VN: leger Syrië en IS achter gifgasaanvallen
Syrische regeringstroepen en strijders van Islamitische Staat hebben gifgas ingezet tegen hun tegenstanders. Dat is de slotsom van onderzoekers van de Verenigde Naties en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW). Steeds waren Syrische rebellen het doelwit.
De onderzoekers namen afgelopen maanden negen aanvallen in Syrië onder de loep waarbij waarschijnlijk chemische wapens waren gebruikt. Regeringstroepen bedienden zich minstens tweemaal van chloorgas, constateerden ze. Helikopters van de luchtmacht zouden het uiterst giftige gas hebben afgeworpen op de plaatsen Talmenes (in 2014) en Sarmin (vorig jaar), allebei in de Noord-Syrische provincie Idlib.
IS-strijders hebben volgens de onderzoekscommissie vorig jaar ten minste eenmaal mosterdgas ingezet in het Noord-Syrische Marea. Niemand anders dan IS had het vermogen, de mogelijkheid, het motief en de middelen om die aanval uit te voeren, stelt zij.
Wie de hand had in de andere zes gifgasaanvallen heeft de commissie niet kunnen vaststellen.
De onderzoekscommissie was aangesteld door de VN-Veiligheidsraad. Die moet zich nu buigen over het bestraffen van de daders. Omdat Rusland en de Verenigde Staten respectievelijk de Syrische regering en de rebellen steunen, lijkt overeenstemming in de raad echter ver weg.
Alleen al het bezit van chemische wapens is erg belastend voor de Syrische regering. Damascus beloofde in 2013, om een Amerikaanse interventie af te wenden, al haar chemische wapentuig af te staan aan de OPCW. De Veiligheidsraad sprak destijds af dat er sancties of zelfs militair ingrijpen zouden volgen als Syrië niet zou blijven meewerken.