Laat kerken samen nadenken over psalmberijming
Kerken die de psalmberijming van 1773 gebruiken, moeten zich gezamenlijke bezinnen op de voor- en nadelen hiervan, stelt ds. M. van Reenen voor. En als dat nodig blijkt, ook gezamenlijk voor een alternatief kiezen.
Verschillende keren heb ik als predikant de weeksluiting verzorgd in een algemeen woonzorgcentrum voor ouderen. De aanwezigen hadden een heel diverse kerkelijke achtergrond, van synodaal gereformeerd tot oud gereformeerd. Toen zij nog naar de kerk gingen, waren ze heel verschillende liturgieën gewend. Toch was dat geen probleem, want vanuit hun jeugd waren ze allemaal bekend met de berijming van 1773. Heel wat verzen kenden zij uit het hoofd.
Hoe zal dit –Deo volente– over 25 jaar zijn? Dan is er in een algemeen verzorgingstehuis geen gezamenlijke kennis meer, want dan zijn sommigen al opgegroeid met de ”nieuwe berijming” van 1967 en anderen nog met 1773. En nog 25 jaar later? Dan lukt het misschien zelfs in een reformatorisch verzorgingstehuis nauwelijks meer om psalmen uit het hoofd te zingen. Want om later psalmen uit het hoofd te kunnen zingen, moet je ze eerst in je jonge jaren vaak en goed gezongen hebben. En er moet een gezamenlijke bagage zijn. Dezelfde psalmen geleerd thuis, op school en in de kerk. Dan kunnen we ook samen zingen, ook straks, als de Heere ons de tijd van leven geeft.
Zorgen
Gaat het op dit punt nog goed? Er zijn verschillende ontwikkelingen die hierin zorgen baren. De vanzelfsprekendheid om psalmen te zingen in de eredienst –een gewoonte van de kerk van alle tijden– is sterk aan het afnemen, in bijna de hele breedte van de gereformeerde gezindte. De gewoonte om op school psalmen aan te leren dreigt buiten de reformatorische scholen te verdwijnen. En als er op (jeugd)verenigingen gezongen wordt, dan zijn psalmen vaak niet erg populair. Die laatste ontwikkeling is niet nieuw, maar wordt wel sterker, is mijn indruk.
Om dit soort ontwikkelingen tegen te gaan, worden er her en der initiatieven ondernomen om ons een frisse blik op de psalmen te geven. Initiatieven van heel verschillend karakter: Psalmen van Nu en een Nieuwe Psalmberijming, een nieuwe versie van de berijming van Marnix van Sint Aldegonde (ds. C. J. Meeuse) en een herziening van 1773 (dr. E. Hofman). Achter deze berijmingen schuilt niet alleen een behoefte om te dichten, maar ook een behoefte om de berijmde psalmen vitaal te houden voor nieuwe generaties.
Een terecht verlangen. Wat kunnen we op het vlak van de liturgie méér wensen dan dat in de toekomst de psalmen gezongen blijven worden – en begrépen? Het is dan ook niet verwonderlijk dat er mensen zijn die bij ieder nieuw initiatief hopen dat dít in hun kerkelijke gemeente zal worden ingevoerd.
Maar hebben we dan echt zo veel gewonnen? Ik ben bang van niet. Het gaat me nu niet om de dichterlijke kwaliteiten, maar over het belang van een gezamenlijke psalmschat. Zo lang wij gezamenlijke christelijke scholen, politieke partijen, verzorgingstehuizen enzovoort hebben, zolang is het van groot belang dat we echt iets samen te zingen hebben.
Wat is dan wenselijk? Dat er een gezamenlijke, kerkelijke bezinning plaatsheeft op het zingen van de psalmen. De berijming van 1773 heeft onmiskenbaar zijn nadelen – ik heb daar eerder al over geschreven. Maar zij heeft wel twee belangrijke voordelen: ze is vrijwel kerkbreed gezongen én ze heeft de tijd gehad om te worden tot de taal van het hart. Psalmberijmingen die maar een tijdje in zijn en slechts in een paar gemeenten ingevoerd worden, zullen zowel deze breedte als deze diepte missen.
Eerlijke analyse
Graag reik ik daarom enige gedachten aan voor de bezinning in de kerk. In de eerste plaats: laten we ons bezinnen op de problemen rond het psalmzingen. Onszelf eerlijk vragen stellen, dat is niet gevaarlijk. Onze ogen sluiten voor ontwikkelingen, dat wel. De ontwikkelingen op dit punt gaan werkelijk geen enkele kerk voorbij – in elk geval niet op het grondvlak.
In de tweede plaats: laten we dan zoeken naar mogelijkheden om het psalmenzingen in stand te houden. Misschien is behoud van 1773 dan de beste optie – bijvoorbeeld ten dienste van de brug tussen de generaties. Misschien is een andere berijming dan beter – bijvoorbeeld ten dienste van de verstaanbaarheid. Maar laat ons denken hierover gebaseerd zijn op een eerlijke analyse.
Ten slotte, mocht er behoefte zijn aan een nieuwe of vernieuwde berijming, laat dat dan een gezamenlijke zoektocht zijn. Er is inmiddels een reservoir aan pogingen. De commissie die ”1773” voorbereidde (en die de hele kerk diende) kon ook putten uit diverse bronnen, zoals de berijming van Hendrik Ghijssen en Johannes Voet. Er waren toen echter geen gemeenten die op eigen houtje uit Ghijssen gingen zingen. Dat lijkt mij ook nu een onvruchtbare route.
Ik besef heel goed dat dit pleidooi zomaar kan stuklopen op onze kerkelijke verdeeldheid. Maar als wij de nood voelen, moeten we niet bij voorbaat het hoofd in de schoot leggen. En als wij geloven in een drie-enig God, dan moeten wij er ook niet aan wanhopen dat Hij bijeen kan brengen wat bijeen hoort. Misschien kan het gezamenlijk spreken over de liefde tot de psalmen –niet alleen over de berijming ervan, maar vooral over het hart ervan– nog wel een middel zijn tot het vinden van geestelijke herkenning.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oldebroek-’t Harde.