Prof. Den Hertog neemt afscheid van TUA: Vreugde in dienstbaarheid
Tientallen theologiestudenten leerde hij de kneepjes van de vakken dogmatiek en ethiek. Prof. dr. G. C. den Hertog (67) geeft vrijdag zijn laatste college. Na vijftien jaar en twee dagen neemt de hoogleraar afscheid van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). „Wat ik niet zou kunnen verdragen, is als ik niet op de een of andere manier dienstbaar aan de Heere kan blijven.”
Natuurlijk sluiten de deuren van de universiteit aan het Apeldoornse Wilhelminapark niet voorgoed voor prof. Den Hertog. Hij wil blijven schrijven, onderzoek doen en zijn tien promovendi begeleiden. Stilzitten is niets voor hem.
Het is even zoeken naar een vrije kamer in de villa waar de theologische opleiding van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) zich sinds 1919 bevindt. ”Tussenkamer”, staat er op een bordje aan de deur. Vroeger was de ruimte onderdeel van de collegezaal, die met 25 man wel vol zat. Dat was in de tijd dat prof. Den Hertog zelf in Apeldoorn studeerde, rond 1970. Inmiddels is het TUA-gebouw uitgebreid, namen de studentaantallen flink toe –tot rond de 130– én is student Den Hertog hoogleraar systematische theologie geworden.
Bij uw benoeming in 2001 zei u: Het hoogleraarschap is een bijzondere vorm van predikant zijn. U bent sindsdien altijd een beetje dominee gebleven?
„Jazeker, ondanks dat. Je werk als hoogleraar verschilt voor tachtig of negentig procent van dat van een predikant. Maar in het hoogleraarschap zit wel iets van het predikantschap. Zo worden in de contacten met de studenten ook allerlei persoonlijke dingen besproken.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat school en kerk zeer nauw op elkaar betrokken blijven. De universiteit is een plek waar theologen bezig zijn met de Schrift, met de kerkelijke traditie en met de vragen van vandaag, en dat in een hartelijke verbondenheid met de belijdenis. Als dat niet het geval is, lijdt de kerk schade. Het academisch bedrijf kan steriel worden als er geen betrokkenheid op de kerk is.
Goede theologie heeft iets van verkondiging, ook in de collegezaal. Bij de reformator Maarten Luther lees je van die mooie zinnetjes: ”Doctrina mea est vocatio” en ”Doctrina generat ecclesiam”. „De leer is mijn roeping” en „De leer brengt de kerk voort.” ”Doctrina” is geen uitgebouwd leerstelsel, zoals in een moderne dogmatiek. Dit woord geeft juist aan waar het in de leer om gaat: als datgene wat je als docent naar voren brengt niet direct betekenis heeft voor het staan in de kerk, voor het leven met en uit het Woord van God, dan moet je je afvragen of je wel goed bezig bent. Theologen moeten altijd vanuit de ooghoeken de gemeente in het zicht houden.”
Hoe legde u zelf die verbinding tussen theologie en kerk, tussen wetenschap en gemeente?
„Die verbinding is niet zozeer een afzonderlijk agendapunt, maar iets dat mij helemaal stempelt. Zo ga ik zondags veel voor in de kerken. Ik merk dan gelukkig niet dat mensen zeggen: „Ik weet echt niet meer waar hij het allemaal over heeft.”
De band met de kerk is ook een speerpunt van onze universiteit. We organiseren TUA-dagen voor gemeenteleden, waar je elkaar spreekt. We schrijven bundels voor een breder publiek. Dat is misschien geen theologie voor wetenschappelijke A-tijdschriften, maar we laten zo wel de kerk zien waarmee we bezig zijn en wat we belangrijke thema’s vinden.”
U doceerde onder meer dogmatiek en ethiek. Welke diepste overtuiging zat er bij u achter de lesstof die u de studenten gaf?
„In de Heidelbergse Catechismus komen dogmatiek en ethiek samen. Dit leerboek zegt ongelooflijk mooi dat de Twaalf Artikelen een samenvatting zijn van de beloften van God in het Evangelie. Leerstukken zijn geen zekerheden waar je omheen loopt en zegt: Die moet ik maar accepteren. Als de catechismus de schepping uitlegt, is de spits de belofte dat God om Christus’ wil mijn Vader is. De leer richt zich op het hart van de mens.
Bij die beloften hoort ook dat de Heere het goede in ons werkt. Christus is niet alleen onze rechtvaardiging, Hij is ook onze heiliging. Moeten we dan nog goede werken doen? Het antwoord dat de catechismus dan geeft, is schitterend. Hij zegt niet dat er ook weleens iets van onze kant moet komen of dat we normen en waarden hoog moeten houden. Nee, omdat Christus geen half werk doet, zullen de goede werken volgen. Waar Hij door Zijn Geest de mens rechtvaardigt en vernieuwt, daar zullen vruchten van dankbaarheid komen. Het is onmogelijk dat dit niet gebeurt. Dat is een belofte.
