Prof. Maarten Verkerk over de vraag naar het lijden: Liever geen gekunsteld antwoord
Het geloof in God als de Schepper van hemel en aarde is een van zijn geestelijke ankerpunten. Tegelijk waarschuwt prof. dr. Maarten Verkerk ervoor dat dit geloof op gelijke voet komt te staan met de wetenschap.
Belijden betekent een diep vertrouwen hebben, zeker weten, stelt de hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Eindhoven en aan de Universiteit Maastricht. Tijdens een gesprek in het pand van VitaValley in Ede vertelt prof. Verkerk hoe hij zich verhoudt tot het eerste en het vierde artikel van de apostolische geloofsbelijdenis (zie rechts). VitaValley is het innovatienetwerk voor samenwerking en kennisdeling in de zorg waarvan hij bestuurslid is.
Heeft uw geloof in God de Vader als Schepper weleens onder druk gestaan?
„Jazeker, lang en veel zelfs. Het begon toen ik ging studeren. Ik las alles over sterrenkunde en de evolutieleer. Als je de wetenschap serieus neemt, levert dat een interessante, maar ook lastige spanning op met je geloof in God. De vraag is hoe je daarmee omgaat. Veel gelovigen diskwalificeren de wetenschap om te kunnen blijven geloven, maar dat is niet de manier. Wetenschap bedrijven doe je, als het goed is, in het Koninkrijk van God. Het is de taak die Hij mij gegeven heeft en die voer ik met hartstocht uit.
Wel mag ik zeggen dat de wetenschap beperkingen kent. Die onderzoek ik als wetenschapsfilosoof. Wetenschappers overschreeuwen zichzelf vaak op dit punt. Net zoals sommige gelovigen dat ook doen.”
Hoe gaat u om met die spanning tussen geloof en wetenschap?
„Ik ervaar die spanning steeds minder. Allereerst omdat mijn geloof in God als Schepper van hemel en aarde zich heeft verdiept. Ten tweede omdat ik ben gaan inzien dat wij de Bijbel lezen door de bril van de verlichting. We denken er verstandelijk over. Maar wil je een boek dat 3000 jaar geleden is ontstaan begrijpen, dan moet je weten in welke tijd deze heilige tekst tot stand is gekomen.
In Genesis openbaart Zich een liefdevolle God, een andere dan de goden van de heidenen die met de mensen speelden. Als je hier rationele, door de natuurwetenschap geïnspireerde vragen op loslaat, is dat ten diepste godslasterlijk. Genesis is openbaring, de manier waarop God wil dat wij weten hoe de aarde is geschapen. Calvijn leerde ons al dit Bijbelboek te lezen met de ogen van de verwondering.
Ten derde moet je beseffen dat het bedrijven van wetenschap en het beleven van het geloof twee geheel verschillende activiteiten zijn. Wetenschappers doen andere dingen dan gelovigen. Ze bidden en mediteren niet, ze experimenteren en lezen handboeken. Daarom moet je de resultaten van de wetenschap ook niet direct naast de kennis van het geloof leggen. Wie dat wel doet, plaatst de Bijbel op het niveau van de wetenschap. Dat vind ik onacceptabel.”
Als je de wetenschap serieus neemt –zeggen mensen weleens– gaat het geloof in de lichamelijke opstanding van de Heere Jezus wankelen.
„De Bijbel openbaart mij de opstanding. Ik geloof en belijd die. Ik snap er niets van. Net zoals ik de schepping ook niet snap. Sterker nog: hoe ouder ik word, des te minder ik ervan begrijp.”
Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus zegt dat we in tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar moeten zijn. Kunt u daar iets mee in uw werk als ethicus?
„Een mooie zondag vind ik dat. Wat opvalt, ook in de zondag ervoor, is dat het woord vertrouwen zo vaak wordt gebruikt. Wij leggen deze zondag vaak zo uit: God weet wat er gaat gebeuren met jou voordat je het zelf weet. Maar het gaat er hier juist om dat Hij je geeft wat je op een bepaald moment nodig hebt.
Lang geleden was onze dochter maandenlang heel ernstig ziek. We zaten dag en nacht bij haar in het ziekenhuis. Dan kun je het leven niet begrijpen. Ik heb toen eerlijk gezegd niet te kunnen belijden dat God ons dit kwaad uit Zijn Vaderhand deed toekomen.”
Kijkt u op zo’n moment weg van zondag 10?
„Ook voor deze zondag geldt weer dat we hem niet door een rationele bril moeten lezen. Wij hebben in die tijd dat onze dochter zo ziek was volledig op God vertrouwd. Als je belijdt dat Hij je leven leidt, belijd je ook dat Hij je door donkere dalen voert. Niet dat God het kwade wil, maar het gaat niet buiten hem om. Hij weet wat je nodig hebt.”
Belijdt of ervaart u dat?
