Apostolicum basis van christen-zijn
Elke zondag klinken de Twaalf Artikelen in de kerk. Wanneer en door wie het Apostolicum werd opgesteld, is onbekend, zegt prof. dr. J. van Oort, kenner van de vroege kerkgeschiedenis. „Het is een anoniem document dat het hart van het geloof verwoordt."
Al in het oerchristendom waren er korte belijdenissen, licht Van Oort de ontstaansgeschiedenis van het Apostolicum toe. „De kortste en wellicht ook oudste was: ”Ièsous Kurios”: Jezus is de Kurios, Heer. Daarbij kwamen dan weer verdere belijdenisuitspraken, zoals: „Christus Jezus, Die gestorven is, ja, wat meer is: die opgewekt is, die aan de rechterhand van God is, die ook voor ons pleit.” En zo meer. Aan die belijdenis over Jezus werden uitspraken gekoppeld over Zijn Vader en over de Geest.”
Van Oort onderstreept dat het doopbevel uit Mattheüs 28 heel belangrijk was. „In de oudste kerk werd kennelijk vanaf het begin trinitarisch gedoopt. Hoewel we zeker weten dat er in de allereerste tijd ook gedoopt werd „op de Naam van Jezus.” Bij die doop werden al spoedig vragen gesteld: Geloof je in God de Vader? En in Jezus Christus? En in de Heilige Geest? Dat zien we duidelijk in de ”Didachè” of Leer van de Twaalf Apostelen, een heel oud document van rond het jaar 100 uit Syrië, waarschijnlijk van het platteland rond Antiochië. Uit die belijdenisvragen, „Gelooft u in de Vader?” enzovoort, is dan de geloofsbelijdenis gegroeid zoals we die nu kennen.”
Waarom noemen we die belijdenis Apostolicum?
„Ik zie daarvoor twee redenen. De eerste is een vrome legende. Die kwam pas ergens in de vierde eeuw op en kennen we vooral uitvoerig uit de tijd van Karel de Grote. Men had toen al het Apostolicum in zijn huidige vorm en wilde het nog meer gezag geven. Toen kwam de legende op dat de twaalf discipelen bij Jezus’ afscheid ieder een artikel opgezegd zouden hebben. Petrus zei: „Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.” Andreas voegde eraan toe: „En in Jezus Christus”, enzovoorts. Van de vroegere twijfelaar Thomas kwam het artikel over de opstanding.
Dit is misschien een aardig verhaal, maar verzonnen. Wel berust alles wat in de belijdenis staat op het Nieuwe Testament, daarom is de naam ”Apostolicum” goed te verdedigen. In deze belijdenis vind je geen enkele dogmatische of filosofische speculatie. Alles is vanuit de apostolische geschriften te verantwoorden.”
Toch is de formulering „nedergedaald ter helle” pas later toegevoegd.
„Inderdaad, de zogenoemde ”descensus ad inferna”. Dit was bekend in de Syrische kerk. Op een synode in Sirmium (359) werd dit op voorspraak van een Syriër aanvaard. Men benadrukte hiermee het dieptepunt van Jezus’ lijden en sterven. Maar al snel werd dit anders uitgelegd. Het zou wijzen op Christus’ triomftocht door het dodenrijk, waar Hij kwam als Verlosser van de gelovigen van het Oude Testament. Men sprak toen ook liever van de ”descensus ad inferos”, de neerdaling naar de doden, en verwees naar 1 Petrus 3:19. Anderen stelden dat de nederdaling een bewijs was van alverzoening, of van een soort vagevuur.”
Wat denkt u er zelf van?
„Als je kijkt naar de geest van het Apostolicum, denk ik dat hier de uitleg van de Heidelbergse Catechismus niet alleen een heel mooie is, maar ook de historisch juiste. Met de nederdaling ter helle wordt allereerst de diepte van Jezus’ lijden aangegeven. En tegelijk de vertroostende belijdenis dat Hij van het diepste lijden verlost. Deze uitleg is opgekomen uit het belijdende geloof van de Vroege Kerk.”
Is er nog meer aan het Apostolicum toegevoegd?
„Ja, een belangrijke toevoeging lijkt me het ”passus est”: ”die geleden heeft”. Hiermee wordt tegenover de zogenoemde ”Patripassiani” (zij die geloven dat de Vader geleden heeft, JKK) nadrukkelijk gesteld dat Jezus geleden heeft, niet de Vader. Het werd toegevoegd voor de oude zinsnede: „Die onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven.” Het is wellicht goed –en ook historisch verantwoord, hoewel bij mijn weten geen enkele kerk wereldwijd dit officieel doet– te lezen: „die geleden heeft, onder Pontius Pilatus is gekruisigd”, met een extra komma dus. Komma’s zijn in de kerkgeschiedenis wel vaker essentieel gebleken.”