Als je in de samenleving om je heen kijkt, proef je dat mensen refo’s en andere ‘fundamentalistische’ christenen, met hun ideeën over de geboden van God, nogal achterhaald vinden. Helaas tref je die sfeer ook wel in de kerk aan: „Dit mag ik niet van mijn geloof.” Die uitdrukking krast over mijn ziel. Als de catechismus zegt: „Ik zal met lust en liefde naar de wil van God alle goede werken volbrengen”, dan is dat niet krenterig. Je hebt er vreugde in.”
Uw afscheidsrede gaat morgen over een preek van Luther over goede werken. Dat kan geen toeval zijn.
„Het betreft Luthers ”Sermon von den guten Werken” uit 1520. ”Sermon” betekent inderdaad preek, maar het gaat om een boekje van wel 120 pagina’s. Wat ik heel aardig vind, is dat in de vorig jaar verschenen uitgave van prof. Selderhuis van een aantal geschriften van Luther de ”Sermon von den guten Werken” door mijn vrouw is vertaald. Nu komt het net zo uit dat ik daarover mijn afscheidsrede kan houden. Een eerbetoon aan mijn lieve echtgenote.
De ”Sermon von den guten Werken” wordt wel gezien als de eerste ethiek van de Reformatie, al klopt dat in strikte zin niet. Luther legt in een heel aantal geschriften de Tien Geboden uit. Dat begint al in 1518, met een heel evenwichtig verhaal, net als in de Grote en Kleine Catechismus van 1528 en 1529. Maar in de ”Sermon von den guten Werken” trekt hij dat helemaal scheef: aan de laatste paar geboden besteedt hij maar een paar bladzijden. Wat is er aan de hand?
Opmerkelijk is dat Luther in dit geschrift steeds weer ingaat op moeiten en aanvechtingen, op wat mensen van Godswege overkomt. Dat doet hij vanuit de overtuiging dat het in het leven altijd gaat om wat God aan en in ons doet. Hij noemt dat ”vita passiva”. In dit geschrift drukt hij ermee uit hoe de Heilige Geest in het leven van mensen werkt. Ze gaan met lust en liefde goede werken doen, niet om er zelf wat mee te worden, maar om in dankbaarheid tegenover de Heere de naaste bij te staan. Paulus zegt: Voor wie in Christus een nieuwe schepping is, liggen de goede werken klaar, je mag je voetstappen erin zetten. Dat inzicht is vandaag voor de ethiek heel belangrijk.”
U was vijftien jaar hoogleraar aan de TUA, zag studenten komen en gaan. Wat heeft u zien veranderen?
„Het hele theologische veld in Nederland is sinds 2002 ingrijpend veranderd. De Protestantse Theologische Universiteit kwam tot stand, de theologische faculteiten in Leiden en Utrecht sloten hun deuren. Dat laatste vind ik onbegrijpelijk. Het waren de oerfaculteiten in Nederland. Leiden was een geschenk van Willem van Oranje en in Utrecht heeft op theologisch gebied zo enorm veel plaatsgevonden. Dat men die sluiting heeft laten gebeuren, zullen we over enige tijd diep betreuren. Niet omdat je het bestaande per se moet behouden, maar omdat zó gemakkelijk een traditie van eeuwen aan de kant wordt gezet.
Toen ik in Apeldoorn studeerde, was de opleiding een kleinduimpje. De theologische faculteit in Utrecht had 600 studenten, wij enkele tientallen. Maar inmiddels ligt dat anders. Het zegt iets dat Apeldoorn is gegroeid, maar nog meer dat anderen ontzettend zijn gekrompen. We zijn op elkaar aangewezen.”
De TUA gaat mogelijk, samen met onder meer de Theologische Universiteit Kampen (TUK), deelnemen aan de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU). Er zijn mensen die zich zorgen maken over de beoogde samenwerking met de vrijgemaakt-gereformeerden. Schriftgezag, vrouw in het ambt, nieuwe hermeneutiek – voor hen hangen ze als donkere wolken boven de GTU.
„Ik wil daar niet te veel over zeggen, ook omdat ik als scheidend hoogleraar sinds kort niet meer alle stukken over de vorming van de GTU onder ogen krijg. Misschien alleen dit: Koert van Bekkum, Hans Burger en Dolf te Velde hadden onlangs een opiniestuk in het RD, waarin ze ingaan op het gereformeerde gehalte van de Kamper universiteit. Ik heb hun per mail onder meer laten weten dat ik blij was met dat artikel. Ik begrijp de zorgen van mensen over ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar het is onzin dat het probleem alleen bij hen ligt. In de CGK is ook het nodige aan de hand. Het is van groot belang dat we elkaar bij de les houden en dat we gereformeerd blijven.
Tegelijk is het bij een eventuele vorming van de GTU noodzakelijk dat de band tussen school en kerk gewaarborgd blijft. Want die band staat al onder druk. Wat we nodig hebben, is een theologische opleiding waarin we niet allemaal precies hetzelfde zeggen maar waar we ons volstrekt verbonden weten in een helder gereformeerd belijden en staan in de wereld.
