In de rij voor het orgel in de Elbphilharmonie
”Elphi” kostte Hamburg een vermogen. Nu het gebouw er staat, lijkt de pijn daarover naar de achtergrond verdwenen. Honderdduizenden mensen zetten hun voeten op de eindeloos lijkende roltrap naar het uitkijkplatform. Het enthousiasme beperkt zich niet tot het concertgebouw. Ook huisorganiste Iveta Apkalna krijgt bij de ingebruikneming van het Klaisorgel in de grote zaal de handen op elkaar.
Zo’n honderd mensen verdringen zich voor de kassa’s in de Elbphilharmonie, in de hoop nog een kaartje voor het uitverkochte concert van die avond te bemachtigen. Het orgel blijkt populair in Duitsland. Niet alleen voor de ingebruikneming van het vierklaviers instrument van de Duitse orgelbouwer Klais, vorige week vrijdag, zijn zo’n 2000 kaarten verkocht. Datzelfde geldt voor de andere vijf orgelconcerten dit seizoen.
Sowieso is het hele concertseizoen uitverkocht. Alle strubbelingen tijdens de bouw en de ophef over de kosten van het op 11 januari in gebruik genomen concertgebouw ten spijt, het publiek laat het niet afweten. De bouwkosten stegen naar 866 miljoen euro. In 2007 was de bijdrage van Hamburg op 272 miljoen euro vastgesteld, uiteindelijk moest de Duitse stad 789 miljoen euro opbrengen voor het gebouw, dat ook wel ”Elphi” wordt genoemd.
Vingerafdrukken
Waar staat het orgel? Het enige wat in de wand rechts boven het podium opvalt, zijn tientallen grijze buizen, grotendeels orgelpijpen. Aanraken mag, want dankzij een speciale behandeling blijven vingerafdrukken niet achter, zoals gewoonlijk wel het geval is. Bezoekers die met hun neus boven op deze wand staan –die hier als een gatenkaas oogt– zien daarachter een deel van de in totaal 4765 orgelpijpen. Deze zijn verdeeld over 69 registers, waarvan er zich 4 bevinden in de geluidsreflector die boven het podium hangt. Het orgel is 15 meter hoog en 15 meter breed.
Voorafgaand aan de ingebruikneming beantwoordt Philipp Klais vragen. Hij noemt Hamburg een belangrijke orgelstad. De directeur van orgelbouwer Klais doelt onder andere op het instrument van Schnitger in de St.-Jacobikirche en de reconstructie die Flentrop maakte van het barokorgel in de St.-Katharinenkirche. Klais wil niet de concurrentie met dergelijke orgels aangaan, maar iets toevoegen aan het orgelbestand in de stad aan de Elbe. „Op dit orgel komt met name muziek uit de 19e, 20e en 21e eeuw goed uit de verf. Tegelijkertijd moet een orgel in een concertzaal een behoorlijke bandbreedte hebben. Bach? In Hamburg staan instrumenten waarop diens muziek fantastisch klinkt. Daar kan dit orgel niet tegenop.”
Eigentijdse muziek
Die bescheidenheid blijkt op haar plaats. Als de in Letland geboren Iveta Apkalna (1976) zich vervolgens over Bachs Toccata, Adagio en Fuga BWV 564 buigt, brengt de combinatie Bach en Klais niet in vervoering. De heroïsche ”Sonata Eroïca” van de 20e-eeuwse Belg Jongen blijkt dit orgel wel op het lijf geschreven. Dit werk staat als een huis.
Deze avond laat Apkalna ook werk van de hedendaagse componisten Kalejs, Gubaidulina, Glass en Escaich horen. Met speels gemak slaat ze zich door de vele virtuoze passages heen.
Vanavond komt slechts een deel van de klankkleuren aan bod. Daarbij valt op hoe goed de Quint van pas komt in Bachs Adagio, hoe heerlijk registers zweven in de ”Eroïca” van Jongen en dat je met het register Orchesterclarinette prachtig kunt kleuren.
Dankzij de directe akoestiek van deze zaal klinkt het orgel ook in zachte passages prominent. Als Apkalna veel registers inzet, komt er een massa geluid op de luisteraars af. Op die momenten dringt zich de vergelijking met de klank van een flink orgel in een bescheiden dorpskerk op. De fluiten in Glass’ minimal music vormen dan ook een welkome afwisseling.
Klais typeert de klank van zijn opus 1871 als een warm bad. Apkalna kiest voor de bewoordingen „warm, rond en uit de diepte komend.”
De organiste speelt met flair, en dat spreekt de luisteraars aan. Het aanhoudende applaus verleidt haar tot twee toegiften. Als ze is verdwenen, neemt het publiek bezit van het podium. Ze mogen de vrijstaande speeltafel tot op een paar centimeter naderen. Om een close-up te maken van de rijen toetsen waarover kortgeleden de vingers van Apkalna dansten.
Sculptuur aan de Elbe
De Elphilharmonie in Hamburg oogt elegant. Op een voet van roodbruine baksteen verheft zich een concertgebouw met een volledig glazen façade met honderden vlakke én gebogen ruiten. Een golvend dak vormt de bekroning.
