Mannen met pabo staan vaak niet voor klas
Zes van de tien mannen die de pabo hebben afgerond staan niet voor de klas in het basisonderwijs, bij vrouwen is dat aantal vier van de tien.
Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek die vanmorgen naar buiten kwamen. Mannen met een pabo-opleiding werken wel vaak in het onderwijs. Ze zijn bijvoorbeeld manager, onderwijsdeskundige of zijn doorgestroomd naar het voortgezet onderwijs.
Het aandeel mannen in het basisonderwijs daalt al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen de opleiding voor leerkracht van de lagere school (pa) en de opleiding voor kleuterleidsters (ok) samengingen in de pabo. Dat gebeurde in de tijd dat de kleuterschool en de lagere school opgingen in het basisonderwijs. Overigens is de oververtegenwoordiging van vrouwen in het basisonderwijs geen verschijnsel dat zich alleen in Nederland voordoet; het komt in heel Europa voor.
Op dit moment stijgt het percentage mannelijke studenten op de pabo licht. Dat bedraagt op 20 procent. In 2005 was het percentage nog 15. Overigens verlaten wel meer mannen de pabo zonder diploma dan vrouwen.
De fracties van PvdA, D66, ChristenUnie en SGP zouden graag maatregelen nemen om meer mannen voor de klas te krijgen in het onderwijs.
Dat bleek dinsdagmiddag tijdens een bijeenkomst in de Tweede Kamer die was georganiseerd door CU-Kamerlid Bruins. Enkele tientallen mannelijke leerkrachten overhandigden de Kamerleden grote vellen papier waarop basisschoolleerlingen aangeven waarom ze graag een meester voor de klas willen.
De meesters gaven aan dat een leerkracht in het basisonderwijs het imago heeft van „een truttenberoep.” Ze pleiten voor meer fulltimebanen, een beter salaris en de mogelijkheid om specialist te worden in bepaalde vakken, zoals gymnastiek.