Cor Booy. Doorgewinterde orgelliefhebbers kennen zijn naam. Die staat symbool voor een bijzondere concertzaal in Noord-Holland, ooit alleen over het water bereikbaar. „Cor was gek van orgels én stoomlocomotieven. Net als Piet van Egmond.”
Alkmaar-Noord. Een moderne woonwijk. Een van dertien in een dozijn. Aan een lantaarnpaal hangt een opvallend bordje: Orgelzaal. De route eindigt op een doodlopend weggetje: het Daalmeerpad in Sint Pancras. Aan het eind, op nummer 13, een woonhuis. Niks bijzonders.
Toch wel. Erachter bevindt zich een heuse concertzaal. Met een elektropneumatisch orgel van Pels & Van Leeuwen. Twee klavieren, pedaal, 26 stemmen, een zwelkast en een generaal crescendo. Het instrument staat hier sinds 1960 en werd ooit bespeeld door muzikale grootheden als Feike Asma, Klaas Jan Mulder, Jan Bonefaas, Simon C. Jansen en Piet van Egmond.
Buiten, bij de ingang staan drie orgelpijpen. Op z’n kop in het zand. Noord-Hollandse humor. In de langgerekte zaal binnen herinnert veel aan de in 1988 overleden boer Booy. Zoals de foto aan de muur: Booy achter z’n eigen orgel. Uit het hoofd spelend, want noten lezen kon hij niet.
Sterren
Het plafond, de hemel verbeeldend, is blauw. Het is door Booy zelf zo geschilderd. Net als de gouden sterren erop. Ruim 120 stoelen staan er in de zaal. Strak in het gelid. Vroeger, als Asma of een andere grootheid kwam spelen, waren ze allemaal bezet. De mensen stonden zelfs in de gang. Maar dat is verleden tijd. De huidige concertserie, elke vrijdagavond in de zomer, trekt niet meer dan vijftig, hooguit zestig bezoekers per keer.
Achter in de zaal staat de speeltafel, voorin prijkt het pijpenfront. Erboven de woorden: Zijn naam moet éér ontvangen. Met twee streepjes op eer. Aan de muren muziekfragmenten: noten van de grote Bach, Franck, Messiaen, Langlais.
Er hangen ook schilderijen van neef en naamgenoot Cor Booy. Ze tonen hoe het was. Sint Pancras –zo heet de plek waar de concertzaal staat– kon je vroeger alleen over het water bereiken. De omgeving bestond uit water en koolvelden. Het overvaren was een sensatie op zichzelf bij een bezoek aan de orgelzaal.
Of boer Booy een zonderlinge man was? „Nee, dat niet”, reageert de 80-jarige Joop Vermeer, bijna een kwarteeuw voorzitter van de stichting die de orgelzaal beheert sinds het overlijden van Booy in 1988. „Het was wel een bijzondere man. Hij leefde letterlijk en figuurlijk op een eiland. Op z’n tachtigste trouwde Booy nog. Het werd tijd, zei hij zelf. Het was ook een vrome man. Hij kende de Bijbel uit z’n hoofd. Hij speelde accordeon, had een Harley-Davidson en een speedboot; z’n moeder ging geregeld mee uit varen.”
Museum
Booy, opgegroeid in Sint Pancras, moest van jongs af aan hard werken voor de kost. Z’n spaarcenten stak hij in twee hobby’s: het orgel en stoommachines. Vermeer: „Hij had in de schuur een soort stoommuseum gemaakt. In de pauze van het concert mochten de mensen voor 1 gulden naar binnen.”
Er schiet Vermeer een bijzonder voorval te binnen. „Het orgel verkeerde op een gegeven moment in zo’n slechte staat dat Feike Asma er niet meer op wilde spelen. Ik heb geen geld om het op te knappen, jammerde Booy. Nou, zei Asma, dan verkoop je die stoomlocomotief maar. En Booy deed het.”
Huurders
De zeven bestuursleden van de stichting lopen hun hakken scheef om de orgelzaal te behouden, maar makkelijk is dat laatste niet, bekent Vermeer. „Financieel leveren de concerten te weinig op. Daarom zijn we blij met de twee huurders die de concertzaal wekelijks gebruiken: de vergadering van gelovigen op zondag en de plaatselijke brassband op woensdag. En dan te bedenken dat we de concertgevers niet eens een honorarium betalen, maar een onkostenvergoeding. Maar de meesten komen er graag voor. Ze vinden het een eer om hier te spelen.”
Zonder zorgen over de toekomst van de concertzaal is Vermeer niet. „Wij bestuursleden zijn allemaal op leeftijd. Jongeren moeten het stokje van ons overnemen. Het valt niet mee om die te vinden. Maar er is ook een positief punt: de gemeente heeft de orgelzaal op de monumentenlijst geplaatst. Dat geeft een stuk zekerheid.”
Deze vrijdagavond speelt de jonge Katwijkse organist Hugo van der Meij, in het dagelijks leven fietsverkoper. „Een inspirerend orgel”, zegt hij tussen de voorbereidingen van z’n concert door. „Prachtig, die zwelkast. Op het tweede klavier kun je mooi kleuren met acht- en viervoeten. Ik mis alleen de akoestiek. De zaal is zo droog als gort. Zodra je de toetsen loslaat, is het geluid weg.”
’s Avonds zitten er een krappe dertig bezoekers, vrijwel allemaal senioren. Van der Meij licht zijn programma vooraf toe. Ja, hij speelt ook Bach, hoewel die componist niet z’n hart heeft. „Die muziek klinkt wat scheller.”
Voor de pauze staat een improvisatie over ”de storm” op de rol. Van der Meij: „Ik ben niet voor niets een Katwijker, dus vanmiddag ben ik nog even naar de zee geweest om me te laten inspireren. Maar de zee was kalm.” Toch belooft de organist golven, „hoge golven, net zoals in het leven.”
Doorgaan
De Katwijkse muzikant laat het orgel fluisteren en bulderen. Fluwelen strijkers zweven door de zaal, tongwerken grommen, het volle werk schalt. Na de improvisatie over de storm steekt iemand goedkeurend z’n duim op. „Je had nog wel even door mogen gaan.”
In de pauze drinkt het publiek buiten koffie, in de tuin. Jan Tromp (75) –hij woont in de buurt– bezoekt „bijna elk concert” in orgelzaal Booy. „De variatie in organisten en muzikale stijlen spreekt me aan. Meer dan bijvoorbeeld de klassieke serie in de Grote Kerk in Alkmaar.” Om zich heen kijkend: „’t Zijn wel allemaal ouderen. De toekomst zie ik somber in. Soms zie je ineens een paar jongeren. Meestal fans van de organist die op dat moment optreedt.”
Een buurtbewoner die z’n hond uitlaat, zegt geen last te hebben van de concertzaal in de wijk. „Nou ja, alleen het parkeren dan. Als het druk is, staan er overal auto’s. Op het gras, in de berm. Maar verder? Laat die mensen lekker. Ze doen geen vlieg kwaad.”
----
zomerserie Kleine concertzaal
Dit is de derde aflevering in een vierdelige serie over kleine concertzalen in Nederland. Over twee weken deel 4.