De einder is ver weg in het Groningse Hogeland
Ver van je af kijken gaat in het Groningse Hogeland vanzelf. Maar dichtbij is er ook genoeg te zien: bedrijvige vogels, verweerde gevels van rode baksteen, ronkende tractors.

Het weerbericht stelde wolkenvelden, maar ook enige uren zon in het vooruitzicht. Dat het daar niet van kwam, droeg wel bij aan het noordelijke gevoel van deze wandeling. Je bent hier zo ver van De Bilt dat zelfs het weer anders is. Maar ook zonder zon is de einder ver weg en de hemelkoepel hoog in Uithuizen en omstreken.

Beeldbepalend voor het Hogeland zijn de monumentale boerderijen en de vaak eeuwenoude kerken. In de dorpen wisselen kleine vrijstaande huizen van rode baksteen en jugendstilpanden elkaar af. Voor een deel is dat vergane glorie, maar gelukkig zijn er ook huizen die er goed onderhouden uitzien.
De wandeling begint in Uithuizen, een van de plaatsen die als kralen aan een snoer langs de spoorlijn tussen Groningen en Roodeschool liggen. De Waddenzee is dichtbij, maar dat heb je onderweg nauwelijks door – de route gaat naar het zuiden en niet naar het noorden. Ik heb diep ingeademd maar rook niets zilts.
Door omvangrijke bouwwerkzaamheden heeft het centrum van Uithuizen momenteel weinig charme, maar na een paar minuten loop je door de velden. De zeeklei is nog kaal, maar klaar voor het nieuwe seizoen. Eerst volg je een zandpad, daarna voert de route over een weg van betonplaten. Er zijn meer gedeelten met deze vorm van verharding. Dat is niet per se fijn voor wie de voorkeur geeft aan onverhard, maar daar staan gelukkig ook grind- en schelpenpaden tegenover.
De plaatsnaam Doodstil heeft niets met stilte te maken

De eerste pleisterplaats op de route is het gehucht Doodstil. Die bijzondere naam heeft niets met stilte te maken. Hij verwijst naar de brug (til op z’n Gronings) over het Boterdiep die vernoemd is naar een man die Doede of Doode heette. Stil is het er op deze werkdag in het voorjaar zeker niet. Overal zijn er op de uitgestrekte akkers tractors in de weer.
De route slingert mee met de meanderende Eppenhuistermaar, een eeuwenoude kreek. De strokleurige rietkraag langs de oever is na een jaar weer en wind wat sleets geraakt en krom getrokken. Maar aan de voet van de oude stengels bereiden jonge scheuten zich voor op een groeispurt.
In de routebeschrijving staat niets over de opvallende rechthoekige antracietgrijze noodwoningen aan de rand van Uithuizen en Zandeweer. Een Groningse die ik tegen het lijf loop, legt uit dat het tijdelijke onderkomens zijn voor mensen die hun huis uit moeten omdat het vanwege aardbevingsschade moet worden versterkt. Het landschap mag onverstoorbaar lijken, maar de werkelijkheid is anders.