Naar schatting miljoenen moslims zijn de achterliggende decennia christen geworden. Maar waar blijven zij? Soms in de al bestaande kerken, zo blijkt. Maar soms ook in nieuwe gemeenschappen die uiterlijk nauwelijks van de samenkomst in de moskee te onderscheiden zijn.
Resoluut schudt hij zijn hoofd. De westerse zendeling in Doha, de hoofdstad van het oliestaatje Qatar, is ervan overtuigd. Je moet van islamitische bekeerlingen geen westerse christenen willen maken. „Waarom zou ik druk uitoefenen op een moslim om niet meer naar de moskee te gaan? Het is veel belangrijker dat hij in zijn eigen omgeving laat zien wat het betekent om met Jezus te leven.”
De man schuift wat spullen aan de kant die op de tafel staan en tekent een denkbeeldige lijn op het tafelblad. „Kijk, aan deze kant zitten ex-moslims die alleen maar in een kerk met een toren bij elkaar willen komen. Vaak is dat ook nog een westerse kerk. Ze hebben in alle uiterlijke vormen afstand genomen van hun verleden. En hier”, zijn vinger loopt naar het andere eind van het tafelblad, „vind je een geheime gelovige die in alles een moslim lijkt, maar wel Jezus in zijn hart heeft. Ze zijn allebei gelovig, maar zitten allebei aan het andere uiterste van de schaal. En wat mij betreft is het voor ex-moslim veel beter om aan de kant van de geheime gelovige te zitten dan aan de kant van de westerse kerk.”
Hooglopende discussies
De zendeling heeft die schaal niet zelf verzonnen. Het is de C-schaal (zie infographic), waarbij de C staat voor ”Christ Centered Community”, een gemeenschap waarbij Christus centraal staat.
De schaal is bekend geworden sinds het aantal bekeringen onder moslims sterk is toegenomen. Die ontwikkeling riep allerlei vragen op. Waar gaan deze ex-moslims naartoe? Welke gemeenten ontstaan er? Hoe zien die er uit qua vorm?
De C-schaal geeft op deze vragen antwoorden. Het model is ontwikkeld door John Travis, pseudoniem van een Amerikaanse missioloog die in 1998 bekendheid kreeg toen hij een publicatie maakte van de zes verschillende soorten kerken die hij onder ex-moslims aantrof. „Het was bedoeld als een beschrijving van de feitelijke situatie die ik in de islamitische landen waar ik woonde, tegenkwam”, zegt Travis desgevraagd.
Maar sindsdien is de schaal een eigen leven gaan leiden. In zendingskringen ontstonden er hooglopende discussies over die nog altijd niet zijn uitgewoed. Heel negatief is bijvoorbeeld de Amerikaanse onderzoeker van bewegingen van ex-moslims Duane Miller (zie deel 1 van deze serie). „Dit is wat Amerikanen altijd doen”, zegt hij telefonisch over het model van Travis. „Simpele oplossingen bedenken voor heel grote problemen. Dat kan je naar de maan brengen, maar het kan ook zoiets als de C-schaal opleveren.”
Buitenlandse christenen
Er zijn twee grote inhoudelijke punten van kritiek die steeds terugkeren als het over de C-schaal gaat, en dan vooral over de promotie van C4, C5 en eventueel zelfs C6. De eerste gaat over de naam ”christen”. Is het nog Bijbels om ex-moslims aan te moedigen om in het huis van de islam te blijven? Om Christus te volgen –in de islam bekend als Isa– maar jezelf geen toch christen te noemen?
Dat is absoluut te verdedigen, zegt de eerdergenoemde zendeling in Qatar. C5 is volgens hem zelfs het ideale model. „Anders ga je alleen maar druk uitoefenen op ex-moslims om te worden zoals buitenlandse christenen. Maar die veranderingen zijn echt niet per se Bijbels – alsof wij de waarheid in pacht hebben.”
C5 is absoluut niet meer te verantwoorden, zegt daarentegen de in Libanon opgegroeide zendingsman Georges Houssney, die christenen helpt om zending te bedrijven onder moslims. „Je kunt niet claimen dat je een volgeling van Christus bent en tegelijkertijd ontkennen dat je een christen bent”, schrijft hij op de website Biblical Missiology. „Dat zou oneerlijk zijn, verwarrend en niet waar. Christus volgen betekent christen zijn, een echte, Bijbelse christen.”
John Travis zelf, de mastermind achter de C-schaal, vindt die kritiek veel te simplistisch. „Het woord christen heeft minstens drie betekenissen: sociologisch, cultureel en geestelijk. Voor veel moslims heeft het woord vooral een sociologische betekenis. Het begrip verwijst simpelweg naar blanke Europeanen of Amerikanen, los van iemands persoonlijke geloof of overtuiging.”
