Tot kinderen aangenomen
De Amerikaanse baptistenpredikant Albert N. Martin bepaalde ds. J. J. Mulder bij een in Nederland ondergesneeuwd geloofsstuk: de aanneming tot kinderen. Met zijn bijdrage in het boek ”Reformatie.nu” toont de hervormde predikant uit Hedel de rijkdom daarvan. „Laten we onszelf niet alleen oefenen in het Bijbels spreken óver God, maar ook in het Bijbels spreken mét God.”
De vraag of hij voor het boek ”Reformatie.nu” een bijdrage over het Vaderschap van God wilde schrijven, nam ds. Mulder in dank aan. Dat onderwerp heeft niet alleen zijn theologische belangstelling. Het kreeg ook in zijn persoonlijk geestelijk leven een grote plaats. „Toen ik hier in Hedel kwam, ben ik in de catechismusprediking verder gegaan waar mijn voorganger was gebleven: bij zondag 24. Als introductie op de zondagen over de heiliging heb ik vier keer gepreekt over de aanneming tot kinderen. Het is klassiek gereformeerd om dit onderdeel van de orde des heils tussen rechtvaardiging en heiliging te plaatsen. We hoeven niet in eigen kracht goede werken te verrichten, als een knecht. Een christen is door rechtvaardiging in de positie van een volwassen zoon gesteld.
Aanleiding was het beluisteren van een serie preken van de gereformeerde baptistenpredikant Al Martin. Daardoor ging er een wereld voor me open. Om voor mij onduidelijke redenen is dit onderdeel van de geloofsleer in Nederland wat ondergesneeuwd. Dat was ook in mijn eigen leven het geval.”
Op God als Schepper gaat u slechts zijdelings in.
„Ja, ik volg de lijn van de Heidelbergse Catechismus. Die leert ons dat het belijden van het geloof in God de Vader inhoudt „dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus om Zijns Zoons Christus’ wil mijn God en mijn Vader is.” Over de schepping en onderhouding wordt in een bijzin gesproken. Die pastorale benadering past bij de intimiteit die kenmerkend is voor deze catechismus.”
Kan over de schepping alleen vanuit het persoonlijk belijden van het Vaderschap van God worden gesproken?
„Door een christen wel. Ik ben een voorstander van goede zorg voor de schepping, maar de huidige aandacht voor duurzaamheid vind ik een tikkeltje modieus. Je krijgt pas het juiste zicht op de schepping als God om Christus’ wil je God en Vader is geworden. De wetenschap een erfgenaam te zijn van het eeuwige leven geeft niet alleen ontspanning, maar ook matigheid. Ik hoef in dit leven niet alles te hebben. Het beste komt nog.”
Welke plaats had het Vaderschap van God in de theologie van Luther en Calvijn?
„Vanuit de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk waren ze zeer vertrouwd met het gebruik van de Vadernaam. Luther is in zijn verwoording van het Vaderschap van God nog intiemer dan Calvijn. Zijn preek over Romeinen 8:15, over de uitroep „Abba, Vader!”, vind ik heel ontroerend. Deze mensen hebben zich erin geoefend om God als Vader te zien, vanuit het Woord.”
Niet vanuit de persoonlijke ervaring?
„Zeker, dat ook. Alle onderdelen van de orde van het heil moeten persoonlijke werkelijkheid worden, maar de reformatoren hebben de aanneming tot kinderen niet gezien als een nadere weldaad, om het klassiek te zeggen. Het is een voorrecht dat elke gelovige ontvangt, vanaf het eerste begin. De rechtvaardiging is Gods rechterlijke daad, de aanneming tot kinderen Zijn Vaderlijke daad. Die twee zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. We mogen de Heere vragen dat Hij ons wil leren onszelf te zien zoals Hij ons ziet. Daarin heeft niet alleen het gebed, maar ook de verkondiging een belangrijke plaats. Zaken die niet worden bepreekt, worden ook niet beleefd. Als we leren dat het offer van Christus onze enige grond voor God is, en we door het geloof gerechtvaardigd zijn, gaat de deur van het Vaderhuis open.”
