„Wees niet naïef, leg je kinderen uit dat het hen niet gaat lukken als ze zelf niet naar God gaan zoeken en Hem vinden.”
Die oproep deed dr. P. J. Visser, predikant van de protestantse Noorderkerkgemeente in Amsterdam, donderdag tijdens een debat over kerkverlaters en zogeheten aanhakers dat de IZB organiseerde naar aanleiding van het eerder dit jaar verschenen onderzoek God in Nederland. De missionaire organisatie in de Protestantse Kerk in Nederland kon in De Schakel te Nijkerk rekenen op de belangstelling van bijna 200 aanwezigen.
Gesprekspartner van dr. Visser, die in zijn gemeente regelmatig in contact komt met aanhakers, was EO-presentator Tijs van den Brink. Hij spreekt voor het televisieprogramma Adieu God? juist kerkverlaters. Tijdens de avond begint hij in de rol van afhaker en noemt zich „Anton Ferdinand Haker, Afhaker voor intimi.” Als Afhaker legt hij uit hoe moeilijk het is om te geloven in dingen als een maagdelijke geboorte, en Job die tien kinderen verloor en er weer tien terugkreeg. „Ik hoorde een dominee eens van de preekstoel zeggen over Jezus’ hemelvaart: „Over de vraag hoe het kan dat Hij opsteeg, gaan we het niet hebben. Laten we spreken over de zegenrijke effecten ervan.” Dan neem je mij dus echt niet serieus.” En even later: „Jullie zeiden dat God geen Sinterklaas was, maar Hij leek er wel erg op.”
Onzin
Dr. Visser, gepromoveerd missioloog, stelt dat hij God ook niet altijd ziet in Amsterdam. „Ik zie Hem vaker niet dan wel. Maar dat betekent niet dat Hij onzin zou zijn en dat we Hem maar moeten afschaffen. Alsof we daarmee geholpen zijn.
Ik zie namelijk ook iets anders. In een wereld waar mensen niet met Hem uit de voeten kunnen, duikt Hij op. Zo ging het ook in de Bijbel, eigenlijk een goddeloos boek. In Genesis 11 gelooft er geen hond meer. Ze bouwen een toren. En dan ineens, een hoofdstuk later, klinkt er een stem: „Abram!” God begint bij één man.
Later verschijnt God in Jezus, Die aan het kruis wordt geslagen. Wij hebben blijkbaar de macht om Hem te doden. Maar in die werkelijkheid volgt de opstanding. Jezus komt geen gelijk halen bij Kajafas. Je kunt Zijn opstanding afdoen als een leugen. Maar wie Hem heeft ontmoet, kan zijn geluk niet op.”
”Mijn christelijke opvoeding helpt mij om te getuigen van Jezus”, luidt de eerste stelling van de avond. Aan de hand van groene en rode kaartjes kunnen de aanwezigen reageren. Het merendeel van zaal blijkt het eens te zijn met deze stelling. „Ik vind getuigen ingewikkeld”, zegt Van den Brink, nu niet meer in zijn rol als Afhaker. „Ik heb tijdens mijn opvoeding geen pakketje meegekregen, zo van: ga hier maar de wereld mee in. Daarnaast hangt er ook heel veel van de ontvanger af.” Dr. Visser kan zich wel vinden in wat zijn gesprekspartner zegt. „Ik vind het heel apart dat er zoveel groene briefjes omhoog gaan. Juist mensen die christelijk opgevoed zijn, hoor ik vaak het zinnetje zeggen: „Daar heet het geloof voor.” Ik word daar ontzettend chagrijnig van. Geloven is juist overtuigd geraakt zijn. Het is een wonder dat God van Zich laat horen. Vanbinnen zit alleen maar ongeloof.
Moet je eens nagaan hoe vreemd het gaat, een stem, via een dominee –in mijn geval mijn vader–, waardoor het Woord naar binnen gaat. Ik noem geloof een Godsgeschenk.” Van den Brink: „Daar zeg ik wel amen op.”
Gekke verhalen
”Ik herken me in de afhakers die ik spreek”, luidt de tweede stelling. De zaal kleurt iets roder, waardoor er meer evenwicht ontstaat. Van den Brink: „Er wordt in de kerk veel te makkelijk gesproken over wonderen. Na een kerkdienst vroeg ik eens aan een dominee: Gelooft u dat de aarde in zes dagen geschapen is? Hij zei: Dat geloof ik allang niet meer. Dan denk ik: Zeg dat gewoon. Een niet-christen kan zich serieus afvragen als hij christen wil worden: moet ik al die gekke verhalen geloven? Neem dat serieus, maak het beeld van God niet te simpel.”
Dr. Visser: „In de puberteit ga je overal vraagtekens achter zetten. Als je dan ook nog eens een vervelende gebeurtenis meemaakt, ben je er gewoon klaar mee. Ik begrijp afhakers dus ontzettend goed. Ik heb ook zo vaak gevochten met God om God. Dat moet ook, anders raak je Hem kwijt.”
Onkruid
Later op de avond kraakt dr. Visser een harde noot over het programma Adieu God? waarin de afhakers aan het woord komen. „Er mag dus giga veel onkruid gezaaid worden, want dat zit jij te doen. Er mogen allemaal redenen genoemd worden om af te haken. Hebben wij dan ook het lef –het Hebreeuwse woord voor hart– om te vertellen over Jezus, over de dingen die wij gehoord en gezien hebben.”
„Dat is raar”, reageert Van den Brink op de aanval. „Want je zegt dat je je in de afhakers herkent. Ik vind dat wij moeten vertellen waar het misgaat en hoe.” Dr. Visser: „Het is goed dat wij die argumenten horen, ook de vervelende verhalen. Doe er je voordeel mee. Maar intussen verschaft het ook argumenten aan mensen die zitten te aarzelen. Laat er daarom ook een programma zijn over aanhakers.” Van den Brink: „Dat is er al: Andries. Het komt direct na Adieu God?, dus blijf gewoon kijken.”
„Wat geeft jullie hoop?” vraagt debatleider Harmen van Wijnen, voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede, tenslotte. Dr. Visser: „Waar God wordt afgewezen, kan Hij het voor gezien houden maar ook op de meest onverwachte manieren weer opduiken en mensen in Zijn liefde om Zijn vingers winden.”
Van den Brink laat een fragment zien waarin de Vlaamse schrijfster Kristien Hemmerechts vertelt over haar angst. Dan is haar belangrijkste steun de gedachte aan God in Wie ze eerder zegt niet te geloven. „Ik kan me niet voorstellen dat ik kan slapen als ik niet weet: ik ben veilig, want ik ben in handen van de Heer”, aldus de schrijfster. Van den Brink: „Deze vrouw noemt zich niet-gelovig. Zeg het zelf maar.”