Kinderen op de vlucht: ontwrichte levens
Een oorlog ontvlucht, onderweg naar Europa een broertje verloren en nu ondergebracht in een locatie voor noodopvang met nauwelijks privacy. Kinderen van vluchtelingen maken ingrijpende zaken mee. Toch is psycholoog dr. Trudy Mooren overwegend positief gestemd over hun toekomstperspectief.
Vluchtelingen en oorlogsgetroffenen hebben al jaren de speciale belangstelling van Mooren. Sinds 2001 werkt ze bij ggz-instelling Stichting Centrum ’45 waar ze het programma Kind, gezin en trauma coördineert. Eerder deed ze onderzoek naar vluchtelingenkinderen en -gezinnen. Ook bestudeerde ze de gevolgen van oorlog en migratie voor het leven van Nederlanders die als kind de Japanse bezetting in Indië hebben meegemaakt.
Op dit moment telt ons land alleen al in de locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bijna 12.000 minderjarigen (zie tabel). Mooren stelt vast dat hun levens zijn ontwricht. „Kinderen moesten hun vertrouwde omgeving achterlaten, misschien wel hun huisdier, en raakten vriendjes kwijt. Zeker de jongsten begrijpen weinig van de andere omgeving en de nieuwe taal die ze hier horen. Hun sociale structuur, waaraan een kind veiligheid en zekerheid ontleent, is ernstig verstoord. Denk ook aan discriminatie en de vele verhuizingen waarmee ze te maken kunnen krijgen.”
Wat raakt u het meest in de ontmoeting met vluchtelingenkinderen?
„Als eerste denk ik aan de ouders, die proberen ondanks alle wisselende en moeilijke omstandigheden en met beperkte middelen hun kinderen toch zo veel mogelijk een veilige plek te bieden. Dan zie ik dat ze hun kamer in een opvangcentrum op orde hebben, met een kindvriendelijke inrichting, en dat ze daar ook verjaardagen vieren. Zij spannen zich in om hun kind ondanks alles toch kind te laten zijn. Ontroerend.
Het tweede dat me raakt, is wat kinderen allemaal hebben gezien en meegemaakt. Als ik dat hoor, krijg ik soms koude rillingen. Ik denk aan een jongen die zag hoe een buurman werd onthoofd, aan een jongen en een meisje die er getuige van waren dat hun broertje werd gedood, aan een kind dat op een boot naar Griekenland een broertje overboord zag vallen dat verdronk.”
Wat is de kwetsbaarste groep?
„De Eritreeërs. We zijn als Centrum ’45 samen met jeugdbeschermingsinstelling Nidos een hulpproject gestart voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen uit Eritrea, een land dat al decennia in oorlog is. Wat zij hebben meegemaakt, is ongelooflijk. Ze hadden in hun land vaak geen mensen om zich heen die goed voor hen zorgden. Op de vlucht zijn ze in de Sinaïwoestijn gekidnapt, gegijzeld en hun familie werd afgeperst om losgeld voor hen te betalen. Velen zijn, in tegenstelling tot de meeste Syriërs, laaggeschoold. Deze groep is enorm kwetsbaar.
Daarnaast denk ik aan de kinderen die zijn uitgeprocedeerd en elke dag kunnen worden uitgezet. Zij zien politiebusjes het terrein op rijden en vrezen dat het voor hen is. Dat geeft bijzonder veel angst en spanning, bij hun ouders en ook bij henzelf.”
Veel vluchtelingenkinderen komen uit oorlogsgebied. Welke impact heeft dat?
„Die impact is groot, al weten we niet precies hóé groot. Je kunt denken aan lichamelijke gevolgen door langdurige honger of dorst. Ook psychisch vormen deze kinderen een kwetsbare groep die het risico loopt op het krijgen van angststoornissen of posttraumatische stress. Die kans –het ene onderzoek spreekt over 10 procent, het andere over 20– is bij hen groter dan bij kinderen die andere traumatische gebeurtenissen zoals een verkeersongeval hebben meegemaakt. Dan kan er ook sprake zijn van herbelevingen, maar intussen krijgt het kind vrienden op bezoek, stuurt z’n juf een kaart en zijn z’n ouders elke dag bij hem. In azc’s zijn ook situaties waarbij een van de ouders nog in het eigen land is.”
Hoelang werken de traumatische ervaringen door?
„Dat hangt onder meer af van het aantal en de ernst van de ingrijpende gebeurtenissen die kinderen hebben meegemaakt. Als ze iemand verloren hebben, speelt mee hoe belangrijk die persoon voor hen was. Ook de steun die ze van hun omgeving krijgen, heeft invloed. Het is belangrijk dat er mensen zijn die vragen: Hoe gaat het met je? Als kinderen er alleen voor staan en niet over de gebeurtenissen mogen praten, ontwikkelen ze sneller spookbeelden, zoals: Als ik papa ’s ochtends nog gedag had gezegd, was hij niet overleden. Het is belangrijk dat ouders daar aandacht voor hebben.”
Sommige ouders zijn daartoe, mede door wat ze zelf hebben meegemaakt, niet in staat.
