelen, grond, huizen, transport-, bank- en verzekeringswezen aan de gemeenschap behoren”? En is GroenLinks niet tevens geworteld in de CPN, een club die jarenlang uitsluitend op het kompas van Moskou voer en die door de toenmalige BVD nauwlettend in de gaten werd gehouden?
Jazeker, maar dat alles is lang, heel lang geleden.
Transformatie
Wie wil weten hoe GroenLinks, vanaf de fusie van CPN, PSP, PPR en EVP in 1990, in twintig jaar tijd ontwikkelde van een veredelde club actievoerders, milieuactivisten, krakers en straatvechters naar een serieuze, potentiële regeringspartij, leze het zeven jaar geleden verschenen boek ”Van de straat naar de staat?”, onder redactie van Paul Lucardie en Gerrit Voerman. Samen met andere auteurs beschrijft dit tweetal de opmerkelijke metamorfose van radicaal en onrealistisch naar gematigd links en constructief, van een groepering die zich aanvankelijk alleen senang voelde in de oppositie naar een partij die regeringsdeelname openlijk ambieerde, van een partij die het leger liever vandaag dan morgen zou opdoeken naar één die, zij het met pijn in het hart en na veel interne discussie, eind jaren negentig de NAVO-bombardementen op Kosovo steunde.
In die ontwikkeling speelde Paul Rosenmöller, partijleider van 1994 tot 2002, een belangrijke rol. De man die in de paarse periode gold als dé oppositieleider tegen de kabinetten-Kok en die GroenLinks naar de –tot 2017– beste verkiezingsuitslag ooit voerde (11 Kamerzetels in 1998), maakte persoonlijk eenzelfde ontwikkeling door als zijn partij. Begonnen als maoïst die zijn universitaire studie bewust opgaf om havenarbeider in Rotterdam te worden, werd hij na vakbondsleider eerst gewoon Kamerlid en daarna fractievoorzitter.
Pampers
Rosenmöller, de man die onbespoten groente at, niet elke dag vlees op tafel zette, maar die zichzelf „zeker geen milieufanaat” noemde. De man die zijn kinderen aanvankelijk katoenen luiers omdeed, maar later vanwege het gemak overstapte op pampers. De man die het in de Kamer niet liet bij gemakzuchtige kritiek op het neoliberale kabinet, maar die samen met D66 en de VVD (!) een initiatiefwet indiende „ter bevordering van de arbeidsdeelname van allochtonen.”
Rosenmöller, de man ook over wie Kok, toen hij in het Catshuis met VN-topman Kofi Annan dineerde, tegen de secretaris-generaal waarderend opmerkte: „Paul keeps us sharp.” De man ten slotte die zich op Prinsjesdag 1999 in Armanipak en met stropdas liet fotograferen bij, jazeker, het Torentje.
Wat de oud-vakbondsleider begon, namelijk door zijn persoon en optreden zijn partij ”regierungsfähig” te maken, voltooide zijn opvolgster, Femke Halsema (partijleider van 2002 tot 2011). Deze intellectuele gevoelspolitica, prototype van linkse vrijzinnigheid, stippelde op het gevoelige terrein van het arbeidsrecht een nieuwe partijlijn uit. Samen met fractiegenote Van Gent presenteerde zij in 2005 het manifest ”Vrijheid eerlijk delen”, waarin zij ervoor pleitte de verzorgingsstaat activerender en emanciperender te maken. Minder omfloerst gezegd: ook van GroenLinks mochten uitkeringsgerechtigden voortaan niet meer onbegrensd in hun hangmat blijven liggen, maar werden zij verplicht om, als het even kon, de mouwen op te stropen.
Liberaal van het jaar
Intern leverde die koerswijziging gemor op, onder meer in het oud-linkse deel van de partij, waarvan senator Leo Platvoet een prominent vertegenwoordiger was. De liberale jongerenorganisatie JOVD daarentegen was enthousiast en riep Halsema, half plagend, uit tot ”liberaal van het jaar”.
