Economie
IJsselmeervissers scharrelen door

Twee jaar na de presentatie van het Masterplan Toekomst IJsselmeer proberen nog altijd enkele tientallen beroepsvissers in het natte hart van Nederland het hoofd boven water te houden. Ondanks de forse inperking van de toegestane visserijen –scherp gecontroleerd door waakhond NVWA– is slechts een handjevol gestopt met zijn bedrijf. De meesten scharrelen zo goed en zo kwaad als het gaat door en, eerlijk is eerlijk, de laatste twee jaar waren niet de slechtste. „Visser­man is het mooiste beroep wat er is.”

Tiemen Roos

9 January 2016 15:18Gewijzigd op 16 November 2020 00:34
Jan Wormsbecher, geboren Harderwijker, vist al vanaf zijn vijftiende. „Ik wil niet anders. Dit is het mooiste beroep wat er is.” beeld André Dorst
Jan Wormsbecher, geboren Harderwijker, vist al vanaf zijn vijftiende. „Ik wil niet anders. Dit is het mooiste beroep wat er is.” beeld André Dorst

Het zijn spannende dagen voor de IJsselmeervissers. Komende week beslissen hun nieuw­gekozen vertegenwoordigers over de verdeling van een kleine 700.000 euro die het ministerie van Economische Zaken beschikbaar heeft gesteld. Het gaat om een eenmalige tegemoet­koming voor de drastische beperkingen op de visserij op schubvis die in 2014 werden ingevoerd. Tot nu toe konden de vissers het niet eens worden over de verdeling van het geld: moet dat gebeuren op basis van vangst­rechten –ook al zijn die lang niet door iedereen benut– of op basis van de besomming (waarde van de daadwerkelijke hoeveelheden gevangen vis)? De nieuwe ledenraad van de Producenten­organisatie Nederlandse Vissersbond afdeling IJsselmeer (PO IJssel­meer), die de belangen van de vissers behartigt, moet nu de knoop doorhakken.

Het geld lag op de plank bij het Transitiefonds IJsselmeervisserij. Dat fonds, waarvoor verschillende partijen tot nu toe 2,25 miljoen euro hebben toegezegd, is verder bedoeld om de vissers te helpen bij het zoeken naar nieuwe wegen. Bijvoorbeeld de ontwikkeling van streekproducten om meer waarde uit de vangst te halen. Of ”verbreding” van hun bedrijf met een neventak, zoals het gaan varen met schoolklassen. Projecten die passen bij de doelstelling van het fonds kunnen er een beroep op doen. Voorstellen daartoe coördineert de Nederlandse Vissersbond, maar zijn tot op heden niet ingediend.

Fosfaten

Ooit was het IJsselmeerbekken een rijk viswater waar honderden vissers hun brood verdienden. Nu zijn het er nog enkele tientallen. Vroeger zorgden fosfaten uit wasmiddelen en meststoffen uit de landbouw voor een welige groei van plankton en daarmee van de vis. Maar de laatste decennia is de visstand hard achteruit­gegaan. Door milieumaatregelen is het water nu zo schoon dat het vrijwel dood is. Jonge vis gaat voortijdig dood door gebrek aan voedsel of eindigt in de magen van de (beschermde) aalscholvers, waarvan er tienduizenden rond het IJsselmeer leven.

Enkele jaren geleden troffen vissers en maatschappelijke organisaties elkaar regelmatig bij de rechter. Steevaste inzet: welke ruimte blijft er op en rond het IJsselmeer voor de beroepsvisserij? In 2012 schorste de Raad van State een vergunning voor de lucra­tieve spieringvangst in het voorjaar, die door de provincie Friesland was afgegeven. Dat bleek een keerpunt: op initiatief van Friesland werd een werkgroep gevormd die zich ging buigen over een masterplan voor het IJsselmeer. Alle belanghebbende partijen waren erin vertegenwoordigd: de PO IJsselmeer, Sportvisserij Nederland, de drie IJsselmeerprovincies (Noord-Holland, Friesland en Flevoland), stichting Het Blauwe Hart en Vogelbescherming Nederland.

Het masterplan schetste een ontluisterend beeld. Voor de vijf belangrijkste vissoorten (paling, snoekbaars, rode baars, wolhandkrab en brasem) bedroeg de omzet op de IJsselmeervisafslagen in 2003 nog 4,2 miljoen euro. In 2010 was dat nog maar 2,5 miljoen. Volgens secretaris Derk Jan Berends van de Nederlandse Vissersbond is de omzet daarna verder gedaald, tot onder de 2 miljoen euro.

Het masterplan, dat in maart 2014 werd gepresenteerd, bevatte voorstellen om de visstand te herstellen. De vangst van schubvis (baars, snoekbaars, brasem en blankvoorn) moest drastisch inkrimpen en bij voorkeur drie jaar helemaal stil worden gelegd. Overigens: de visserij op aal (paling), nog altijd de belangrijkste vissoort in het IJsselmeer, is al langer strak gereguleerd en ligt sowieso zeven maanden per jaar stil. Per saldo zou er nog maar ruimte zijn voor tien tot vijftien fulltime commerciële visserijbedrijven op het IJsselmeer, Markermeer en de randmeren. Ter vergelijking: er zijn op dit moment 76 vergunningen en ongeveer 30 bedrijven, waarvan sommige meer dan één vergunning bezitten.

Warme sanering

De bij het masterplan betrokken partijen waren het erover eens dat de vissers moesten worden uitgekocht of schadeloos gesteld door de overheid. De PO IJsselmeer raamde dat het opkopen van vangst­rechten 10 tot 15 miljoen euro zou kosten. Maar staatssecretaris Dijksma (destijds van Economische Zaken) voelde niets voor zo’n ‘warme’ sanering. Die zou volgens haar neerkomen op staatssteun en een precedent scheppen voor andere noodlijdende sectoren.