„In Centrum ’45 proberen we ouders zo veel mogelijk bij de behandeling te betrekken. Soms wordt een kind dat niet luistert en lastig is naar voren geschoven als het probleem. Vaak is dat gedrag echter een symptoom van een verstoorde gezinssituatie. We benadrukken dat het belangrijk is dat ouders met elkaar communiceren en samenwerken in de opvoeding. Als ze zelf getraumatiseerd zijn, werkt dat belemmerend.
Soms is er sprake van verwijten en schuldgevoelens: Als jij niet voor de pers had gewerkt, hadden we nu nog in Damascus gewoond. Of: Het is jouw schuld dat we nu al zes jaar in een azc zitten. Het is voor een kind heel lastig als hij vooral een verdrietige moeder en een boze vader ziet, terwijl hij hun steun juist hard nodig heeft.”
Is er in de opvanglocaties voldoende oog voor traumatische ervaringen die kinderen in hun rugzak hebben?
„Vooropgesteld: we moeten niet vergeten oog te hebben voor de kracht en talenten van kinderen, want die zijn er ook. Maar als het om hun traumatische ervaringen gaat, is daar zeker op dit moment te weinig aandacht voor. Het COA moet alle zeilen bijzetten om de basisvoorzieningen te bieden: bed, bad en brood. Dat is een verschrikkelijke klus. Het hele systeem staat onder druk.
Asielzoekers komen vaak vooral bij de medische zorg na specifieke klachten. Het zou goed zijn meer aan preventie en vroegsignalering te doen. Denk aan een standaard psychische check na twee weken, als de koffers zijn uitgepakt en de basisvoorzieningen geregeld. Kijk dan eens hoe een kind slaapt. Ook leerkrachten kunnen een belangrijke rol spelen bij het signaleren van problemen, zoals een slechte concentratie. Daar ligt een grote uitdaging.”
Wat is uw belangrijkste advies voor leerkrachten en vrijwilligers rond asielzoekers?
„Ga er niet te snel van uit dat kinderen getraumatiseerd zijn. Er is een verschil tussen schokkende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt en een trauma, dat is een wond. Het is niet vreemd als een kind een tekening over oorlog maakt, zoals een huis in vlammen of een wapen. Wel is het alarmerend als het iedere keer hetzelfde thema uitbeeldt en daar niet op varieert. Dan is het als een naald die blijft steken in de kras van een oude elpee. Het is dan raadzaam hulp te zoeken.”
In hoeverre draagt het opvangsysteem bij aan het verwerken of juist versterken van trauma’s?
„Over het algemeen is het belastend als mensen lang op de beslissing over hun asielverzoek moeten wachten. Mensen worden ongeduldig, zeker als ze zien dat andere groepen, zoals Syriërs, sneller een verblijfsvergunning krijgen. Ook de vele verhuizingen van de ene locatie naar de andere houden klachten in stand. Die zijn echt beschadigend. Het langdurig in de opvang verblijven, werkt bovendien demotiverend. Dat zien we bij adolescenten, die geen zin meer hebben om initiatieven te ontwikkelen.”
Kinderombudsman Marc Dullaert zei recent dat kinderen in de noodopvang op een achterstand raken die ze misschien nooit meer inhalen. Terecht?
„Die zorg moeten we serieus nemen. Ik ga ervan uit dat elke dag voor een kind een kans is om iets positiefs te doen. Als die kansen niet worden benut, kan dat schadelijk zijn. Ik zie dat gebeuren in gezinslocaties voor uitgeprocedeerde asielzoekers, waar jongeren de hoop verliezen en de moed opgeven. Hun situatie is anders dan die van een kind uit Syrië in de noodopvang dat naar verwachting een status krijgt en hopelijk snel een huis. Zijn toekomst ziet er rooskleurig uit. Dat werkt motiverend om de draad weer op te pakken.”
Hoeveel vluchtelingenkinderen zullen voor het leven getekend zijn door alles wat ze hebben meegemaakt?
„Onderzoek onder volwassenen die als kind in Nederlands-Indië zaten, wijst uit dat ze na zestig jaar nog steeds een verhoogd risico hebben op symptomen zoals angst en stress. Niet alle klachten zijn verdwenen, maar de meesten zijn stoornisvrij. Ik denk dat van alle vluchtelingenkinderen op dit moment hooguit 10 procent voor het leven getekend is. Niemand wordt zonder vlekken groot, maar de meesten zullen de draad van het leven weer goed oppakken.”
Gezinnen op de vlucht
In Diemen wordt vrijdag het symposium ”Gezinnen op de vlucht voor oorlog en rampen – over kind, gezin en psychotrauma” gehouden. Organisatoren zijn onder meer de Psycho Trauma Expert Groep Arq en Stichting Centrum ’45. De laatste instelling biedt onder meer traumabehandelingen aan oorlogsslachtoffers. Zij krijgt momenteel veel vragen over vluchtelingen, onder anderen van leerkrachten, medewerkers en vrijwilligers in asielzoekerscentra, zegt psycholoog dr. Trudy Mooren. Zij is betrokken bij diverse (gezins)behandelingen voor vluchtelingenkinderen. Samen met Julia Bala schreef ze ”Goed ouderschap in moeilijke tijden”. Vandaag worden de eerste exemplaren van deze „handleiding voor meergezinsgroepen met vluchtelingen” overhandigd aan de locatiemanager van de gezinslocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Katwijk en aan burgemeester Wienen van die plaats.