Welke betekenis er ook vooropstaat, Travis wijst erop dat alle christenen delen in de last van de geschiedenis, waarin vaak oorlogen uit naam van het christendom zijn uitgevochten tegen moslims. „Het is dus niet moeilijk te begrijpen waarom een moslim uit bijvoorbeeld India, die nu Christus volgt, zichzelf liever betitelt als ”volgeling van Jezus” of als ”moslim die Isa volgt” dan als ”christen”. Ze zoeken een taal om anderen op een geestelijke manier uit te leggen wie ze zijn – misschien zoals dat ook in de Vroege Kerk gebeurde, waar volgelingen van Jezus zichzelf aanduidden als ”mensen van de weg”.” Kortom: of iemand zich christen noemt, zegt nog lang niet alles, stelt Travis.
Syncretisme
Maar er is nog een tweede kritiekpunt op de aanwezigheid van C5-gemeenschappen in de islamitische wereld – misschien nog wel fundamenteler dan de naam christen. Het is de veelgehoorde zorg dat volgelingen van Jezus die naar de moskee blijven gaan, godsdiensten gaan vermengen. Ze zouden het levensgrote gevaar lopen om een vorm van syncretisme te gaan bedrijven, waarbij het unieke werk van Christus naar de achtergrond verdwijnt.
„Weet je hoe mijn hoogleraar aan Fuller Seminary in Californië daarop reageerde toen ik nog missiologie studeerde?” vraagt Travis als hij met die kritiek wordt geconfronteerd. „Hij zei: Als een groep volgelingen van Christus, waar ook ter wereld, gefocust blijft op het Woord van God, dan zullen ze op termijn de dingen goed doen. Maar blijft een groep niet op het Woord gefocust, waar ook ter wereld, dan gaat het mis. Met andere woorden: dan wordt hun leer syncretisch. En met een kleine glimlach vervolgde mijn professor dan: Dat geldt voor nieuwe moslimvolgelingen van Jezus in Zuid-Azië, maar net zo goed voor mijn eigen kerkleden van de methodistenkerk hier om de hoek in Pasadena.”
Zijn punt is duidelijk: in feite gaat de hele discussie volgens hem om het navolgen van Christus en veel minder over hoe dat uiterlijk gestalte zou moeten krijgen.
C5 is daarbij niet méér te verkiezen dan C1 of C2, stelt Travis. „We moeten alle moslims eren die een prijs hebben betaald om Jezus te volgen. Ik eer broeders en zusters die zich geleid weten naar kerken van het type C1 en C2. Veel van hen hebben geleden voor hun geloof, en ik ken veel van deze moslims. Maar we moeten ook C5- en C6-gelovigen eren. Zij lijden op andere manieren. Veel C6-gelovigen zijn zogenoemde geheime volgelingen van Jezus, in landen als Saudi-Arabië. Daar zijn simpelweg geen kerken of manieren om openlijk voor hun geloof uit te komen.”
rd.nl/exmoslims voor de andere artikelen in deze serie. rd.nl/exmoslimstest voor een test waarbij de bezoeker in de schoenen van een ex-moslim stapt.
„Als m’n vader me meevraagt naar de moskee, zeg ik: Geen tijd”
Hoe ziet de C-schaal er in de praktijk uit in de islamitische wereld? Het verhaal van Hoessein, een geheime gelovige (C6) in Bahrein die elke week een buitenlandse kerk (C2) bezoekt.
We ontmoeten elkaar in een fastfoodrestaurant in Manamah, de hoofdstad van Bahrein. Hoessein (een pseudoniem) is een jonge man van 28 jaar met een open gezicht. Hij komt uit een sjiitische familie – zoals de meeste mensen in het kleine oliestaatje voor de kust van Saudi-Arabië. Zijn familie heeft bovendien een bekende achternaam in de regio. „Ik heb overal familie, niet alleen in Bahrein, maar ook in de Verenigde Arabische Emiraten. Vaak ken ik ze niet, maar als ik dezelfde achternaam tegenkom, weet ik: die persoon heeft hetzelfde bloed als ik.”
Wel hetzelfde bloed, maar niet hetzelfde geloof. Hoessein is christen, al tien jaar. Op zijn achttiende kwam hij in een kerk terecht – min of meer als grap. Hij werd aangetrokken door de liefde die hij er proefde bij de andere kerkgangers. Het veranderde zijn leven.
Maar niemand weet dat. Al tien jaar lang houdt Hoessein zijn geheim voor zichzelf. „Mijn moeder heeft wel gemerkt dat er iets aan me veranderd is. Maar ze vraagt niet wat het dan is. Ze is vooral blij met hoe ik nu ben.”
Intussen gaat hij al tijden iedere donderdag naar een kleine Egyptische protestantse kerk in Manama – een kerk die op de C-schaal het beste in C2 past: voor de omgeving een kerk van buitenlanders, maar wel met het Arabische dialect van Bahrein.
Hoessein gaat er heen op het gevaar af ontdekt te worden. „Als mijn familie vraagt waar ik heen ga, zeg ik meestal: Naar vrienden. Dan vragen ze niet verder.”
Maar Bahrein is klein en mensen praten over elkaar. Wat als zijn familie het te weten komt? „In de meeste families word je dan het huis uitgeschopt. Ik denk niet dat ze dat met mij zullen doen. Ze zullen wel stevig met me gaan praten. Drie, misschien vier keer. En dan laten ze het erbij zitten. Hoop ik.”