Opvallend is wel dat er in onze belijdenisgeschriften geen apart artikel is gewijd aan de aanneming tot kinderen.
„Dat is zo, al loopt het aangenomen zijn tot Gods kinderen als een rode draad door de Heidelbergse Catechismus. De Westminster Confessie spreekt er heel expliciet over, in een afzonderlijk artikel met een veelheid aan bewijsteksten. Misschien dat daardoor het zicht op de betekenis van de adoptie in de Angelsaksische wereld beter bewaard is gebleven. Het zijn vooral Bijbelgetrouwe baptisten in Amerika die erover preken. Kijk maar na op internet.”
Hoe ziet u het Bijbelse gegeven dat juist de kinderen kastijding moeten verwachten?
„Hebreeën 12 leert ons dat lijden en tegenslagen geen teken zijn van Gods verwerping, zoals je vooral vanuit Deuteronomium zou kunnen denken. Bij Job gaat de wissel al om. Tegelijk moeten we ervoor waken dat we lijden, kwaad en ziekte een soort zin gaan geven. Theologisch kun je het lijden niet op formule brengen. Wel is duidelijk dat de Heere dat wil gebruiken, opdat wij Zijn heiligheid deelachtig worden. Als de kastijding er in ons leven niet is, kan dat te maken hebben met het feit dat we Gods naam niet belijden. Ook bevindelijke gereformeerden zijn enorme cultuurchristenen geworden, die heel tactisch manoeuvreren en daardoor nauwelijks herkenbaar zijn.”
U stelt dat de aanneming tot kinderen de essentie van het genadeverbond is. Kunt u dat toelichten?
„Ik ontleen die gedachte aan ons doopformulier. Daarin staat: „Als wij gedoopt worden in de naam van de Vader, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed ons verzorgen en alle kwaad van ons weren of ten onzen beste keren wil.” Die belijdenis wordt onderstreept door het dankgebed, dat begint met de woorden: „Almachtige, barmhartige God en Vader.” Er is een direct verband tussen de geringe aandacht voor de aanneming tot kinderen en onze omgang met de doop.
Ook in ons avondmaalsformulier komen aanneming en genadeverbond samen, in het ontroerende gebed: „Wij bidden U dat wij zó volkomen deel mogen hebben aan het nieuwe en eeuwige testament en verbond der genade, dat wij er niet aan twijfelen dat U voor eeuwig onze genadige Vader zult zijn, Die ons onze zonden nooit meer toerekent en Die voor ons in alles naar lichaam en ziel zult zorgen als Uw geliefde kinderen en erfgenamen.”
Uiteindelijk vinden beide passages hun wortels in een woord als 1 Korinthe 6:16 tot 18.”
Hoe waardeert u de schroom voor het gebruik van de Vadernaam in de rechterflank van de gereformeerde gezindte?
„Daarmee ben ook ik opgegroeid. Sterker nog, als mensen God als Vader aanspraken, wist ik al wat voor vlees ik in de kuip had. Ik heb moeten leren om deze naam te gebruiken. In mijn bijdrage voor ”Reformatie.nu” maak ik een onderscheid tussen vrijmoedigheid en vrijpostigheid. Petrus verbindt het gebruik van de Vadernaam aan een wandel in de vreze des Heeren. Het is de Heilige Geest Die ons léért zeggen: „Abba, Vader.” Laten we dat vasthouden. Anders ontstaat er een gebruik van de Vadernaam zonder de verwondering die doorklinkt in het spreken van de Heidelbergse Catechismus over deze aanspraak van God als Vader. Maar dat verkeerde gebruik mag er nooit toe leiden dat we de Bijbelse gebedstaal loslaten. Paulus spreekt consequent over de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. In de naam van Christus mogen we met vrijmoedigheid tot de Vader naderen. Dat is ook de sfeer die de door de Dordtse synode opgestelde gebeden ademen. Laten we onszelf niet alleen oefenen in het Bijbels spreken óver God, maar ook in het Bijbels spreken mét God.”
