Gouden horloge in de collectezak
Een belangrijk onderdeel van de kerkdienst is de collecte. Hij wordt wel ”dienst der offeranden” genoemd, maar dat acht ik een verkeerde benaming. ”Jezus, Uw gerechtigheen, zijn de losprijs, anders geen”, belijden wij immers. Het gebeurt wel dat er op de avondmaalstafels bekers staan om te „offeren.” Ik ben blij dat wij in onze gemeente dat gebruik niet kennen. Het herinnert –wellicht onbedoeld– te veel aan de offergaven bij de mis. Ds. Jac. van Dijk vertelt in zijn pastorale herinneringen dat een familielid de gave per ongeluk in de beker wijn liet vallen. Nee, geen collectes aan de avondmaalstafel. Maar uiteraard wel op een ander moment in de dienst. Liefst niet onder het gezang van de gemeente, maar op een speciaal ingelast moment, eventueel voorafgegaan door nadere uitleg over de doelen waarvoor er wordt gecollecteerd.
Het gebeurt steeds meer dat er geen geld in de collectezak wordt gedeponeerd maar collectemunten. Hoewel ik daar nooit een voorstander van ben geweest, zing ik tegenwoordig ook in dat koor mee. Bij het legen van de zakken gebeurt het wel dat de collectanten getrakteerd worden op drop of pepermunt dat in de zak is geworpen. Uiterst onsmakelijk. Het kan ook iets anders zijn. Ooit gebeurde het in de gereformeerde kerk te Groningen dat er zich in de collectezak een horloge bevond. Zo lezen we in de Groninger Kerkbode van eind april 1889: „Onder hartelijke dankbetuiging aan de gevers, wordt bericht dat Zondag den 21 April in een pakje, met bijschrift ”Een Paaschoffer”, fl.0.25, en jl. Zondag, in een pakje, gemerkt ”T.K.” met een berijmd bijschrift, 15 guldens. Voorts in de collecte gevonden: een gouden remontoir-horloge. De Kerkeraad voldoet gaarne aan het verzoek van den onbekenden gever, die de volgende regelen bij het horloge insloot: „Laat alle dingen met orde geschieden. Christus is de Heiland ook van het lichaam. En daarom is deze gave bestemd voor de helft der waarde ten behoeve van een orgel in de Ned. Ger. Kerk te Groningen ter begeleiding van het gezang, en de rest. helft ten behoeve van de Med. Fac. der Vrije Universiteit te Amsterdam. De Kerkeraad wordt beleefd verzocht der gemeente melding te maken van deze gave ter opwekking van velen, die in deze dagen van rouwe geen gouden of zilveren versierselen behoeven te bezitten.” Waarop de rouw sloeg is niet bekend. Mogelijk ging het om de ernstige ziekte waaraan koning Willem III leed maar waarvan hij uiteindelijk herstelde. De resultaten waren er naar: de volgende oogst was een zilveren horloge voor de armen en een gouden ring.
Er zijn gemeenten waar rond de collecte een rubriek in de kerkbode heet ”Weet wat u geeft”. Dat kan slaan op het doel waarvoor men kan geven, maar ook de bepaling van de grootte van de gift. Arjan Nawijn begreep dit. Hij was aanvankelijk hervormd schoolmeester te Bolsward en Amsterdam. Ging met de Doleantie mee en studeerde vervolgens theologie. Hij werd predikant te Midsland en Oosterbierum en overleed op 7 januari 1910 aan de gevolgen van longontsteking, 45 jaar oud. Toen hij als kind met zijn ouders een zendingsbijeenkomst bezocht en de collecte werd gehouden, vertrouwde hij hun toe: „Hoe graag zou ik mijzelf in die offerschaal hebben willen leggen.”