Via haar dochter hoorde Joyce Jansen-Pierik voor het eerst van het Nut. Ze sloot zich aan bij de plaatselijke afdeling in Olst en is inmiddels landelijk voorzitter van „die leuke club.”
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, zoals de vereniging voluit heet, mag zich een van Nederlands oudste verenigingen noemen. Het was in 1784 ds. Jan Nieuwenhuijzen uit Edam die een ”Genoodschap van Konsten en Wetenschappen” oprichtte, onder de zinspreuk: „Tot Nut van ‘t Algemeen.” „Vooral sociale betrokkenheid bracht ds. Nieuwenhuijzen ertoe deze vereniging te stichten, die zich richtte op de bevordering van het algemeen volksgeluk door initiatieven te nemen op het terrein van de volksontwikkeling. Kort en bondig geformuleerd: hij wilde dat het gewone volk het beter zou hebben”, vertelt Jansen-Pierik, sinds 2012 de eerste vrouwelijke voorzitter van het Nut.
De doopsgezinde predikant was het opgevallen dat velen van de zogenaamde „gemeenen burgers zuchten en reikhalzen naar kennis”, zoals hij het in 1798 verwoordde in zijn ”Verhandeling over de voortreffelijkheid der Wijsheid”. „Maar de weg om tot dezelve te komen, was zo stijl, zo moeilijk, zo kostbaar om te beklimmen, dat duizenden de moed lieten zakken en zich amechtig nederzetten. Is er geen middel om deze naar wijsheid zoekenden de behulpzame hand te bieden?”
„Onderwijs zag ds. Nieuwenhuijzen als het middel voor de ontwikkeling van het volk”, licht Jansen-Pierik toe. „Het eenvoudige volk kon het beter krijgen door onderwijs. Dus richtte hij scholen op.”
Na de oprichting van de scholen, volgden nutsspaarbanken, „waar gewone mensen hun geld konden brengen en rente ontvingen. Ze konden er natuurlijk ook lenen.” Nog weer later startte het Nut bibliotheken. „Alleen stichtelijke boeken werden daar ter beschikking gesteld. Het was in die tijd nog allemaal bevoogdend.”
Van de scholen, de banken en de bibliotheken is anno 2016 alleen nog het nutsbasisonderwijs over. „Dit betreft algemeen bijzonder onderwijs. De scholen worden gefinancierd door de overheid, maar het onderwijs dat wordt gegeven, is onafhankelijk van een bepaalde levensbeschouwing of maatschappelijke stroming. De ontwikkeling van de individuele mens staat centraal.”
Het Nut en de scholen zijn in principe niet-christelijk?
„Het Nut is algemeen, maar zeker niet antichristelijk. Veel plaatselijke verenigingen hadden in het verleden een predikant als voorzitter. Zoals het Nut is opgestart door een dominee, zijn ook diverse plaatselijke verenigingen door een predikant begonnen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Olst.”
Veel taken van het Nut zijn overgenomen door de overheid. Waar maakt het Nut zich nu nog sterk voor?
„De instandhouding van de cultuur en de mensen daarmee laten kennismaken. In Olst-Deventer nodigen wij nog weleens een deskundige uit die een inleiding verzorgt over een bepaalde museumtentoonstelling. Vervolgens gaan we samen naar die expositie. Je brengt dan cultuur onder de aandacht en bevordert het samenzijn. Dat vinden wij belangrijk.”
Jansen-Pierik merkt op dat het Nut de laatste jaren weer een grotere maatschappelijke rol vervult. „De overheid treedt vanwege bezuinigingen terug en nu kloppen groepen bij ons aan. Dat doen bijvoorbeeld mensen die een zanggroep of koor beginnen. Zij kunnen een aanvraag bij ons indienen. Soms beginnen mensen een buurthuis, maar hebben ze geen geld om het in te richten. Die vragen of wij hen financieel kunnen helpen.”
U hebt dat geld allemaal gewoon in kas?
„In 2012 hebben we het Nutfonds opgericht, de revenuen van het Jan Nieuwenhuijzenfonds worden hiervoor gebruikt. In dit Nutfonds storten we ieder jaar 40.000 euro. Sommige verenigingen, wij spreken over departementen, hebben veel geld omdat ze in het verleden een bank, school of bibliotheek beheerden. Door de verkoop daarvan in het verleden hebben zij geld ontvangen en zijn ze vermogend.”
Het Nut kent geen zorgen?
„Dat is te veel gezegd. Telde de vereniging landelijk eind jaren veertig nog circa 50.000 leden, nu zijn het er 7000, verdeeld over 75 departementen. En het ledenbestand vergrijst. We moeten echt ons best doen om jonge mensen aan ons te binden. Die trekken we in Olst-Deventer bijvoorbeeld met kookworkshops. Dergelijke activiteiten moet je wel aanbieden, want anders komen ze zeker niet. Jongelui verlaten ook het dorp en trekken naar de stad omdat daar meer te beleven valt.”
De hoogte van de contributie kan geen obstakel voor mensen vormen om zich bij de vereniging aan te sluiten, stelt Jansen-Pierik. „Die bedraagt 15 euro per jaar voor een heel gezin of adres.”
De praktijk leert dat vooral mensen zich bij het Nut aansluiten als de kinderen de deur uit zijn en wat meer tijd overhouden. „We zijn best een levendige vereniging, maar vraag me niet of we er over vijftig of honderd jaar nog zijn. Onlangs kregen we een legaat van 5000 euro. Vroeger gebeurde dat regelmatig, maar de laatste jaren bijna niet meer. Dus we waren zeer verrast. Blijkbaar zijn er nog altijd mensen die het Nut een warm hart toedragen.”
serie De vereniging
Hoe is het met het verenigingsleven in Nederland gesteld? Bloeit het nog zoals vroeger? Vandaag het zevende en laatste deel: het Nut.