Veertig jaar Hulp Oost-Europa: zegen van de wereldwijde kerk
Als de hele wereld van globalisering spreekt, zou die ook in de kerk veel meer een plaats moeten hebben, vindt drs. Jaap Braaksma. „Internationale contacten verrijken de kerk en bieden de mogelijkheid om van elkaar te leren en belangrijke zaken uit te wisselen.”
Braaksma is voorzitter van stichting Hulp Oost-Europa (HOE), die zaterdag in Harderwijk haar veertigjarig bestaan vierde.
Zijn eerste ervaring in het Oostblok was een bezoek aan Hongarije in 1982. „Het was in de tijd van het communisme. Je had een bepaald idee van een vervolgde kerk, maar daar trof je gewoon kerkgebouwen aan waarin je diensten kon bezoeken. Er waren geen geheime samenkomsten. De Hongaarse Kerk was een erkende, gevestigde kerk. Sommige predikanten werkten samen met de overheid, andere hielden zich daar verre van. Dat heeft de verhoudingen tot op de dag van vandaag beïnvloed. De kerk was sterk in haar bewegingsruimte beperkt. Als je in het onderwijs werkte, mocht je bijvoorbeeld geen kerkdienst bezoeken. Het gevolg is dat er in Hongarije nauwelijks een traditie van christelijk onderwijs is.”
Drie perioden
Braaksma onderscheidt drie perioden in de geschiedenis van HOE. De eerste was de tijd tot de Wende in 1989. Het was de spannende periode van het smokkelen van Bijbels, het produceren en vertalen van christelijke lectuur en diaconale ondersteuning van gemeenten en predikanten zodat zij in de communistische tijd staande konden blijven.
Vervolgens brak na de Wende een intensieve periode van opbouw aan, zoals die gestalte kreeg in de ondersteuning in kerk- en gemeentebouw, met veel aandacht voor materiële hulpverlening. De derde fase was de periode van vorming en toerusting, op het gebied van onder meer kinder- en jeugdwerk, onderwijs en lectuurwerk.
„Het gaat om een ontwikkeling van stenen naar mensen”, vertelt Braaksma in het kantoor van HOE in Barneveld. „Materiële hulpverlening is er nu nog nauwelijks. In Oost-Europa zijn nu ook de tweedehands winkeltjes. Een andere belangrijke wijziging is de verbreding van het arbeidsterrein. Zaten we vroeger vooral in Hongarije, nu zijn we ook actief in Oekraïne, Roemenië, Polen, Slowakije, Servië, Bosnië/Kroatië en sinds kort in Moldavië.”
Waar liggen nu de belangrijkste prioriteiten van het werk van HOE?
„De belangrijkste prioriteiten liggen voor ons in de eerste plaats bij kwetsbare groepen. Vandaar dat we in het jubileumjaar een actie voor hulp aan kinderen in onze werkgebieden gestart zijn. Een volgend punt is het zoeken naar wederkerigheid en leren van elkaar. Tijdens een conferentie kwamen Hongaarse predikanten naar Nederland om van de kerk te leren, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag hoe kerkenraden hier werken. Kerkenraden kennen in Hongarije minder betrokkenheid op de gemeente.
Omgekeerd kunnen wij van Hongaren leren hoe het ambt van bisschop functioneert, waarover nu in de Protestantse Kerk in Nederland een discussie gaande is. In Nederland bezien we een dergelijke bisschop vooral als een rooms-katholiek ambt, terwijl in Hongarije de bisschop een samenbindende figuur is tegenover een veelheid van zinnen en meningen. Een ander voorbeeld van wederkerigheid is dat de kerken in Oost-Europa nu ook zelf hun diaconale verantwoordelijkheid gevoelen. Zij vragen aan ons hoe zij zelf hun broeders en zusters over de grenzen heen kunnen steunen.”
Zijn de kerken in Oost-Europa nu zo zelfstandig geworden dat ze niet meer direct aangewezen zijn op Nederland?
„Dat hangt af van de situatie in het land. Hongarije kent bijvoorbeeld een zelfbewuste kerk die goed georganiseerd is. Dat neemt niet weg dat de nood blijft, al verandert die van inhoud. Er is blijvende behoefte aan hulp op het gebied van toerusting en onderwijs, werken onder kinderen en jongeren. Incidenteel is er ook materiële steun aan de armsten, met name in de winter, voor Oost-Europeanen de moeilijkste tijd.
Ik vind dat het geheim van HOE mooi verwoord is in wat Paulus schrijft in de Efezebrief over de kerk, die hij vergelijkt met een tempel en lichaam. De scheidsmuur tussen jood en heiden is afgebroken. Paulus verwijst hier indirect naar de wereldkerk, de samenhang van christenen in alle landen en culturen. Het beeld van het lichaam wil zeggen dat alle leden elkaar nodig hebben. Dat is ook de ervaring die onze vrijwilligers in Oost-Europa hebben opgedaan. Omgekeerd weten Oost-Europese gelovigen tot op de dag van vandaag dat er in het verleden Nederlanders bij hen op bezoek kwamen in moeilijke tijden.”
De landen in Oost-Europa zijn inmiddels 25 jaar bevrijd van het communisme. Wat heeft de vrijheid gebracht?
„De secularisatie komt nu loeihard binnen, vooral op het punt van verwestersing en materialisme. Waar wij veertig jaar over gedaan hebben, doen zij in tien jaar. De grootste zorg is momenteel de ontvolking van het platteland, wat geleid heeft tot een sterke vergrijzing van de christelijke gemeenten. Jongeren staan voor de uitdaging om overeind te blijven te midden van de vele verleidingen. Ook zij doen volop mee met sociale media en in Oost-Europa is de wereld net zo open als hier.
