Een beroep op de traditie overtuigt mensen steeds minder. Dat getuigt niet van christelijke bescheidenheid, betoogt dr. Arnold Huijgen. Al is een nostalgische verheerlijking van het verleden evenmin de bedoeling.
Laatst was ik op een synode waar een soort nieuwe geloofsbelijdenis werd gepresenteerd, bedoeld om gereformeerde kerken wereldwijd te verbinden. Met nadruk stelde de spreker dat er absoluut geen nieuwe theologie in deze geloofsbelijdenis te vinden was, maar dat deze voluit traditioneel was. Dat riep bij mij wel de vraag op waarom je zo veel moeite zou doen voor iets wat toch niets nieuws bevat. Kennelijk vond de spreker het cruciaal om trouw te blijven aan de traditie, maar hij wekte de suggestie dat daarmee de luiken dichtgaan. Ten onrechte: je kunt je op de traditie beroepen met een open oog voor hedendaagse vragen.
Citaten van oudvaders
Het beroep op de traditie om een standpunt autoriteit te verlenen, is niet nieuw. De leerlingen van de Griekse filosoof Pythagoras haalden al woorden van hun meester aan met de formule ”autos efa” – ”hij heeft het zelf gezegd”. En reformatoren zoals Calvijn betogen telkens dat zij de belangrijkste kerkvaders aan hun kant hebben en dat ze dus traditioneel bezig zijn. Ook tegenwoordig zijn er nog mensen die als het ware kwartetten met citaten van oudvaders of voormannen en die een citaat van Boston of Kersten presenteren als was het de laatste autoriteit. Maar dit procedé slaat steeds minder aan, met name onder jongeren. Hoe komt dat?
Oorzaken
Ik zie drie oorzaken. Ten eerste: moderne mensen ervaren de eigen tijd als uniek, totaal anders dan het verleden. Daar zit wel iets in. Onze tijd stelt ons voor uitdagingen waar ons voorgeslacht geen idee van had: de voortgaande secularisatie, het afnemende godsbesef buiten en binnen de kerk, de afnemende luistercultuur. Die problematiek proberen te bezweren met een oudvadercitaat, ervaren veel mensen terecht als onrecht doen aan de complexiteit van onze huidige situatie.
De tweede oorzaak is het vermoeiende en ineffectieve karakter van veel autoriteitsdiscussies. Soms wordt eindeloos citaat tegenover citaat gezet en worden er ingewikkelde discussies over kerkgeschiedenis gevoerd, terwijl men het eigenlijk over de eigen positiebepaling heeft. Geen wonder dat mensen zich daarvan afkeren.
Soms worden discussies beslecht door goedkope ”namedropping”: „Dit is iets anders dan Voetius, Comrie, Van der Groe, of Kersten leerde, dus is het gevaarlijk.” Omgekeerd geldt: als een modern theoloog het heeft gezegd, pas dan maar op. Eigenlijk betekent zulk traditionalisme dat de traditie min of meer af is en we alleen nog maar hoeven na te denken wat anderen dachten. Creativiteit is er niet meer bij. Misschien een prettig idee voor een tachtigjarige, maar kennelijk onaantrekkelijk voor velen, met name jongeren.
De derde oorzaak is volgens mij de gedachte dat we aan de Bijbel genoeg hebben en dat dus de traditie louter ballast is. Nu zou ik niet graag ontkennen dat de Bijbel genoeg is, maar het lezen van de Bijbel vraagt altijd om een lezende gemeenschap, die kan corrigeren. Dat zie je al in de Bijbel zelf: de Moorman in Handelingen 8, Petrus en Paulus in Galaten 2. Het idee dat geen mens me kan helpen bij het lezen van de Bijbel is een dopers idee, met het risico dat niet de Heilige Geest maar de eigen geest de overhand neemt.
Schadelijk
Hoe begrijpelijk ook, toch is het ook ernstig en schadelijk dat de aandacht voor traditionele argumenten afneemt. Hier dreigt een typisch moderne arrogantie: denken dat wij in zulke bijzondere tijden leven dat we niets aan de traditie hebben. Juist van een christen mag je bescheidenheid verwachten, en openheid voor inzichten van anderen.
Vervolgens dreigt de typische naïviteit van de romantiek, dat wie zijn hart volgt en authentiek leeft, het vanzelf goed doet. Je ziet het terug bij mensen die doen alsof ze de eersten zijn die de Bijbel lezen en alle wijsheid uit de kerk der eeuwen op voorhand afwijzen. En waarschijnlijk is dit ook postmoderne luiheid: alles is maar een mening, tegenover elk citaat kun je weer een ander citaat zetten, dus ieder moet maar uitzoeken wat hij goed vindt.
Nieuwe wegen
Hoe vinden we hierin nu een weg? Van de Prediker (7:10) mogen we niet zeggen dat de vorige dagen beter waren, dus nostalgische verheerlijking van het verleden is niet de bedoeling. De levende God regeert immers ook vandaag nog en Hij is na de achttiende eeuw niet gestopt met het geven van inzicht. Laten we daarbij eerlijk onder ogen zien dat onze eigen tijd ons voor eigen vragen stelt, die om creatieve antwoorden en soms om nieuwe wegen vragen. Zo deden Augustinus en Calvijn dat trouwens ook: ze wezen theologisch en kerkelijk nieuwe wegen, trouw aan de Schrift en luisterend naar de wijsheid van de traditie. Alle grote theologen waren kinderen van hun tijd.
Dat betekent ook dat niemand de waarheid in pacht heeft. Ook Calvijn niet. Laten we dus kritisch met de traditie omgaan, juist om wat vandaag van waarde is op te delven. Het gaat dus om herbronnen, niet om herkauwen; om het aanpakken van nieuwe vragen, niet om het bezweren of ontwijken ervan. Dit betekent ook dat we het net breed mogen uitwerpen: wie weet valt er ook wat te halen bij theologen die vanouds niet zo’n goede naam hebben.
De uiteindelijke autoriteit ligt niet bij welke mens dan ook, maar bij de levende God. De Schriften zijn de ultieme norm. Dat sluit het belang van de traditie echter niet uit, maar juist in.
De auteur is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.