Economie

Pluimveehouders leven tussen hoop en vrees vanwege vogelgriep

De vogelgriep die sinds twee maanden in Nederland rondwaart veroorzaakt een „vele malen grotere” schade in de pluimveehouderij dan de uitbraak van eind 2014. Dat zegt pluimveehoudersvoorman Eric Hubers. Tegelijk vindt hij het tijd voor een bezinning op de standaardaanpak met preventieve ruimingen rond elk besmet bedrijf.

4 January 2017 11:55Gewijzigd op 16 November 2020 09:29
KAMPERVEEN. Pluimveebedrijven binnen 1 kilometer van een met vogelgriep besmet bedrijf worden tot nu toe standaard preventief geruimd. Pluimveehoudersvoorman Eric Hubers wil hierover met de overheid in gesprek, nu blijkt dat alle besmettingen deze winter
KAMPERVEEN. Pluimveebedrijven binnen 1 kilometer van een met vogelgriep besmet bedrijf worden tot nu toe standaard preventief geruimd. Pluimveehoudersvoorman Eric Hubers wil hierover met de overheid in gesprek, nu blijkt dat alle besmettingen deze winter

Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken mag in de melkveehouderij onder vuur liggen, pluimveehouders zijn ronduit tevreden over zijn doortastende aanpak van de vogelgriep. Al op 9 november stelde de bewindsman een landelijke ophokplicht in, enkele dagen later gevolgd door een verbod om buitenstaanders in stallen toe te laten, een verbod op vogeltentoonstellingen en een jachtverbod op watervogels. Ook kinderboerderijen en dierentuinen moesten voorzorgsmaatregelen treffen. Tot dan was nog geen enkel pluimveebedrijf door vogelgriep getroffen. Maar de situatie was wel erg verontrustend. Sinds twee weken werden in meerdere Europese landen dode wilde vogels gevonden die besmet bleken met het hoogpathogene (zeer besmettelijke) virustype H5N8. Die 9e november werd het virus ook in dode futen en kuifeenden bij Monnickendam aangetroffen.

Door de stallen potdicht te houden, hoopte de Nederlandse pluimveesector de ziekte buiten de deur te kunnen houden. Tevergeefs. Op 26 november bleek een eendenhouderij in Biddinghuizen besmet. Daarna volgden nog zeven eenden- en kippenbedrijven en een bedrijf van een dierenhandelaar. Negen boerderijen werden preventief geruimd, omdat ze binnen 1 kilometer van een besmet bedrijf gevestigd waren.

De laatste uitbraak was op eerste kerstdag bij een leghennenbedrijf in Zoeterwoude. Of het daarbij blijft, is maar zeer de vraag. Eric Hubers, voorzitter van de vakgroep pluimveehouderij van boerenorganisatie LTO Nederland en nauw betrokken bij het overleg tussen de sector en het ministerie, vreest van niet.

Hoe kijkt u terug op de afgelopen zes weken?

„Het was en is een heel spannende tijd. We leven als pluimveehouders continu tussen hoop en vrees. We weten niet welk nieuws de dag van morgen ons brengen zal. De situatie is deze winter heel anders dan in 2014 (toen in Nederland vijf eenden- en kippenbedrijven met H5N8 besmet raakten, TR). Toen moesten we uitzoeken waar het virus vandaan kwam. Poep van dode watervogels bracht het bewijs: die hadden de ziekte overgebracht. Dit jaar wisten we vooraf al dat de dreiging groot was. In Siberië gingen afgelopen zomer veel meer wilde vogels dood aan vogelgriep dan andere jaren. Het virus zit nu in meer soorten dan twee jaar geleden, en in veel grotere aantallen dieren. Ook aaseters, zoals kraaien, meeuwen en zelfs zeearenden –die er zelf niet aan doodgaan– kunnen het virus verspreiden.

De ophokplicht kwam opmerkelijk vroeg. Vanuit LTO hadden we er nog niet eens om gevraagd. Het was daarna een enorme teleurstelling toen de eendenhouderijen in Biddinghuizen toch besmet raakten. Even hoopten we dat het daarbij zou blijven. De bedrijven daar liggen in een waterrijk gebied waar veel wilde vogels zitten. Maar later werden er helaas ook kippenbedrijven getroffen.

Tot nu toe komen alle besmettingen vanuit de natuur. Ik vind dat de sector een groot compliment verdient dat er nog geen versleping (verspreiding van het virus van de ene boerderij naar de andere boerderij, TR) heeft plaatsgevonden.”

Wat vindt u van de aanpak tot nu toe?

„We staan voor 100 procent achter de maatregelen die het ministerie heeft getroffen. Maar we maken ons nu wel hard voor een versoepeling voor sommige bedrijven die in de toezichtsgebieden zitten of nog komen te zitten. Met name vermeerderingsbedrijven (bedrijven die broedeieren produceren, TR) mogen niet het kind van de rekening worden. Op die bedrijven is de schade veel groter dan op een gewone leghennenhouderij. De eieren mogen vanwege het vervoersverbod niet naar de broederij. Daardoor verliezen ze hun waarde. Ze mogen alleen naar de industrie, en dat levert haast niks op. Ik ga ervan uit dat de versoepeling vandaag of morgen wordt bekendgemaakt. Er komt een speciaal protocol om broedeieren veilig van de bedrijven af te mogen voeren. De situatie zal wel per bedrijf bekeken worden, maatwerk dus.”

De les van 2014 was: ook kippen die binnen zitten, kunnen door vogelgriep getroffen worden. Ophokken alleen is niet genoeg. Wat is de ervaring van deze winter?

