Niet voor niets werd Kutná Hora de ”nationale schatkist” van het koninkrijk Bohemen genoemd. Daar werd het zilver opgedolven dat het land grootse inkomsten bezorgde. De restanten zijn er te bewonderen, en er zijn nog veel meer bezienswaardigheden in deze Tsjechische stad.
Kutná Hora ligt in de regio Midden-Bohemen, zo’n 70 kilometer ten oosten van de Tsjechische hoofdstad Praag. De zilverstad, zoals Kutná Hora wel wordt genoemd, telt ruim 20.000 inwoners. Het stadscentrum met zijn twee kathedralen staat sinds 1995 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
Kutná Hora werd in de 12e eeuw gesticht als mijnbouwnederzetting. Er werden rijke zilvervoorraden opgedolven. De mijnen liepen zelfs tot onder de stad door. De zilverwinning was een belangrijke inkomstenbron voor het land.
De oorspronkelijke, Duitse naam Kuttenberg dankt de stad aan de legende dat de monniken uit het plaatselijke klooster bij het zilverdelven in de mijn hun gevonden zilver verstopten onder hun ”kutte”, het Duitse woord voor monnikspij.
De plaats groeide snel en bij het begin van de Hussitische Oorlogen in 1419 was Kutná Hora na Praag de belangrijkste stad in het koninkrijk Bohemen. De rijkdom van toen is nog af te lezen aan de prachtige bouwwerken die de inwoners neerzetten. Aan het einde van de 16e eeuw waren de mijnen echter uitgeput.
Zilvermijn
Het oudste gedeelte van Kutná Hora is de wijk Sedlec. Er staan kloosters en oude herenhuizen. Dit is de plek waar de geschiedenis van het koninklijke zilver begon. Die geschiedenis wordt verteld in zilvermuseum Hrádek, dat is gehuisvest in een veertiende-eeuwse vesting dicht bij de Sint-Barbarakerk. In het museum is niet alleen zilver te zien, en gereedschap dat bij het delven van het zilver werd gebruikt, maar er zijn ook prachtige muur- en plafondfresco’s te bewonderen.
In een vroegere zilvermijn worden rondleidingen verzorgd. De delfstof bracht Kutná Hora in de middeleeuwen tot grote bloei. De stad was zelfs enige tijd de residentie van de Boheemse koning.
Knekelkunst
In een kleine kapel onder de roomse Allerheiligenkerk bevindt zich het ossuarium van Sedlec. De abt van het plaatselijke klooster nam een handjevol aarde mee terug van zijn pelgrimstocht naar Golgotha. Hij strooide die aarde uit op de begraafplaats bij het klooster. Mensen wilden graag in deze ‘heilige grond’ begraven worden. Daardoor raakte het kerkhof al snel overvol. Daarom werden ook botten en schedels opgeslagen in de kloosterkapel.
Toen eind 19e eeuw de familie Schwarzenberg het klooster kocht, gaf ze een houtsnijwerker opdracht kunstwerken uit de bottenberg te vervaardigen. Het knekelhuis bevat de skeletten van 40.000 tot 70.000 personen. Aan het plafond, aan de muren, overal hangen schedels en beenderen. Altaren, kandelaar armen, obelisken, ze zijn allemaal –niet bepaald respectvol– van menselijke botten gemaakt. In het midden hangt een kroonluchter waarin minstens één exemplaar van elk bot in het menselijk lichaam verwerkt is.
Kerk met tentdak
De Sint-Barbarakerk valt op vanwege de bijzondere dakconstructie: die heeft de vorm van een tent. De bouw van het bedehuis begon in 1388. Ten gevolge van de Hussitische Oorlogen werd de bouw meer dan zestig jaar stilgelegd, tot 1482 hamer en troffel weer ter hand werden genomen. Geldgebrek legde de bouwerij in 1588 –precies twee eeuwen na de start– opnieuw lam. Wat er inmiddels overeind stond, werd provisorisch met een muur dichtgemaakt. De laatste bouwfase duurde van 1884 tot 1905. Toen was ook de voorgevel eindelijk klaar. Na 617 jaar was de kathedraal voltooid.
De Sint-Barbara is een schoolvoorbeeld van gotische architectuur, met zijn overdaad aan luchtbogen, torentjes, pijlers, steunberen en decoraties. Die overdaad was ook wel bedoeld om de inwoners van Praag de ogen uit te steken. Wedijver tussen steden was er altijd.
De grote glas-in-loodramen zorgen voor een fraaie lichtinval. Op het geometrische gewelf in het centrale deel van de kathedraal prijken de emblemen van plaatselijke gilden. De fresco’s in de zijkapellen tonen het winnen van zilvererts en het verwerken daarvan tot munten en sieraden.
Uitzicht
Barborská, een lang, breed wandelpad met tal van beelden, biedt een fraai uitzicht over de stad en de omgeving. Het pad voert langs het Jezuïetencollege. In dit barokke bouwwerk is de Galerij van Midden-Bohemen (GASK) gevestigd. Deze galerie is gespecialiseerd in de beeldende kunst van de 20e en de 21e eeuw, maar laat tijdens exposities ook oudere kunst zien.
De volgende trekpleister voor de vele toeristen die Kutná Hora bezoeken, is de Kerk van de Hemelvaart van Onze-Lieve-Vrouw. Die werd gebouwd tussen 1282 en 1320 en is dus nog bejaarder dan de Barbarakerk. Het is de oudste kathedraal in de Tsjechische republiek.
Druipsteengrotten
Onneembare vestingen, immense forten, sprookjesachtige kastelen en grillige zomerpaleizen in uitgestrekte parken. Toeristisch materiaal over Tsjechië raakt niet uitgejubeld over al het moois dat er te bewonderen is. Dit zijn plaatsen waar het verleden tot leven komt.
Tsjechië telt meer dan 300 kastelen, burchten en ruïnes. Midden-Bohemen heeft echter nog meer moois: valleien met rivieren, bossen, zilvermijnen en historische stadjes en bossen. Naast Kutná Hora behoort het Kasteel Karlštejn van keizer Karel IV tot de populairste bestemmingen. En dat alles is vanuit hoofdstad Praag vrij snel te bereiken.
Koněprusy, 122 kilometer bij Kutná Hora vandaan, is een kalkgebied met het grootste grottenstelsel van Tsjechië. De grotten tellen drie galerijen. De druipsteenformaties werden pas in 1950 ontdekt. Er werden ook beenderen van prehistorische dieren aangetroffen. Hoe dieper je de grot in gaat, hoe meer bijzondere vormen je ontdekt.