Het is belangrijk dat de generale synodes er goed naar kijken. Het is niet verstandig om te doen alsof die alleen nog maar bij het kruisje hoeven te tekenen. Als we beseffen hoe ingrijpend en verstrekkend de vorming van een GTU is, zullen we er ook van doordrongen zijn dat een synode biddend moet vragen: „Wat is de weg die de Heere ons wijst?” Het gaat om de theologische opleiding die een levensader is voor de kerk, zoals men in de Afscheiding ook heel goed heeft begrepen.”
De synode trok een paar jaar geleden aan de bel over de werkdruk van de hoogleraren. Dat moeten tropenjaren zijn geweest, in Apeldoorn.
„Dat hangt heel sterk van je constitutie af. Ik ben tot op de dag van vandaag gezegend met een uitstekende gezondheid. Ik heb altijd lang en stevig kunnen werken en heb er niet onder gezucht.
Ik denk ook niet: Heerlijk, nu komt er rust. Als ik de gezondheid heb, ga ik graag door. Er staan nog heel wat dingen op stapel, zoals een handboek over christelijke ethiek, dat ik samen met prof. Theo Boer aan het schrijven ben. Ik ben dankbaar dat ik met emeritaat kan gaan nu ik nog gezond ben. Wat ik niet zou kunnen verdragen, is als ik niet op de een of andere manier dienstbaar aan de Heere kan blijven. Gelukkig kan dat óók nog vanuit een rolstoel.
Ik ben blij dat ik morgen bij mijn afscheid iets kan zeggen wat mij heel na aan het hart ligt. Dat komt ook tot uiting in de muziek die wordt gespeeld. De organist zal onder meer drie variaties van het lied van Luther over de Tien Geboden spelen: ”Dies sind die heiligen zehn Gebot”, van Bach. En aan het einde weer Bach: ”In dir ist Freude”. In God is vreugde. Het moet niet te tobberig worden allemaal. Alsjeblieft, laat in de dienst aan de Heere de vreugde de overhand hebben.”
---
Gerard den Hertog
Gerard Cornelis den Hertog werd geboren in Mijdrecht op 25 augustus 1949. Hij studeerde van 1967 tot 1974 theologie, achtereenvolgens in Utrecht, Apeldoorn en Kampen (Oudestraat), waar hij in 1989 promoveerde bij prof. dr. J. T. Bakker op de Duitse theoloog Hans Joachim Iwand.
Sinds 1974 is hij christelijk gereformeerd predikant, tot 1980 in Kornhorn en van 1980 tot 2001 in Leiden. In dat jaar werd dr. Den Hertog benoemd tot hoogleraar ethiek, apologetiek en evangelistiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij neemt morgen afscheid als hoogleraar systematische theologie (dogmatiek en ethiek).
Zowel zijn eigen familie als de familie van zijn echtgenote, H. den Hertog-van ’t Spijker, kent verschillende predikanten. Prof. Den Hertog en zijn vrouw hebben vier kinderen (van wie er drie predikant zijn en één Nederlands studeerde) en dertien kleinkinderen.
---
Lees ook
Synode CGK verleent prof. Den Hertog emeritaat (RD.nl, 12-10-2016)
Leven rond en uit de verzoening – interview met prof. G. C. den Hertog (Reformatorisch Dagblad, 31-10-2014)
Een ongeplande ontmoeting met Iwand - interview met prof. dr. G. C. den Hertog (Reformatorisch Dagblad, 27-08-2010)
Een indrukwekkende en feestelijke bijeenkomst: Inauguratie prof. dr. G.C. den Hertog (De Wekker, 15-02-2002)
Leiding geven aan een volk dat onderweg is naar de erfenis: Installatie dr. G.C. den Hertog (De Wekker, 15-02-2002)
Dr. Den Hertog neemt afscheid van Leiden (Reformatorisch Dagblad, 21-01-2002)
Theologische Universiteit – benoeming dr. G. C. den Hertog tot hoogleraar (De Wekker, 18-01-2002)
Tegen de moderne stroom inroeien : Met benoeming van zesde hoogleraar is ‘Apeldoorn’ voltallig – interview met prof. Den Hertog (Reformatorisch Dagblad, 04-10-2001)
Troosten en zo zelf getroost worden: Jubilerende dr. Den Hertog is „met vreugde gemeentepredikant” (Reformatorisch Dagblad, 27-10-1999)
Dr. G. C. den Hertog 25 jaar predikant (De Wekker, 22-10-1999)
Vergeten Duitse theoloog Iwand was man die meetelde in zijn tijd: „Den Hertog leverde prestatie, maar nam niet duidelijk afstand van modern standpunt” (Reformatorisch Dagblad, 18-08-1989)
‘Onvrije wil’ als brug tussen geloven en weten: Promotie cum laude in Kampen (Reformatorisch Dagblad, 15-04-1989)
Bevestiging drs. Den Hertog te Leiden (Reformatorisch Dagblad, 27-10-1980)
Afscheid drs. G. C. den Hertog van Kornhorn (De Wekker, 17-10-1980)
Bevestiging en intrede kand. G. C. den Hertog te Kornhorn (De Wekker, 01-11-1974)