Een goede bolus kleeft
De bolussen –een soort kaneelbroodjes– van Ko Nieuwenhuize (65) uit Yerseke zijn vermaard. Zeker in zijn familiekring, maar inmiddels ook ver daarbuiten. Pas trakteerde hij de klasgenoten van een kleindochter nog op minibolussen. En reed daarvoor van Zeeland naar Bennekom.
„Bolussen zijn typisch Zeeuws. Ik heb trouwens weleens gelezen dat het oorspronkelijk Joods gebak is. Elke bakker in Zeeland heeft ze in het assortiment. Maar het maakt wel verschil waar je ze haalt. Onze kinderen zeggen dat ze die van mij het lekkerst vinden.
Eigenlijk bak ik bijna elke zaterdagmorgen bolussen. Tegen de tijd dat ze uit de oven komen, rond halftien, steken er altijd wel een paar kinderen of kleinkinderen hun hoofd om de deur. Het is niet te geloven hoe snel een bakplaat met bolussen dan leeg is. Ze smelten weg als sneeuw voor de zon. Ze zijn trouwens ook het lekkerst als ze net uit de oven komen en nog een beetje warm zijn.
Een goede bolus is een beetje kleverig. De suiker moet goed gesmolten zijn. Anders ben ik niet tevreden. Daar krijg je wel plakkerige vingers van, ja, maar dat hoort erbij.
Mijn vader was, toen ik klein was, bakkersknecht. Daardoor kwamen wij als kinderen vaak in de bakkerij. Ik weet nog goed hoe lekker het daar rook. Als de bolussen uit de oven kwamen en wij in de buurt waren, mochten we weleens een kneusje opeten.
Thuis bakte mijn vader nooit. Dat was de taak van mijn moeder. Maar ik kan me niet herinneren dat ze ooit bolussen bakte. Ik ben daar zelf mee begonnen toen we, na een tijdje ergens anders in Zeeland te hebben gewoond, naar Yerseke verhuisden en een huis met een grotere keuken kregen. Want je hebt er wel veel ruimte voor nodig.
Bolussen bakken is trouwens ingewikkelder dan het lijkt. Ik heb ook wel de nodige misbaksels gemaakt. Was het deeg niet goed gerezen, of was er iets verkeerd gegaan met het suikermengsel. Met vallen en opstaan heb ik het me eigen gemaakt. Zo nu en dan heb ik ook advies van een bakker gevraagd.
Ik bak de bolussen altijd volgens hetzelfde recept. Het deeg is gewoon brooddeeg. Maar als ik er broodjes van zou bakken, zou ik de melk vervangen door water. Dan krijg je een mooiere korst.
Met kruiden en specerijen kun je een ander smaakje toevoegen. Een tijd geleden dacht ik dat ik kaneel door de suiker had gedaan. Maar het bleken koekkruiden te zijn. Ik had alles al door elkaar gemengd, dus daar was niets meer aan te doen. De kinderen proefden er wel iets aan, maar ze zeiden dat ze het heerlijk vonden.
Als de bolussen op zaterdag om halftien klaar moeten zijn, sta ik daarvoor tussen zes uur en halfzeven op. Het is best een heel karwei, maar ik heb de moeite er graag voor over. Het deeg moet gekneed worden, het moet rijzen, het moet uitgerold worden. Daarna gaat het deeg door de suiker en moet elke bolus apart gevormd worden.
Dat is een soort slag die je te pakken moet krijgen. Je pakt het uiteinde van zo’n besuikerde sliert van deeg tussen duim en wijsvinger. Daarna pak je het andere uiteinde vast en draai je de deegsliert losjes in elkaar. Het is belangrijk om dat niet te strak te doen, anders kan de bolus niet rijzen. Je kunt het deeg ook oprollen op de bakplaat, maar mijn methode gaat vlotter. Al vliegt er daarbij weleens wat suiker in het rond.
Met de hoeveelheden van het recept maak ik dertig bolussen. Twee bakplaten vol – we hebben een oven van 90 centimeter breed. Ik werk altijd heel precies. Als het deeg gekneed is, weeg ik af hoeveel het is. Het deeg voor elke bolus weeg ik ook af. Rond de 60 gram per stuk. Dan krijg je een volwassen bolus, zal ik maar zeggen, qua omvang zeker zo groot als wat ze in de winkel verkopen.
Maar ik bak ook weleens minibolussen. Pas nog voor de verjaardag van een kleindochter die in Bennekom woont. Ze wilde er graag op school op trakteren, had mij daar speciaal om gevraagd. Dus bakte ik een paar bakplaten met minibolussen, van ongeveer 30 gram deeg. Ik vond ze voor die kinderen nog groot genoeg. Daar ben ik toen ’s morgens bijtijds mee van Yerseke naar Bennekom gereden.
De kinderen keken er misschien eerst wel wat vreemd tegen aan, zo’n donkerbruine traktatie. Maar ze vonden het heerlijk. Prachtig om dat te zien. De tafeltjes zullen naderhand wel plakkerig geweest zijn, denk ik. Maar die hoefde ik gelukkig niet schoon te maken.”
----
Recept: Zeeuwse bolussen
Ingrediënten (30 stuks)
Voor het deeg
- 1 kg bloem
- 100 g boter
- 50 g verse gist
- 50 g witte basterdsuiker
- 600 g volle melk
- 20 g zout
Voor de suikerlaag
- 1 kg donkerbruine basterdsuiker
- 15-20 g kaneel
Bereiding
Doe alle bestanddelen voor het deeg in een kom. Kneed alles 15 minuten goed, zodat een mooi soepel, niet te vast deeg ontstaat. Dek de kom af en laat 5 minuten rusten. Steek vervolgens van het deeg stukjes van 60 gram. Rol elk stukje deeg uit tot een reepje van ongeveer 10 centimeter. Laat de reepjes 15 minuten onder folie rusten.
Stort de donkerbruine basterdsuiker op het aanrecht of de keukentafel en meng er de kaneel door. Rol daarna de reepjes door de suiker uit tot een sliert van ongeveer 50 centimeter lengte. Vorm er op de bakplaat een los rolletje van. Stop het uiteinde weg. (Of probeer de methode die Nieuwenhuize op deze pagina beschrijft.)
Laat de deegrolletjes een uur af-gedekt rijzen op een warme plaats. Verwarm intussen de oven voor op 250 graden Celsius. Bak de bolussen in 8 tot 10 minuten gaar en bruin. Leg de broodjes, als ze uit de oven komen, omgekeerd op het aanrecht en laat ze afkoelen.