Was er destijds veel discussie over de inhoud? Hebben er lang verschillende versies bestaan?
„Zeker, er was discussie en er bestonden nogal verschillen. De Apostolische Geloofsbelijdenis is geleidelijk gegroeid tot de vorm zoals die nu vrijwel wereldwijd is aanvaard. Vooral de doopbelijdenis van de gemeente van Rome is in deze ontwikkeling belangrijk geweest. Rome was in die tijd een kosmopolitische stad. Met christenen uit allerlei landstreken werd de noodzaak tot eenheid rond één doopbelijdenis gevoeld. Vanuit die hoofdstad verspreidde zich een steeds meer eenvormig Apostolicum in de westerse kerk. Karel de Grote deed er veel voor, en sindsdien kwam aan vrijwel alle lokale varianten een eind.”
In welke verhouding staat het Apostolicum tot andere vroegchristelijke belijdenissen?
„Het Apostolicum is helemaal opgekomen vanuit de vragen die gesteld werden bij de doop en waarop dan drie keer werd geantwoord met ”pisteuo”, ”ik geloof”, of later in het Latijn: ”credo”. De alleroudste en vrijwel complete vorm is zeer waarschijnlijk in het Grieks. Die taal werd nog ruim na 200 in de gemeente van Rome gesproken.
Belangrijk is dat die driedeling duidelijk te zien is. De indeling in twaalf ‘artikelen’ is van veel later tijd en moet eigenlijk niet gebruikt worden. De belijdenis van Nicea (325), aangevuld op het concilie van Constantinopel (381), bestaat ook duidelijk uit drie delen. Die belijdenis is eveneens ontstaan uit doopvragen, maar later aanmerkelijk uitgebreid. Ook zijn de formuleringen hier en daar sterk leerstellig. Dit is dé belijdenis van de kerk van het Oosten, van de Grieken en Russen bijvoorbeeld. Officieel kennen zij het Apostolicum niet, alleen ‘Nicea’. Eigenlijk is het dus incorrect om bij de belijdenis van het Apostolicum in onze eredienst te zeggen dat we belijden „met de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen.” Het Apostolicum bevat niets wat de orthodoxe en andere kerken in het Oosten niet aanvaarden, alleen ze kennen deze formulering niet.”
Hebben Calvijn en Luther nog speciale invalshoeken gegeven ten aanzien van het Apostolicum?
„Zoals vrijwel altijd ging Calvijn in het klassieke spoor en sloot hij zich aan bij wat hij bij de beste getuigen uit de Oude Kerk kon vinden. Luther maakte bezwaar tegen de formulering „katholiek” in de belijdenis over de kerk. Hij verving dat door „christelijk.” De lutherse kerken volgen dat nog altijd, maar ik denk niet dat dit verstandig is. Ook bijvoorbeeld de anglicanen belijden ”the holy catholic Church”.”
Staat u ook achter dit gebruik van ”katholiek”?
„Ja, ten diepste wel. Het woord „algemeen” kan óf nietszeggend zijn, óf verkeerd begrepen worden. „Algemeen” doet denken aan zoiets als het AD, of een fonds voor algemeen nut. En dat is de kerk zeker niet. Ze is katholiek in de zin van: universeel, over de hele wereld verspreid. Dat was de oorspronkelijke belijdenis en dat mogen we ons bewust zijn. Katholiek is echt niet hetzelfde als rooms-katholiek.”
In diverse gereformeerde verenigingen en organisaties valt een tendens waar te nemen om in de grondslag niet langer te verwijzen naar de gereformeerde belijdenisgeschriften, maar te volstaan met de Apostolische Geloofsbelijdenis. Wat vindt u daarvan?
„Dat lijkt me inderdaad goed, en zelfs ‘reformatorisch’ in de beste oorspronkelijke zin, als men inderdaad steeds let op de rijke inhoud.”
Welke betekenis ziet u voor het Apostolicum weggelegd in de zondagse samenkomsten van de gemeente?
„Deze belijdenis mag veel in de eredienst klinken. Het brengt de gemeente haar doop in herinnering, de basis van haar bestaan en van elk lidmaat.”
Wat betekent dit geloofsdocument voor u persoonlijk?
„Het Apostolicum is kort in woorden en omvangrijk in gewichtvolle gedachten, inderdaad de basis van je christen-zijn. Alles staat er in feite in. In de Vroege Kerk kreeg je het Apostolicum plechtig overgeleverd, als geheimenis en wachtwoord om te bewaren. Je schreef het niet op, maar leerde het uit je hoofd. Zoals de Engelsen zeggen: ”learned by heart”.”