Onder de zeer rechtstatelijk denkende Halsema rekende de partij bovendien verder af met de radicale actiemethoden uit het verleden. Zo moest Eerste Kamerlid Sam Pormes in 2006 het veld ruimen toen bekend werd dat de politicus van Molukse komaf dertig jaar eerder in Zuid-Jemen had meegedaan aan guerrillatrainingen en dat hij ooit bij een aanslag op de politie betrokken was geweest. In 2008 liet GroenLinks ook Kamerlid Duyvendak vallen, nadat deze bekend had dat hij in 1985 had meegedaan aan een inbraak in het ministerie van Economische Zaken, waarbij geheime documenten met plannen voor nieuwe kerncentrales waren gestolen.
De inhoudelijke koerswending van radicaal naar pragmatisch en het openlijk afstand nemen van tegen het wettelijk gezag gerichte actiemethoden, maakte GroenLinks, zowel in eigen ogen als in de beleving van de buitenwacht, steeds meer klaar voor de regeringsmacht.
Toch kwam het dáár uiteindelijk nooit van. Terwijl na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 40 procent van de bevolking onder een lokaal bestuur viel waarin ook GroenLinks zetelde, liep het op landelijk niveau twee keer opmerkelijk mis.
Prijs opdrijven
Na de Kamerverkiezingen van 2006 overspeelde Halsema haar hand toen ze Balkenende en Bos de boodschap gaf dat die het eerst maar eens met de ChristenUnie moesten proberen. Ongetwijfeld in de hoop dat die formatiepoging zou mislukken, zodat GroenLinks de prijs daarna flink kon opdrijven. CDA en PvdA kwamen er met Rouvoet echter wél uit, en GroenLinks had het nakijken.
In 2010 zat de partij dichter bij het vuur. Wekenlang sprak Halsema met Rutte, Cohen en Pechtold over een zogeheten paarsplusvariant. Een deal leek in zicht, waarbij GroenLinks zou afzien van de kilometerheffing en de VVD akkoord zou gaan met vergroening van het belastingstelsel. Maar uiteindelijk klapten die onderhandelingen, vooral door een stugge opstelling van liberalen en sociaaldemocraten, en kwam er een coalitie van VVD en CDA, gedoogd door de PVV, tot stand.
Ravijn
Inmiddels zijn we zeven jaar verder. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Wellicht slaagt de flexibele en pragmatische Klaver waar Halsema faalde. De inhoudelijke afstand tot D66 is gering, de kloof met het CDA moet voor de man die ooit bij het CNV werkte en die als enige GL-Kamerlid twee weken geleden de eed aflegde, te overbruggen zijn.
Maar valt over het ravijn dat tussen GroenLinks en VVD in ligt, óók een wankel plankje te leggen? Dat zal de tijd gaan leren.
Voerman: Formatie gaat hoe dan ook erg moeilijk worden
„Vergroening van onze economie, op dat punt kan en moet GroenLinks in deze formatie iets binnenhalen”, denkt prof. dr. Gerrit Voerman, hoogleraar ontwikkeling en functioneren van het Nederlandse en Europese partijstelsel.
GroenLinks ging dit jaar met drie speerpunten de campagne in: vergroening van de economie en het belastingstelsel, een grotere inkomensgelijkheid (in de geest van de Franse econoom Piketty), en een ruimhartiger asiel- en migratiebeleid. „En net op deze drie punten schuurt het met de opvattingen van VVD en CDA”, analyseert Voerman.
De vraag is welk onderdeel nog de meeste kansen biedt op een vergelijk. „Als het gaat om de verkleining van inkomensverschillen, zullen VVD en CDA weinig bereid zijn tot inschikken”, vermoedt de Groningse wetenschapper. „Datzelfde geldt voor asiel en migratie. VVD en CDA hebben zich juist op deze thema’s in de campagne sterk geprofileerd. Rutte onder meer door zijn pleur-op-uitspraak in het tv-programma Zomergasten. Buma sloeg op zijn manier piketpaaltjes, bijvoorbeeld door zich uit te laten over dubbele paspoorten en daar zelfs dat van koningin Máxima bij te betrekken. Beiden wilden de kiezer laten zien: voor deze thema’s hoef je niet naar Wilders, ze zijn bij ons in goede handen. Ze zullen daarom op dit terrein geen terugtrekkende bewegingen willen maken.”