Toch zie je altijd weer tegendraadse ontwikkelingen, zoals in Roemenië, waar we contact hebben met de Biserica Evanghelica Romana (BER), een kerk die wortels heeft in een opwekking binnen de Orthodoxe Kerk. Het is dus een kerk die geheel los is van de traditie van de Reformatie. In de contacten met haar merk je een grote verwantschap. Het is een groep die sober en strikt volgens de Bijbel wil leven. Maar ook daar zie je discussie tussen ouderen en jongeren. Jongeren vragen naar de verhouding van het kerk-zijn tot het leven van alle dag. Deze Roemeense kerk is actief met het uitzenden van evangelisten onder de Roma. We zien dat er over het algemeen meer Bijbelgetrouwe gemeenten zijn dan we soms denken, ook binnen de Hongaars-Gereformeerde Kerk.”
Wat zijn momenteel de belangrijkste uitdagingen voor HOE?
„Dat is onverwacht de massale vluchtelingenproblematiek. Toen we twee jaar geleden ons beleidsplan formuleerden, was hiervan nog helemaal geen sprake. In landen als Hongarije kijkt men nu met enige reserve aan tegen de manier waarop de Europese Unie Hongarije kritiseerde vanwege het bouwen van een veiligheidshek. Nu lopen ook de Europese landen tegen grenzen aan. Oost-Europa kent een bepaald zelfbewustzijn, waar we als stichting respectvol mee moeten omgaan. Je merkt dat wij deel uitmaken van het Westen. Dat betekent dat uitwisseling tussen de landen belangrijk blijft.”
HOE staat bekend om de vele contacten tussen gemeenten. Hoe staat het daarmee?
„Contact van gemeente tot gemeente is nog steeds kern van ons werk. Dat was in de communistische tijd noodzakelijk en nu ook nog. We hebben het in Nederland de laatste jaren over doeners in de kerk, maar dat is juist datgene wat veel vrijwilligers in onze achterban voor de kerken in Oost-Europa gedaan hebben. Er zijn veel jongeren die hun vakantie zien als werkvakantie die zij willen besteden aan projecten, bijvoorbeeld in het opknappen van gebouwen.”
Veertig jaar Hulp Oost-Europa. Gaat er nog iets veranderen?
„De betrokkenheid en de compassie blijven, maar je probeert wel in te spelen op nieuwe situaties. We zijn meer vraaggericht geworden. Maar overschat ook een kleine organisatie als de HOE niet. We zijn maar een kleine speler in het spel, desalniettemin hebben we toch voor talloze predikanten en gemeenten veel betekend.”
Waarom gaat HOE niet samen met Kom over en help?
„Die vraag wordt vaak gesteld. Ik denk dat twee afzonderlijke stichtingen meer kunnen betekenen dan één grote. We hebben onze eigen werkgebieden. KOEH is groter en professioneler dan HOE. Bij HOE zitten de bestuursleden inhoudelijk dichter bij het werk via de commissies waarin zij participeren. Dat neemt niet weg dat er een goede relatie met elkaar is en we ook regelmatig met elkaar overleg hebben. De huidige voorzitter van KOEH, G. Heldoorn, werkt evenals ik bij Driestar educatief, zodat we daar elkaar regelmatig tegen komen.”
Veertig jaar geleden leefde de achterban trouw mee met een vervolgde kerk. Is het moeilijk om deze achterban blijvend te motiveren nu Oost-Europa zelfstandig en redelijk welvarend is geworden?
„We hebben een trouwe achterban, maar het blijft een lastige opdracht om die achterban blijvend vast te houden, ook financieel. Je moet voortdurend communiceren wat je toegevoegde waarde is ten opzichte van de andere spelers op het veld. De tijd dat kerkenraden vanzelfsprekend voor HOE collecteerden is voorbij. Mensen willen meer voor specifieke projecten steun verlenen, zodat je die ook steeds duidelijker moet kunnen maken.”
Hoe kijkt u naar de toekomst van HOE?
„Op basis van veertig jaar HOE doe ik dat in vertrouwen, in de hoop dat onze achterban de nood over de grenzen onverminderd blijft gevoelen. Daar reken ik wel op. Nog steeds zijn er veel christenen in Nederland die hun broeders en zusters elders in de wereld willen steunen. Ik ben bij De Driestar betrokken bij het internationale werk en zie op conferenties hoe mensen vanuit verschillende landen prachtige dingen doen op het gebied van christelijk onderwijs.
Men heeft het tegenwoordig over globalisering. Welnu, laat ook de kerk steeds meer haar plek daarin vinden en dat in praktijk brengen. Het is voor iedere christen goed om te investeren in internationale contacten. Niet om je eigen standpunten ter discussie te stellen maar wel om die te relativeren en elkaar te verrijken. HOE heeft daarin een rijke traditie opgebouwd die mijns inziens nog lang niet is uitgeput.”
Jaap Braaksma
Jaap Braaksma (1961) studeerde geschiedenis aan de universiteit van Leiden. Hij werkte als docent geschiedenis en economie aan de toenmalige scholengemeenschap Jacobus Revius te Rotterdam-Schiebroek. In 1999 kwam hij in dienst van onderwijsbegeleidingscentrum DGS te Ridderkerk als projectleider voor het Project Vernieuwing Bovenbouw Reformatorisch Onderwijs en tevens als kerntaakleider voortgezet onderwijs. Braaksma is momenteel als manager verantwoordelijk voor het internationale programma van Driestar educatief. In 2002 kwam hij als secretaris in het bestuur van HOE en sinds 2008 is hij voorzitter. Braaksma behoort tot de Protestantse Kerk in Nederland en woont in Sliedrecht, waar hij preses is van de kerkenraad van de hervormde wijkgemeente 4. Hij is gehuwd en heeft zeven kinderen.