De gemeente Den Haag gaat 2,6 miljoen euro reserveren voor nabestaanden van Joodse inwoners die in de jaren 1940 tot en met 1955 „immoreel zijn behandeld” door de stad.
Tijdens de oorlogsjaren onteigende de Duitse bezetter al het onroerend goed van Joden. De gemeente Den Haag erkent dat Joodse inwoners tijdens en na de Tweede Wereldoorlog jarenlang ten onrechte erfpachtkanon en straat- belasting is opgelegd. Zij stuurde na de oorlog Joodse Hagenaars, onder wie mensen die terugkeerden uit de concentratiekampen, naheffingen voor niet-betaalde belastingen tijdens de oorlog.
De Joodse organisaties in Den Haag reageerden maandag verheugd op het voorstel van het college van B en W om alsnog rechtsherstel te bieden. De organisaties denken dat het beloofde bedrag een reële compensatie is.
De gemeenteraadsfractie van ChristenUnie-SGP sprak maandag in een reactie van „een prachtige laatste daad” van burgemeester Van Aartsen, die vorige week afscheid nam als burgervader van Den Haag.
„Het is enorm triest hoe de gemeente destijds gehandeld heeft, door erfpacht en straatbelasting alsnog te innen. De zwartste episode uit de Haagse geschiedenis –de wegvoering en moord op 12.000 Joodse Hagenaars– kreeg zo een nog zwartere rand dan deze al had”, aldus CU-SGP-raadslid Grinwis.
Hij noemde het „heel goed” dat het college 2,6 miljoen euro reserveert om terug te geven aan de nabestaanden en de Joodse gemeenschap. Daarbij hoort ook „immaterieel rechtsherstel”, zoals het plaatsen van een gedenksteen.