Rest de vergroening van de economie en het belastingstelsel. „Het verschilpunt ten aanzien van het klimaatbeleid, dát kan verhoudingsgewijs nog het makkelijkst opgelost worden.” Voerman wijst erop dat de vier partijen op dit terrein, in tegenstelling tot bij asiel en migratie, niet principieel en lijnrecht tegenover elkaar staan. „Want laten we wel zijn, wie is er nu tégen een beter milieu? Dat willen natuurlijk ook VVD en CDA niet over zichzelf gezegd hebben.”
Daarbij is het relevant dat er tijdens deze formatie nu eens niet bezuinigd hoeft worden, maar dat er juist voor het eerst weer geld beschikbaar is. „Dat maakt het vinden van een compromis, of het toegeven aan de wensen van een andere partij, makkelijker.”
De wetenschapper, die in 2010 samen met Paul Lucardie een monografie over GroenLinks redigeerde, zou zich kunnen voorstellen dat Klaver er genoegen mee neemt als hij op het punt van vergroening voor een belangrijk deel zijn zin krijgt. „Dan kan hij het bij de andere twee speerpunten laten bij wat kleine uitruilzaken. Maar ten aanzien van het milieu móét hij met één of meer duidelijke, concrete trofeeën thuiskomen. ”Groen” staat in de partijnaam niet voor niets voorop. En ook onder jongeren leeft dít speerpunt het meest. Uiteindelijk wordt het elkaar vinden enigszins vergemakkelijkt doordat wat voor GroenLinks het allerzwaarst weegt, de vergroening, het terrein waar bij de andere drie ook de meeste ruimte zit.”
Binnen een NRC-panel van 62 prominente (ex-)politici denkt 70 procent dat formeren met GroenLinks kansloos is.
„Dat ik hiervoor schetste waar eventueel kansen liggen voor het vinden van overeenstemming, betekent niet dat ik denk dat het makkelijk wordt. Ook op het gebied van vergroening zitten nog heel lastige twistpunten, zoals de kerosinetaks waar GroenLinks voor en de VVD fel tegen is. Deze formatie gaat hoe dan ook erg moeilijk worden. Het worden zware en harde onderhandelingen die, als ze al slagen, zullen resulteren in een dik regeerakkoord.”
GroenLinks heeft een idealistische én kritische achterban. Het is de vraag of Klaver die ooit tevreden kan stellen.
„Leden van GroenLinks zijn inderdaad kritisch. Maar ze zijn wel veel realistischer dan dertig of veertig jaar geleden. Ze beseffen goed dat hun partij de kleinste van de vier is en dat zij haar eisen dus niet eindeloos kan opschroeven.
Zeker, je hebt nog een kleine groep die zich ”kritisch GroenLinks” noemt, die, als het gaat om het dragen van bestuursverantwoordelijkheid, nog deels de oude, radicale lijn van PSP en CPN volgt. Maar dat zijn merendeels mensen van rond of boven de zestig, die voor mijn gevoel in de marge van de partij zitten.”
Wíl de partij graag regeren?
„Ja. Dat bleek al heel duidelijk in 2006 en 2010, toen Halsema en haar team onder meer door strategische fouten buiten de boot vielen. Daar kwam toen in de partij veel kritiek op. Het feit dat Halsema kort na de formatie van 2010 uit de politiek vertrok, had hier ook mee te maken.
Wat Klaver nu in elk geval mee heeft, is dat hij een winnaar is. Natuurlijk kan hij straks bij zijn achterban niet aankomen met een regeerakkoord waarin voor GroenLinks slechts enkele kruimels zitten. Maar omgekeerd is het wel zo dat Klaver door maar liefst tien zetels winst te boeken, stevig in zijn schoenen staat. Iedereen beseft dat het feit dat de partij weer swingt, voor een belangrijk deel aan zijn persoon, uitstraling en optreden te danken is. Dus als híj straks met een fatsoenlijk onderhandelingsresultaat thuiskomt, denk ik dat de achterban zeker zal zeggen: Dán moet het ook goed zijn.”