Analyse: Kabinet onderschat gevolgen stervenswet
De euthanasiewet wordt in 2016 veel ruimer toegepast dan veel voorstanders ervan in 2002 voor mogelijk hielden. Voor een nieuwe stervenswet geldt dat waarschijnlijk nog in veel sterkere mate.
Lees hier het liveblog over het Kamerdebat terug.
De partijen die woensdagmiddag steun uitspraken voor het kabinetsstandpunt inzake voltooid leven waren het er allemaal over eens. Ook al komt er straks een nieuwe stervenswet, zeiden VVD, PvdA, D66, GroenLinks en 50-Plus, in de praktijk verandert er waarschijnlijk niet zo veel. Ja, er krijgen straks mensen stervenshulp die nu nog niet onder de euthanasiewet vallen, zei bijvoorbeeld PvdA-woordvoerster Wolbert. Maar, voegde zij eraan toe, deze groep kiest ook nu al vaak voor de dood. Met methoden waar zij van huivert, bijvoorbeeld door te stoppen met eten en drinken en zo te kiezen voor een vrijwillige hongerdood.
Ook minister Schippers had zo haar argumenten om te betogen dat het kabinetsvoorstel voor een nieuwe stervenswet zo onredelijk niet is. „De samenleving is eigenlijk al een stap verder dan wat wij nu voorstellen”, voerde zij aan.
Geen ommezwaai dus? Dat staat nog maar te bezien. Helder was in elk geval de terugblik van VVD-woordvoerder Rutte op het Kamerdebat van vanmiddag. Hij stelde vast dat de Kamer een fundamentele stap had gezet; iets wat vermoedelijk een stuk dichter bij de waarheid komt. En wat tegelijkertijd betekent dat de gevolgen van een nieuwe stervenswet wel degelijk groot en ingrijpend kunnen zijn.
Een realistische inschatting van die gevolgen kan waarschijnlijk goed worden gemaakt door te kijken naar wat er in de praktijk is gebeurd nadat in 2002 de euthanasiewet van kracht werd. Deze wet maakte euthanasie mogelijk voor het geval de arts zich in een noodtoestand bevond. In uitzonderingsgevallen dus. Sommige Kamerleden vonden het van kracht laten worden van een dergelijke wet zo riskant dat ze ervoor pleiten continue alert te zijn. Fré le Poole, woordvoerder van de PvdA-Senaatsfractie zei bijvoorbeeld: „Bij stervenshulp is er altijd sprake van een ethisch spanningsveld. Hierbij wijzen beginselen als zelfbeschikkingsrecht, beschermwaardigheid van het leven, barmhartigheid en solidariteit niet allemaal in dezelfde richting. We moeten daarom ter zake de vinger aan de pols houden. Een wettelijke regeling omtrent stervenshulp kan niet het laatste woord zijn.”
Vijftien jaar later verzuchtte haar oud-fractiegenoot prof. E. Jurgens: „De huidige toepassingsmogelijkheden van de euthanasiewet stonden ons in 2001 nog niet voor ogen.” Daarmee bracht hij onder woorden wat eigenlijk door niemand kan worden ontkend: de gevolgen van de euthanasiewet zijn veel drastischer gebleken dan vooraf was ingeschat. Één op de zeven kankerpatiënten overlijdt tegenwoordig als gevolg van euthanasie (hoezo geen automatisme?), euthanasie wordt een reëele optie bij een stapeling van niet-terminale ouderdomsklachten, zoals blindheid, doofheid en incontinentie (hoezo geen hellend vlak?). Ook duo-euthanasie, waarbij echtgenoten ervoor kiezen tegelijkertijd uit het leven te stappen, is een mogelijkheid.
Dat de stervenswet die het kabinet wil introduceren van een andere orde is dan de bestaande euthanasiewet staat vast. Hier geen conflict van plichten, geen zoeken naar een balans. Integendeel, slechts één waarde krijgt in de kabinetsbrief het volle pond; dat van de autonomie, het zelfbeschikkingsrecht. De overheid moet het leven beschermen, stellen de ministers Schippers en Van der Steur, maar de plicht daartoe vervalt op het moment dat iemand „een aanhoudende, weloverwogen stervenswens” uit. Dat is een ander uitgangspunt dan in 2002 werd gehanteerd; een uitgangspunt dat bovendien grote zorgen baart.
De overheid behoeft dus als het aan het kabinet ligt geen levensbeschermende maatregelen meer te treffen jegens burgers met een persisterend doodsverlangen. Dat opent de deur naar nog veel ruimere toepassingsmogelijkheden, aangezien het hier niet alleen gaat om een doodsverlangen dat voortkomt uit een terminale ziekte. Eenzaamheid, gebrek aan zingeving, ongenoegen over verschralende ouderenzorg; het kunnen allemaal redenen zijn. Voor het kabinet doet dat niet terzake, zolang de doodswens maar duurzaam is en niet ontstaat onder invloed van een depressie of door dwang van buitenaf. „Het zelfbeschikkingsrecht staat hier voorop en drukt het recht op leven als oerfundament van de democratische beschaving te elfder ure weg”, merkte Trouwcommentator Goslinga terecht op.
De vraag resteert welke acties het kabinet geboden acht om te voorkomen dat bij levensmoede ouderen al te snel een doodsverlangen gaat ontstaan. Bij de invoering van de euthanasiewet werd gepleit voor een stevige impuls in de palliatieve zorg. Deze is uitgebleven. De palliatieve kennis en kunde is toegenomen, maar de benodigde expertise is in de eerstelijnsgezondheidszorg nog lang niet overal aanwezig.
Nu het kabinet het startschot heeft gegeven voor een nieuwe wet liggen er vanuit de Tweede Kamer nieuwe verzoeken. Deze variëren van investeringen in een seculier wijkpastoraat tot het aanstellen en financieren van levenshulpverleners in de gezondheidszorg. Minister Schippers (VWS) kondigde woensdag met zoveel woorden aan hier nog geen concrete plannen voor te hebben. Een verbeterimpuls in de ouderenzorg, iets waar oud-hoogleraar huisartsengeneeskunde Meyboom-de Jong dinsdag nog pleitte in het Reformatorisch Dagblad, lijkt dus zeker niet in het verschiet te liggen. Ook dat geeft reden om te vrezen dat de gevolgen van een nieuwe stervenswet veel groter zullen zijn dan de voorstanders op dit moment onder ogen willen zien.
Klik hier voor alle artikelen uit het thema Stervenshulp.