Dankzij de welving in honderden ramen weerspiegelen de lucht, de stad en het water van de Elbe –dat het gebouw aan drie kanten omsluit– zich op een spannende manier in het glas. De duizenden donkere reflecterende puntjes die op veel ruiten zijn aangebracht, dragen bij aan de wisselende lichteffecten en de speelsheid van het gebouw. Deze sculptuur van steen en glas, ontworpen door de architecten Herzog en De Meuron, wordt al gezien als hét beeldmerk van Hamburg.
In het voormalige pakhuis waarop de nieuwbouw rust, lagen tot in de jaren negentig cacao, thee en tabak opgeslagen. Tegenwoordig zijn er facilitaire voorzieningen en een studio met 170 zitplaatsen te vinden. In de nieuwbouw huizen een kleine zaal met 550 en een grote zaal met 2100 zitplaatsen. Daarnaast zijn er 45 appartementen en een hotel met 244 kamers ondergebracht. Het hoogste punt van het gebouw is 110 meter.
Pr-medewerkster Natalie Ruoss neemt haar bezoek mee naar de 82 meter lange roltrap. Deze lijkt dankzij zijn gebogen vorm en de steeds nauwer wordende roomwitte tunnel naar een onbekende wereld te voeren. Aan het eind ervan staan bezoekers oog in oog met de haven en de stad. Dit vormt de opmaat naar het uitkijkplatform op 37 meter hoogte.
„Recente cijfers heb ik niet”, zegt Ruoss. „In november ging het platform open en in de eerste twee maanden telden we een half miljoen mensen. Een bezoekje is gratis.”
Ook het inwendige plaza is niet zomaar een bestraat binnenplein. Een deel van de wanden bestaat volledig uit golvend glas. Even verderop vraagt Ruoss aandacht voor de buislampen in de foyer van de grote zaal. „Ze wijzen allemaal in de richting van de plek waar de dirigent staat.”
De grote zaal vormt het hart van het gebouw. Qua vorm is niet gekozen voor een schoenendoos, maar voor een wijngaard. Het podium is gepositioneerd in het midden. Daaromheen bevinden zich speels vormgegeven, steil oplopende terrassen met stoelen. Het verschil tussen de laagste en de hoogste stoel bedraagt bijna 18 meter. De maximale afstand tussen de concertgangers en de dirigent is 30 meter.
De Hamburgers namen de Japanner Yasuhisa Toyota in de arm voor de akoestiek. Deze „akoestiekgoeroe” koos ervoor om 10.000 platen aan te brengen, gemaakt van een mengsel van gips en oud papier. Ze hebben elk een eigen structuur, die doet denken aan bladnerven. Deze ‘sinaasappelhuid’ moet het geluid in alle richtingen reflecteren.
„De vormgeving van de grote zaal moet bezoekers geborgenheid bieden”, zegt Ruoss. „Alsof ze met elkaar in een woonkamer of buiten rond een kampvuur zitten.”
Fluisteren en grommen
Over de akoestiek van de grote zaal in de Hamburgse Elbphilharmonie is het laatste woord nog niet gezegd. „De Elbphilharmonie is de grote Stradivarius onder de concertzalen”, stelt Thomas Hengelbrock in het januarinummer van het magazine van de Deutsche Bahn. Hij is chef-dirigent van het NDR Elbphilharmonie Orchester, het huisorkest van het concertgebouw. „De grote zaal neemt je direct gevangen, waardoor je nergens anders meer wilt zijn.”
Duitse muziekcritici oordelen wisselend na de officiële opening op 11 januari. Volgens de recensent van de Rheinische Post klinkt de zaal op veel momenten net zo fraai als de Elbphilharmonie eruitziet. Zijn collega van Der Spiegel spreekt van een analytische, maar ook genadeloze akoestiek. Die Welt meldt: „Droger dan droog, je hoort werkelijk alles.”
Tijdens de presentatie van het Klaisorgel, vorige week vrijdag, valt op dat het instrument vrijwel altijd prominent klinkt. Of de organiste van de Elbphilharmonie, Iveta Apkalna, nu enkele fluiten of veel registers inzet. In een kathedrale ruimte gaan soms details verloren, maar in de Elbphilharmonie blijft alles hoorbaar. Voordeel hiervan is dat luisteraars de lijnen in een stuk kunnen blijven volgen. Het volle werk van het orgel klinkt intens. Op die momenten dringt zich de behoefte aan een kathedrale ruimte op.
Een dag eerder laat de cellist Yo-Yo Ma zich met enkele vrienden horen in de Elbphilharmonie. Ook tijdens hun spel valt de directheid van de grote zaal op. Geen detail gaat verloren. Of Yo-Yo Ma zijn cello nu laat fluisteren of grommen. Klarinettist Kinan Azmeh presenteert in samenspraak met de cellist de compositie die hij in opdracht van de Elbphilharmonie schreef. De vele loopjes in het tweede deel klinken eveneens kristalhelder en doen denken aan de golfslag in de aangrenzende Elbe. Dat de klarinet warm aandoet, zal niet alleen aan de Azmehs talent, maar ook aan deze akoestiek te danken zijn.
Later voegen zich een strijkorkest en een slagwerker bij de twee musici. In hoeverre deze zaal bijdraagt aan het enthousiasme dat zij tentoonspreiden, valt moeilijk te zeggen. Duidelijk is wel dat je hier met kamermuziek prima uit de voeten kunt. De grote zaal ‘voelt’ in dit genre als een intieme ruimte aan.