„Die les is alleen maar bevestigd. Bij de eerste uitbraken in Biddinghuizen hadden we nog de indruk dat het virus met het naar binnenbrengen van strooisel was meegekomen. Het ging daar om eendenhouderijen, waar meer strooisel wordt gebruikt dan op kippenbedrijven. Maar bij de uitbraken in Abbega en Boven-Leeuwen zaten de eerste zieke kippen midden in de stal en van daaruit verspreidde het virus zich. Ik weet nog dat ook bij de uitbraak in Hekendorp in 2014 het bij een ventilatieklep begon. De conclusie is dat het virus via de buitenlucht naar binnen is gekomen. Het is zeker dat de besmettingen deze keer tot nu toe allemaal uit de natuur komen.”

Tot nu toe zijn er bijna 730.000 dieren gedood, waarvan 218.500 op de besmette bedrijven en 509.000 preventief bij naburige bedrijven. Geen van die laatste bleek besmet. De preventieve ruimingen moeten het overspringen van het virus van bedrijf naar bedrijf te voorkomen. Is rigide handhaving van die aanpak wel noodzakelijk, nu alle besmettingen uit de natuur komen?

„Dat is een heel terechte vraag, waar wij zeker met de overheid over willen praten. Een ruiming heeft een enorme impact op de ondernemer en grote gevolgen voor zijn bedrijf. Vleeskuikenhouder Gijs de Wit in Hazerswoude is deze keer weer preventief geruimd, net als in 2014, zonder dat zijn dieren ziek zijn. Die is daar heel verontwaardigd over en dat kan ik me ook helemaal voorstellen. Ook uit ethisch oogpunt kun je je afvragen of rücksichtslos preventief ruimen verantwoord is. Je maakt een heleboel dieren dood terwijl dat wellicht niet nodig is.

Een alternatief kan zijn om af te wachten of de dieren gezond blijven. Maar het blijft een moeilijke afweging. Je kunt ook redeneren dat je toch een risico neemt en de sector als geheel in gevaar brengt. Zeker in een pluimveedicht gebied wil je voorkomen dat een besmetting zich als een olievlek uitbreidt. Maar daar kun je weer tegen inbrengen dat bedrijven waar in de omgeving dode wilde vogels zijn gevonden, ook niet preventief geruimd worden. Ik denk zelf dat we met de wetenschap van vandaag misschien meer naar maatwerk moeten. Zit een bedrijf stijf tegen een besmet bedrijf aan, dan wel preventief ruimen, maar zit het verderop en zijn er duidelijke fysieke scheidingen dan hoeft het misschien niet. Daar moeten we over nadenken.”

Bij de vorige uitbraak was er ook kritiek op de strenge regels voor vrije-uitloopeieren. Na twaalf weken ophokken mogen die niet meer onder dat label verkocht worden, wat de betrokken boeren veel schade oplevert.

„Die regel bestaat nog steeds. We hebben in Brussel na 2014 gelobbyd voor versoepeling, maar tevergeefs. Deze keer hebben veel meer landen met vogelgriepuitbraken te maken en lijden dus ook veel meer boeren schade. We proberen die landen met ons mee te krijgen. Een officieel verzoek om de twaalfwekentermijn op te rekken, is al weken geleden bij de Europese Commissie ingediend. Die twaalf weken zijn trouwens uit de lucht gegrepen. Kijk naar de biologische sector, die heeft geen problemen met de ophokplicht. Biologische boeren moeten hun kippen ook binnenhouden, maar toch mogen de eieren als biologisch worden verkocht. We hopen dat Brussel beseft dat de markt voor vrije-uitloopeieren op deze manier ontwricht raakt. De handel gaat op zoek naar alternatieven. Het verstoort de verduurzaming van de sector.”

Zullen er de komende tijd meer uitbraken komen?

„Het is nu al meer dan week rustig. Maar het vogeltrekseizoen is nog lang niet voorbij. Overal in de natuur zitten zieke vogels, die weer andere vogels besmetten. In Duitsland zijn er vrijwel dagelijks nieuwe uitbraken, deze week nog op twee kalkoenhouderijen in Nedersaksen. Ik ben er niet gerust op. Ook het huidige weer, koud en nat, is gunstig voor het virus. Onder die omstandigheden blijft het lang in leven. Zodra het een gastheer vindt, wordt het actief. Zonlicht en warmte, dat hebben we nodig.”

Kunt u iets over de schade zeggen?

„Daarvoor is het te vroeg. Het is wel zeker dat deze epidemie veel ernstiger is dan in 2014. De schade zal vele malen groter zijn.”


Ruimingen bij een uitbraak

Bij een uitbraak van hoogpathogene (zeer besmettelijke) vogelgriep worden, naast het getroffen bedrijf, uit voorzorg ook alle pluimveehouderijen binnen een straal van 1 kilometer geruimd. Verder stelt het ministerie van Economische Zaken conform Europes regelgeving een beschermingsgebied en een toezichtsgebied in. In het beschermingsgebied –3 kilometer rond het besmette bedrijf– worden alle pluimveehouderijen op eventuele besmetting met vogelgriep onderzocht. In het toezichtsgebied –met een straal van 10 kilometer– geldt een vervoersverbod voor levende vogels en pluimveeproducten (zoals eieren) en een verbod op de afvoer van mest en gebruikt strooisel. Enkele keren per jaar duikt in Nederland een milde variant van vogelgriep op. In zo’n geval wordt alleen het besmette bedrijf geruimd. Het vervoersverbod geldt dan voor een zone van 1 kilometer. In dat gebied worden bovendien alle andere pluimveebedrijven onderzocht op eventuele besmetting.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer