De informalisering van de gereformeerde gezindte
Onlangs vroeg ik me af wanneer ik voor het laatst iemand heb ontmoet die zich voorstelde met enkel de achternaam. Soms betwijfel je of mensen die nog hebben. We worden steeds informeler, ook in de gereformeerde gezindte.
Veel etiquette heb ik van huis uit niet meegekregen. Daarvoor was het milieu waarin ik opgroeide te egaal. Kinderdijk kende weinig rijken en edelen. Het aantal regels op het gebied van stijl was daardoor beperkt. De belangrijkste was dat je tegen volwassenen ”u” zei en hen bij het begroeten met twee woorden aansprak. Dus niet ”hallo”, maar ”dag meneer”. Als je dat vergat, klonk de vermaning: „Hoho, met twee woorden graag.”
Een vakantie bij een boerengezin op de Veluwe leerde ons dat het nog egaler kan. De kinderen spraken ook volwassen met ”jie” en ”joe” aan, om de simpele reden dat het Veluws geen woord voor ”u” bleek te kennen. Voor het overige hadden we veel gemeen. De ambtsdragers van de vrije oud gereformeerde gemeente waar ze kerkten, noemden ze in gesprekken bij de voornaam.
Dat was ook bij ons het geval, uit praktische overwegingen. Ons schuurkerkje bestond voor een groot deel uit telgen van de familie Verloop. Vandaar dat we het onder elkaar over ”Jan Verloop” en ”Wim Verloop” hadden, en over ”jonge Nico” en ”ouwe Nico”. Maar het was ”meneer Den Boer”. Want daar hadden we er maar een van. Het was een rijzige figuur die binnen het kerkbestuur verantwoordelijk was voor de praktische zaken. Dankzij hem werden verstopte urinoirs weer bruikbaar. Ik betwijfel of iemand zijn voornaam wist.
Overzichtelijk
Op zondagmorgen lagen je zondagse kleren gereed. Een terlenka broek die mijn huid mateloos irriteerde, vooral als hij natregende, een net overhemd en vanaf de tienerleeftijd een jasje. Alle overige dagen van het jaar droegen we ons doordeweekse goed.
Op de Guido de Brès in Rotterdam liepen de docenten vrijwel allemaal in een pak rond. Voor de leerlingen was deze reformatorische school niet enghartig in de kledingregels. We kregen de ruimte om op dat gebied wat te experimenteren. Toen ik in de roerige jaren 70 in een vale spijkerbroek en het hesje van het trouwpak van mijn vader op school verscheen, zei de rector: „Originele combinatie.”
Van de docenten kenden we alleen de achternaam. Voor de dames gebruikten we de titel ”mevrouw” erbij. Over de mannelijke leerkrachten spraken we zonder de aanduiding ”meneer”, met een enkele uitzondering. Als je je had misdragen, werd je bij ”meneer Molenaar” verwacht.
Doctor
Na een kortstondig verblijf aan de Driestar belandde ik als leerling-verpleegkundige in een ziekenhuis, een wereld met een heldere hiërarchie. Alle verpleegkundige collega’s, inclusief de gediplomeerden, sprak je bij de voornaam aan. Behalve de hoofden. Die noemde je ”broeder” of ”zuster”, gevolgd door de achternaam. De artsen sprak je aan met ”dokter”. Omgekeerd gebruikten oudere specialisten zelfs voor leerling-verpleegkundigen ”u”. In kleding was er vrijwel geen onderscheid. We liepen allemaal in het wit; de meeste zusters in een witte rok. Gaandeweg kozen ook zij voor een broek.
De overgang naar Terdege, voortgekomen uit en ondergebracht bij het RD, bracht me ruim dertig jaar geleden in een andere wereld. Daar kon ik weer in burger rondlopen. De staf was gehuld in kostuum, voor het gewone volk bestond geen dresscode. Collega’s van gelijke leeftijd sprak je bij de voornaam aan, beduidend oudere collega’s en directieleden bij de achternaam. De laatsten deden dat omgekeerd ook, ongeacht je leeftijd. Ik had steevast het gevoel dat ze me voor de gek hielden.
In de krant en het nieuwe tijdschrift werd uitsluitend onder achternaam gepubliceerd. Voor mijn komst bij het RD riepen namen als J. van ’t Hul en W. van Hengel bij mij het beeld van heren van middelbare leeftijd op. Het bleken leeftijdsgenoten te zijn. Aan de top van de redactie stond ”meneer Janse”. Geen mens die het in zijn hoofd haalde om ”Chris” te zeggen. Hooguit werd hij aangeduid met zijn initialen: C. S. L. Toen hij promoveerde en daarmee de eerste doctor in het bedrijf werd, was het vanzelfsprekend dat hij zich in de krant met deze titel ging presenteren.
Titels
Hoewel ik eraan hecht dat onze kinderen volwassenen en dus ook mij met ”u” aanspreken, voel ik me voor het overige het meest thuis bij mijn voornaam. Het gaf een vervreemdend gevoel als ik boven artikelen van mijn hand ”H. de Vries” zag staan. Dat hoorde bij mijn vader. Uiteindelijk kreeg ik van de hoofdredacteur toestemming om in Terdege de initiaal te vervangen door mijn voornaam. Dit was ook om een eind te maken aan de wonderlijke situatie dat gastschrijvers dit wel mochten en ik niet.
Op de RD-redactie leidde dit tot enige beroering. Een deel wilde dit ook wel, anderen vonden het een aanpassing aan de tijdgeest. Wat het standpunt ook was, de auteurs van de krant moesten hun achternaam blijven gebruiken. Afgezien van de vrouwelijke redacteuren. Voor hen was gebruik van de voornaam van meet af aan vanzelfsprekend.
Toch begon er ook bij de krant wat te gisten. Als mannelijke redacteuren samen met een vrouwelijke collega een artikel schreven, mocht ook de man zijn voornaam gaan gebruiken. Daarmee was het hek van de dam. Schoorvoetend werd het oude beleid losgelaten. Drs. K. van der Zwaag veranderde in K. van der Zwaag. Dat bleef hij zelfs na het behalen van zijn doctorstitel in 1999. RD-collega’s die in later jaren promoveerden, volgden deze lijn. En op 12 november 2008 stond K. voor het eerst als Klaas op de Kerknieuwspagina! Daarmee was het roer definitief om. Slechts een enkeling bij de redactie hield vast aan de oude lijn: geen voornamen en behaalde titels gewoon vermelden.
SGP
De egalisering ging ook de hoofdredactie niet voorbij. De hoofdredacteur publiceert nog steeds onder achternaam, maar loopt geregeld zonder jasje rond. Bij de directie viel eenzelfde trend te bespeuren. De eerste directeur was ”meneer Bokma”. Hij werd opgevolgd door ”Koetsier”. Fijnproevers beseften dat er iets begon te verschuiven. Intussen wordt het bedrijf alweer veertien jaar aangestuurd door Bart, zoals hij op eigen verzoek door al het personeel wordt genoemd.
Zelfs binnen het bestuur, ooit een orgaan van mannen die elkaar met u aanspraken, erodeerde de formaliteit. Bij de nieuwjaarsreceptie kunnen we de leden van dit gezelschap, dat tegenwoordig raad van commissarissen heet, de hand drukken. Menig personeelslid doet dat met ”Ha Diederik” of ”Dag Lau”. De bijeenkomst wordt afgesloten door de voorzitter, na de vraag van Bart of Jan met ons wil eindigen. Nog geen vijftien jaar geleden was dit volslágen ondenkbaar.
Binnen de SGP, het politieke zusje van het RD, ging het niet anders. Van der Vlies werd, zij het wat aarzelend, Bas van der Vlies. Zijn opvolger was vanaf het begin Kees van der Staaij. Nu is iedereen ermee vertrouwd dat onze belangen en die van het ganse volk in ’s lands vergaderzalen worden behartigd door Kees, Elbert, Roelof, Peter en Diederik. Bij voorkeur met een oranje stropdas om. Vreemd genoeg geeft dat me een gevoel van licht onbehagen. Op dat soort posten kan ik een klassieke stijl, zoals die van mr. dr. J. T. van den Berg, wel waarderen.
Jonker
De ontwikkeling bij de Erdee Media Groep en de SGP voltrok zich ook in andere sectoren met een van ouds formeel karakter. Een verhaal over de Nederlandse adel bracht me bij Constant Godfried baron van Boetzelaer in Slijk-Ewijk. Ik had me voor deze ontmoeting in een pak gehesen en zelfs een stropdas omgeknoopt. Een overbodige exercitie. De baron stond me op te wachten in overhemd met korte mouwen, het bovenste knoopje los. Toen ik recenter een jonkheer opbelde, klonk een monter: „Hai, met Jan.”
Generaal Hendrik Gijsbert Bernhard van den Breemen, van 1994 tot 1998 de hoogste militair van Nederland, verraste me door zich voor te stellen als Henk van den Breemen. Sindsdien zette de informalisering door. Voorheen vroeg mijn vrouw ’s morgens steevast naar wie ik toe moest. Aan de hand daarvan koos ze m’n kleren uit. Dat hoeft niet meer. Het overgrote deel van Nederland zit in casual achter het bureau. Voorgangers uit de rechterflank van de gereformeerde gezindte zijn de laatsten die steevast stemmig gekleed gaan en zich niet laten tutoyeren. Wat mij betreft blijft dat zo. Ik zit er niet op te wachten dat mijn dominee zich voorstelt met: „Hoi, ik ben Rob.”
Voor het overige vind ik de informalisering wel prettig, misschien door mijn vorming in het egale Kinderdijk. Intussen is het hele land geëgaliseerd. Wat mij betreft prima, als we de grenzen van het betamelijke maar blijven bewaken. Vooral in het digitale verkeer. Mensen met een staffunctie plegen hun mail tegenwoordig te beginnen met enkel je voornaam, zonder enige vorm van groet erbij. Keer op keer moet ik me bedwingen om niet terug te mailen: „Hoho, met twee woorden graag.” Egaal is prima, maar het kan ook té plat worden.
Bekijk hier alle artikelen uit het thema Informeel.