Hoessein ziet uit naar de dag dat hij zijn geheim kan delen met zijn familie. „Maar ik wacht op de goede tijd. Ik ken mijn familie; dit is nog niet de goede tijd.”
Het moeilijkst zijn de momenten waarop de familie verwacht dat Hoessein meedoet met religieuze verplichtingen. „Dan vraagt mijn vader: Ga je mee naar de moskee? Geen tijd, zeg ik dan. Of: Binnenkort.” De ramadan is ook zoiets. „Ik eet stiekem op mijn kamer. Maar niet te veel, anders valt het op dat ik zo weinig eet als we na zonsondergang het vasten mogen breken.”
Er zijn mensen die het nog veel moeilijker hebben als geheime gelovige, weet Hoessein. Maar zijn last weegt desondanks soms zwaar. Als hij me een lift geeft in zijn blauwe Audi, schuift hij met een mismoedig gebaar de spullen van de bijrijdersstoel. „Kijk, zo eenzaam ben ik”, zegt hij met een halve glimlach. „Er rijdt nooit iemand met me mee. Geen vriend, geen vrouw.”
„Het gaat mis zodra het model de werkelijkheid voorschrijft”
De C-schaal is het ijkpunt geworden van gemeenten onder moslims, zegt dr. Bernhard Reitsma. Hij vindt dat geen enkel probleem, zolang het maar geen mal wordt voor hoe ex-moslims moeten leven.
Heel bescheiden. Dat wil dr. Reitsma zijn als het gaat over de vraag hoe ex-moslims hun geloof vorm moeten geven. Als hoogleraar kerk in de context van de islam aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is hij ervan overtuigd dat christenen zónder moslimachtergrond zelf net zo goed spreken vanuit hun eigen context. „We kunnen niet zomaar zeggen: Onze manier is dé manier om het Evangelie te leven.”
Dus snapt hij dat er in het Midden-Oosten gemeenten zijn ontstaan van ex-moslims die hun geloof zo vormgeven dat het soms erg lijkt op hoe ze dat binnen de islam deden. „Sommigen blijven naar de moskee gaan, anderen doen dat niet meer. Sommigen zien in de Koran ook wijsheid van God, anderen wijzen dat af. Daar vinden ze hun eigen weg in.”
Al te makkelijk oordelen westerse christenen daarover, denkt Reitsma. „Je kunt wel zeggen dat sommige ex-moslims het Evangelie vermengen met de islam, maar dat soort vragen spelen hier net zo goed. Als je ondernemer bent en christen, is er evenzeer het gevaar dat je de mammon mengt met het christelijk geloof.”
Reitsma gelooft niet dat een van de modellen in de C-schaal het ultieme antwoord biedt. „Het gebeurt allemaal tegelijk. Ik ken voorbeelden van gesloten gemeenschappen waar de gelovigen weinig keus hadden dan aan de C5-kant te gaan zitten. Anders zouden ze niet worden geaccepteerd. Tegelijk lopen in landen als Jordanië en Libanon vluchtelingen uit Syrië vaak de al bestaande kerken binnen. Dan merk je: als ze echt op zoek zijn, doet de vorm er veel minder toe. Op dit moment gebeurt er van alles wat onze ideeën en theorieën veel minder relevant maakt. God is alweer tien stapjes verder.”
Daarom heeft de theoloog, die zelf jaren voor de Gereformeerde Zendingsbond in Libanon woonde, er problemen mee als de C-schaal wordt gebruikt om een bepaalde weg voor te schrijven – alsof moslims per definitie beter af zijn in een kerk van model C4. „Dan gaat het mis. Het model is beschrijvend bedoeld, maar je ziet dat het soms voorschrijvend wordt gebruikt.”
Sommige van de kerktypes uit de C-schaal bestaan in Nederland ook, ziet Reitsma – al krijgen die anders vorm dan in het Midden-Oosten. Hij schrijft erover in zijn nieuwe boek dat volgende maand verschijnt. „Er zijn gemeenten die helemaal bestaan uit ex-moslims én er zijn traditionele kerken die ex-moslims hebben opgenomen. In beide gemeenten vallen ex-moslims terug. En dat heeft mede te maken met hoe wij het Evangelie vormgeven: met het feit dat het vaak niet aansluit bij de context van deze mensen.”
Het is hetzelfde probleem als met jongeren in de kerk, schetst Reitsma. „Ook die vinden vaak geen aansluiting. Soms weet een jeugdkerk hen wél vast te houden. Of ik dat nu goed vind of niet: het gebeurt. Zonder alternatief worden ze weggezogen door de wereld. Dan vind ik het uiteindelijk toch belangrijker dat ze Christus volgen – op welke manier dan ook.”
serie De zoektocht van Ismaël
Wereldwijd wordt een groeiend aantal moslims christen. Deze serie achterhaalt in drie delen wat, waar en hoe dit precies gebeurt. Vandaag het slot: hoe gebeurt het?