Wetgeving is er niet om elk door een enkeling ervaren ongemak uit de wereld te helpen, reageert prof. mr. M. J. A. van Mourik op mr. Helene Faassen (RD 19-12) en het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap (RD 7-12).
Tijdens de strijd die voorafging aan de openstelling van het huwelijk voor personen van gelijk geslacht bond ik publiekelijk de strijd aan met Henk Krol en zijn vrienden. Het leek mij toereikend dat homokoppels via het geregistreerd partnerschap gelijke rechten en plichten konden krijgen als gehuwde stellen. Denaturering van het huwelijk als historisch instituut stond mij behoorlijk tegen. Het was ook niet nodig voor de ”Gleichberechtigung”, zoals kort daarna onder andere in Duitsland werd ingezien.
Helaas werd in de politiek de symboolwaarde van ”het huwelijk” zwaarder gewogen dan het juridisch verstand, waardoor we nu zitten met een volmaakt overbodig geregistreerd partnerschap. En ik vraag me sinds vorige week af waarom een huwelijk is beperkt tot twee personen.
Omdat ik er niet voor voelde gehuwd te zijn onder een opengesteld huwelijk, vertelde ik een journalist van de Volkskrant dat ik zou gaan scheiden als de openstelling een feit zou zijn. Maar ik voegde eraan toe dat ik vervolgens onverwijld in Kleve met veel feestgedruis zou hertrouwen, met dezelfde vrouw. Deze manoeuvre ging niet door omdat mijn vrouw niet voelde voor deze poppenkast. Ik ben inmiddels 47 jaar ononderbroken, en gelukkig, met haar getrouwd.
Realiteit
Ook de denaturering van het ouderschap is al een tijdje aan de gang, althans indien men ervan uitgaat dat een kind één moeder heeft en één spermadonor, die bij voorkeur tevens als vader optreedt. Dat de feitelijke gezinssituatie vaak anders is, is jammer maar onvermijdelijk. De wetgeving werd aan de realiteit aangepast. Kinderen kunnen nu gezegend zijn met twee moeders (”geboortemoeder” en ”duomoeder”) of met twee vaders (adoptie). Deze verworvenheid sluit goed aan bij de openstelling van het huwelijk. Uiteraard woog bij de regelgeving het belang van het kind zwaar.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap stelt voorop dat kinderen er belang bij hebben „dat zij ouders hebben die bewust de verantwoordelijkheid nemen om hen naar beste vermogen te verzorgen en op te voeden” (blz. 401). Dat zal niemand betwisten. Maar vervolgens bepleit de commissie de invoering van drie- of vierouderschap, waarbij de ouders zijn verspreid over maximaal twee ”huishoudens’. Is daar meer dan incidentele behoefte aan? Dat is niet gebleken. Het zal ook zelden voorkomen, gelet op de ”toegangseisen” waaraan voldaan moet worden om de toestemming van de rechter te verkrijgen.
Trouwens, wat moet de rechter met de verklaring dat Wilma de aspirant-geboortemoeder is, Kevin de aspirant-genetische ouder en Bram en/of Cheyenne de levensgezel van een van beiden? Papier is geduldig. Gaat de rechter ook controleren of de beoogde geboortemoeder echt (nog) niet zwanger is? En hoe het zit met die ”huishoudens”? Wat is een ”huishouden”?
Modern
Als het vierspanouderschap heel weinig zal voorkomen, zoals ik verneem, waarom dan zo’n majeure wetgevingsoperatie gestart? Omdat het modern en fris oogt? Uit niets blijkt dat ”de stabiliteit van het gezin” en/of het belang van het kind hiermee gediend is. Ik kan het tegendeel beweren. Wetgeving is er niet om elk door een enkeling ervaren ongemak uit de wereld te helpen.
Volstaan had kunnen worden met de bepaling dat maximaal vier personen het ouderlijk gezag over een kind kunnen uitoefenen. Dat gezag verplicht tot verzorging en opvoeding van het betrokken kind. Daar hoef je dus geen ouder voor te zijn. Gezagsdrager is minder zwaar dan ouderschap en bezorgt de betrokken niet-ouder(s) toch een mate van waardering.
Spontaan
Ouderschap impliceert het bestaan van ”familierechtelijke betrekkingen”. De genetische realiteit is daarbij niet doorslaggevend maar doet er in dit voorstel nauwelijks nog toe. De ”ontstaansgeschiedenis” van het kind krijgt overigens terecht veel aandacht.
Over familierechtelijke betrekkingen moet niet te luchtig worden gedacht. Kinderen met dezelfde ouders zijn broers en zusters van elkaar, zij erven van hun ouders en dragen de naam van een van hen. Ouders zijn alimentatieplichtig jegens het kind. In beginsel blijft het ouderschap bestaan, ook als een ouder een huishouden verlaat. Een vierouderkind erft dus van vier ouders en potentieel zelfs van acht grootouders, alsmede van allerlei hele en halve broers en zusters. Het rapport besteedt er geen woord aan.
Mijn eerste reactie op het rapport, op basis van het persbericht, had een mate van spontaniteit. Nu ik het rapport heb gelezen, ben ik nog opstandiger gestemd dan ik spontaan al was.
De auteur is emeritus hoogleraar notarieel en privaatrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en oud-notaris te Nijmegen.