STRAATSBURG - Hoe overtuigt men traditioneel rooms-katholieke landen van liberale euthanasiewetten in geseculariseerde landen als Nederland en België? Dat is de vraag die rijst na het parlementaire debat in de Raad van Europa dinsdag.
Marty weet niet of de gezondheidscommissie hem als rapporteur handhaaft nu zijn rapport is teruggestuurd. „Het rapport zal in elk geval een nieuw kleed krijgen. Misschien benoemt men een tweede rapporteur.”
De Zwitserse afgevaardigde vindt niet dat hij het debat al bij het begin onder druk heeft geplaatst om Nederland en België als liberale voorbeeldlanden te stellen. Verbaasd: „Ik vraag alleen maar debat en onderzoek om te kijken of het mogelijk is artsen ongestraft te laten die in onvermijdelijke gevallen menselijk zijn opgetreden. Bescheidener kan ik niet zijn. Maar men wil er niet eens over praten.”
Het debat dinsdag was een levendige botsing tussen diverse mensbeelden, die voor een deel samenvallen met de grenzen tussen Oost- en West-Europa. De Hongaarse parlementariër en arts László Surján stelde dat het leven „van God gekregen” is. „Het is niet mijn besluit geweest om te leven en dus ook niet om te sterven.” Hij noemde het „zondig” om euthanasie toe te staan, ook al zou een besluit daartoe met meerderheid van stemmen worden aangenomen. „Het zal de reputatie van de Raad van Europa geen goed doen.”
De vertegenwoordigers van Polen weerden zich het sterkst tegen de voorstellen. „Het leven komt van God”, zei Henryk Kroll, „en Hij heeft er recht op.”
De Rus Valeriy Fedorov vreesde voor „verlies van vertrouwen in de arts” als euthanasie wordt toegestaan. „Een arts moet het lijden verlichten en niet het leven beëindigen.”
De Duitse Wolfgang Wodarg -ook een arts- zag euthanasie als een bewijs dat mensen „niet meer naar elkaar omzien.” „We moeten ons afvragen of in alle gevallen waarin om euthanasie is verzocht wel goede palliatieve zorg is geprobeerd”, aldus de Duitse socialist.
De Nederlandse VVD’er Dick Dees bestreed dit echter en noemde het „onmenselijke en gruwelijk” om patiënten te laten leven als ze hebben aangegeven te willen sterven. „In zo’n geval geldt alleen nog de barmhartigheid.”
Het beroep op God als de Gever van het leven ondervond dinsdag echter ook grote tegenstand. „Religie heeft vaak geen goede invloed op de politieke discussie”, stelde de Brit Bill Etherington. „Voor mij klinkt het heel redelijk dat een arts kan helpen om te sterven als mensen ondraaglijk lijden. Het leven behoort aan henzelf en zij besluiten erover. En als mensen tegen euthanasie zijn, zal niemand ze ertoe dwingen het te ondergaan.”
De Hongaar Mátyás Eörsi zei het te „respecteren als mensen zich op God beroepen, maar heb dan ook respect voor andere visies.” En de Zwitserse Ruth-Gaby Vermot meldde „genoeg te hebben van al die christelijke brieven die ons verbieden na te denken.”
De Nederlandse PvdA’er Erik Jurgens veroordeelde dat de christen-democratische Hongaar Surján euthanasie „zondig” noemde. „Dat zeg je onder geloofsgenoten, niet in een democratisch debat.” Ook riep hij de Duitsers ertoe op „euthanasie uit de schaduw van het verschrikkelijke nazisme” te halen. Hij vertelde dat hij in een Italiaans kasteel een middeleeuws kruisbeeld had gezien dat ook als dolk kon worden gebruikt. „Bedoeld om ernstig gewonde soldaten uit hun lijden te verlossen. Dat is werkelijke christelijke barmhartigheid”, aldus de rooms-katholiek Jurgens.
De -eveneens rooms-katholieke- Brit Kevin McNamara sprak namens de juridische commissie, die al eerder onder zijn leiding een zeer negatief advies over het rapport-Marty had gepresenteerd. Na het debat leunde hij tevreden achterover. „De tegenstanders waren in de meerderheid. Zij geven stem aan de zorgen van de mensen in Europa.”
In het debat haalde hij ook het rapport aan van het VN-Mensenrechtencomité, dat in juli 2001 zijn „ernstige bezorgdheid” uitte over de Nederlandse euthanasiepraktijk. „De VN zijn bang voor een hellend vlak”, aldus McNamara. „Ik vond dat rapport zeer alarmerend. Natuurlijk is het ook heel vernederend voor de Nederlandse regering.” De Nederlandse regering had in 2002 moeten antwoorden op de vragen van de VN, maar heeft dat nog steeds niet gedaan.
Maar ook McNamara’s tegenspeler, Dick Marty, zei „tevreden” te zijn. „Een van mijn belangrijkste doelen heb ik al bereikt, namelijk dat we discussiëren over het onderwerp. En nu het teruggaat naar de commissie, heb ik zelfs gedaan gekregen dat we erover blijven spreken.”