”Reformatie.nu” behandelt het hele Apostolicum, dat de Reformatie nog altijd verbindt met de kerk van Rome. Kan deze belijdenis dienen als basis voor gesprek?
„Ik sta in Hedel in een rooms-katholieke context waarin dit gesprek voortdurend plaatsvindt. Met de pastoor heb ik heel goede contacten. In de gesprekken met rooms-katholieke geestelijken valt me op dat de geloofsinhoud voor hen veel minder relevant is dan voor protestanten. Het zijn veel meer mensen van de liturgie dan van de geloofsleer.
Hoewel het Apostolicum formeel een verbinding geeft, moeten we de betekenis ervan voor het onderlinge gesprek daarom niet overschatten. De apostolische geloofsbelijdenis is de ruggengraat van de kerk van alle eeuwen, maar de spieren en pezen die eromheen zijn gegroeid zijn sterk bepalend voor het verstaan ervan. Met elk geloofsartikel gaan Rome en Reformatie hun eigen spoor. Daarom zullen we in het gesprek met rooms-katholieken altijd moeten vragen wat ze met bepaalde woorden en uitdrukkingen bedoelen. Achter dezelfde termen gaan vaak een totaal ander geloofsbegrip en een andere geloofsbeleving schuil.”
U pleit ervoor om net als Luther dagelijks hardop de geloofsbelijdenis uit te spreken en het Onze Vader te bidden. Waarom?
„We bidden het Onze Vader omdat Christus ons dat geleerd heeft. Hij legt ons de Vadernaam op de lippen. Ik weet niet iets anders wat mijn leven zo veel kleur gegeven heeft als deze wetenschap: een door God geliefd kind te zijn. Omdat we zo hardleers zijn, hebben we de woorden van geloofsbelijdenis en gebed dagelijks nodig. Ik wel tenminste.”
---
De rubriek Kerkbreed belicht actuele gebeurtenissen in het kerkelijk leven, zoals een congres, het jubileum van een organisatie of de verschijning van een theologisch werk. Vandaag ds. J. J. Mulder uit Hedel, een van de auteurs van het woensdag verschenen boek ”Reformatie.nu. Belijden in een seculiere tijd”.
---
Ds. J. J. Mulder
Ds. Jan Jakob Mulder (29) groeide op in Elspeet, in een gezin dat tot de plaatselijke gereformeerde gemeente behoort. Hij studeerde theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit in Utrecht en de Vrije Universiteit in Amsterdam. In Amsterdam was hij enige tijd student-assistent. Zijn masterscriptie, geschreven onder verantwoordelijkheid van prof. dr. M. C. de Boer, was gewijd aan Paulus’ spreken over de wet in Galaten 3. Sinds februari 2012 is hij predikant van de hervormde gemeente in het Gelderse Hedel. Zijn broer Wilfred dient de hersteld hervormde gemeente van Wijk en Aalburg, 12 kilometer verderop. Ds. Mulder leverde een bijdrage aan het gisteren verschenen boek ”Reformatie.nu. Belijden in een seculiere tijd”. Auteurs uit hervormd-gereformeerde kring belichten daarin het reformatorisch belijden aan de hand van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Tussen de hoofdstukken over de verschillende artikelen staan door dr. A. J. Kunz en prof. W. H. Th. Moehn geschreven portretten van bekende en onbekende reformatoren. Ds. Mulder nam het eerste artikel van het Apostolicum voor zijn rekening: „Ik geloof in God de Vader.” De predikant uit Hedel is gehuwd met Christiane Stelwagen.