„Beide. Maar mijn ervaring komt op sommige momenten niet overeen met mijn belijdenis. Vroeger voerde ervaring bepaald niet de boventoon in de kerk, ze werd soms zelfs ondergewaardeerd. Nu is er meer aandacht voor geloof en ervaring. Dat is mooi, je ziet die twee ook in de psalmen terug. God wil echter niet dat de menselijke ervaring normatief wordt en gaat heersen over het geloof.”
U was lid van de adviescommissie ”Voltooid leven” onder leiding van D66-senator Schnabel. Hoe brengt u uw geloof in God als Schepper in zo’n gezelschap naar voren?
„Ik heb er heel bewust voor gekozen om inhoudelijk op de zaak in te gaan, als ethicus en filosoof. Dat was ook de opdracht: wij moesten minister Schippers van Volksgezondheid adviseren rond de problematiek van voltooid leven. Door de regering zijn we een commissie van wijzen genoemd. Die naam hebben we onszelf niet gegeven.
De vraag van de minister was dus een politieke. Dat er achter politieke meningen vaak geloofsovertuigingen schuilgaan, moge duidelijk zijn. En als ik me voorstel als hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, houd ik echt niets achter voor het gezelschap. Maar ik had daar niet de taak om van mijn geloof te getuigen.”
U bent teleurgesteld over wat de politiek met het advies deed.
„Met wat het kabinet er tot nu toe mee heeft gedaan, ja. We hebben wezenlijke vragen gesteld over de taak van de overheid om het leven van zwakken in de samenleving te beschermen. Op die vraag is het kabinet in zijn reactie niet ingegaan. Zijn antwoord was zo platneoliberaal als de pieten; het ging over objectieve factoren waaraan voldaan moet worden om te komen tot voltooid leven. Die objectieve factoren bestáán helemaal niet. De regering heeft gewoon niet politiek en wetenschappelijk willen nadenken over de vraag.”
Wat is uw antwoord?
„Wij beschikken niet over leven en dood. Tegelijk mogen we ook niet eindeloos doorbehandelen. Mensen die op hoge leeftijd moeten lijden, hebben baat bij verwanten die aan de behandelend arts vragen: „U zorgt toch wel goed voor mijn moeder, mijn vader?” De vraag: „U trekt toch wel alles uit de kast?” zal een arts uitnodigen om nog een ingreep te doen, ook als dat het lijden van de patiënt vergroot en soms zelfs het leven verkort. Goede zorg betekent dat je soms ook van een behandeling afziet.”
Krijgt u vaak vragen over pijnbestrijding en de effecten daarvan op de levensduur?
„Daar kunnen mensen mee zitten inderdaad. Ik antwoord hun dan dat ze op de bedoeling van de behandeling moeten letten. Euthanasie heeft de intentie iemands leven te beëindigen. Door het geven van pijnbestrijding wil je iemands lijden verzachten. Dat zijn twee verschillende dingen.
God vraagt ons niet dat wij iemands leven zo lang mogelijk rekken. Hij wil dat we goed voor elkaar zorgen. Als je pijnbestrijding geeft, krijgt een patiënt soms nog de kans om rafeleindjes in zijn leven af te hechten. Dat is uiterst waardevol.”
Veel mensen die niet geloven vragen zich af: Als er een God bestaat, waarom dan Auschwitz, waarom Syrië? Gaan christenen niet te makkelijk aan die vragen voorbij?
„Binnen de theologie en de filosofie is het lijden een onopgelost probleem. We kunnen dat ook niet oplossen.
Tegelijk moeten we ervoor oppassen dat we menselijke fouten aan God verwijten. Hij heeft ons vrijheid gegeven om te handelen.”
Getuigen die vragen dan van een verkeerd godsbeeld?
„Nee, ik vind het eerlijke vragen. Ze komen ook bij mij op. Waarom laat God zulke dingen toe? Ik heb er geen antwoord op.”
Is dat niet zwak?
„Het is in ieder geval eerlijk. Ik geef liever een eerlijk antwoord dan een gekunsteld antwoord.”
Helpt het om te belijden dan Jezus geleden heeft?
„Ja en nee. Ja, als je je kinderen ziet lijden, helpt het om te weten dat God de Vader geleden heeft toen Hij Zijn Zoon aan het kruis zag hangen. Nee, want ik kan de wereld niet begrijpen en beheersen. Ik kan alleen maar met Prediker zeggen dat ooit alles in het gericht zal komen. Ik bedoel: dat er recht zal worden gedaan aan hen die onrecht hebben geleden.”
Maarten Verkerk
Prof. dr. Maarten J. Verkerk (1953) is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Eindhoven en aan de Universiteit Maastricht. Hij studeerde scheikunde in Utrecht en promoveerde in de technische wetenschappen. Later promoveerde hij op een tweede proefschrift op het grensgebied van de techniek, organisatiekunde en filosofie. Prof. Verkerk woont in het Limburgse Hoensbroek en kerkt in de vrijgemaakt-gereformeerde kerk Brunssum-Treebeek.
serie Apostolicum
Serie interviews over de artikelen van het Apostolicum met christelijke denkers en theologen. Vandaag deel 2: artikel 1 en 4.
Bekijk hier alle delen in deze serie.