Na maandenlang touwtrekken werden Dijksma en de betrokken partijen het eens over beperkingen. Vanaf 1 juli 2014 werd de visserij met zogeheten staande netten op schubvis met 85 procent ingekrompen. De zegenvisserij (een techniek waarbij de vis met een over de bodem slepend net door een omtrekkende beweging wordt ingesloten) werd in de havens helemaal verboden en mag op het IJsselmeer en Markermeer nog maar zeven dagen per jaar worden toegepast. De visserij op schubvis met grote fuiken met ruiven in de maanden januari tot en met april werd eveneens verboden.

In 2015 is afgesproken de maatregelen uit 2014 voorlopig ongewijzigd voort te zetten. In 2018 wordt bekeken of een andere aanpak nodig is.

De PO IJsselmeer pleit nog altijd voor een warme sanering. Berends: „Het verdwijnen van de vis is vooral het gevolg van het milieu­beleid. Bovendien heeft de overheid altijd vergunningen afgegeven, die is dus ook medeverantwoordelijk voor een te intensieve bevissing.”

Als hij terugkijkt op de afgelopen anderhalf jaar, stelt Berends vast dat de IJsselmeer­visserij boven verwachting heeft gedraaid. De vangsten aan schubvis waren in 2014 en in 2015 goed (zie tabel bij kaartje). „Er zwom veel snoekbaars en rode baars. Met die 15 procent van de netten hebben de vissers veel gevangen, en de prijzen waren ook goed. Alleen de vangst van brasem is ingeklapt, maar dat wordt met de zegen gevangen.” Overigens waren ook de visserij op aal en wolhandkrab „niet slecht.”

Hij tekent aan dat het gat door de beperking van de nettenvisserij minder groot is dan het lijkt. „Van elke honderd netten lieten de vissers er de laatste jaren vrijwillig al vijftig onbenut, dat hadden we in PO-verband afgesproken.”

Per saldo weinig te klagen dus? Berends: „Dat zou ik niet zeggen. Zegenvissers hebben het moeilijk en wat de nettenvisserij betreft, bij snoekbaars en rode baars is er door de jaren heen sprake van natuurlijke fluctuaties in het bestand. Het kan zomaar zijn dat er dit jaar veel minder gevangen wordt. Maar we hebben inderdaad gezien dat de omzet in die twee jaar min of meer gelijk bleef. Daar heeft de beperking dus niet zo veel effect op gehad. Het bestand is kennelijk robuuster dan we hadden gedacht, hoewel ik ook wel geloof dat de beperking van het vissen een positief effect heeft gehad.”

Sinds de nieuwe beperkingen hebben zes vissers hun bedrijf aan collega’s verkocht. Een handjevol is in deeltijd gaan vissen en heeft er een baan aan wal bij. Maar verreweg de meeste vissers halen nog altijd hun brood uit het water.

Levend

Een van die vissers is Jan Wormsbecher (46) uit Ermelo, van oorsprong een Harder­wijker. Hij is eigenaar van de kotter HK 173 Gerrit en vist samen met een broer en een compagnon vooral op de randmeren rondom Flevoland. „In de zomer vissen we met fuiken op paling en snoekbaars, in de winter met de zegen op brasem. Die brasem verkopen we levend, die wordt weer uitgezet in de vijvers van hengelsportcentra in België en Frankrijk. De paling en snoekbaars verkopen we via de afslag in Urk”, vertelt hij.

De Harderwijker vist sinds zijn vijftiende. In 1999 werd hij mede-eigenaar van de kotter van zijn toenmalige baas, destijds de BU 33, de huidige HK 173, die hij in 2009 helemaal overnam.

Wormsbecher zoekt voortdurend naar extra kansen om te vissen. Toen er op de randmeren minder vis kwam, nam hij een IJsselmeervergunning over van een Volendammer. „In 2011 ben ik op het Ketelmeer een samenwerking aangegaan met Siem Hoekman van de GM 29. Elk jaar betaal ik wat af, eind dit jaar is zijn vergunning helemaal van mij. Het zat me trouwens niet mee: we hadden de handtekeningen net gezet, toen er op het Ketelmeer een verbod op visserij met staande netten kwam omdat het slib op de bodem vervuild is met dioxine. We mogen er nu alleen nog zegenen.”

Dat collega’s die met staande netten op schubvis vissen het niet slecht hebben gehad, weet Wormsbecher. „Twee jaar geleden dachten we dat we straks allemaal op de fabriek zouden werken. Maar wonder boven wonder vingen ze met die paar netjes toch goed snoekbaars. En ze maakten mooie prijzen.”

Zelf is hij wel degelijk getroffen door de beperkingen. „Ik ben vanouds zegen­visser. Op het IJsselmeer en Markermeer mag ik nog maar zeven dagen per jaar zijn, op de randmeren gelukkig wat langer. Maar doordat ik meer vergunningen heb, pakken we overal wat mee en hebben toch redelijke besommingen kunnen maken. In de winter zegenen we, in april zetten we fuiken voor aal. In september hebben we bij de Afsluitdijk met schietfuiken op wolhandkrabben gevist. In oktober moesten we helaas stoppen, omdat er te veel bijvangst tussen zou zitten.”

Als nevenactiviteit heeft Wormsbecher nog een leuk klusje: ‘gras’ maaien op de randmeren. Hij doelt op fonteinkruid, dat de meren dreigt te overwoekeren. Het maaien gebeurt met een grote balk voor op de kotter, en twee korven langszij om het groene spul op te vangen. Een ander extraatje is dat hij de komende tijd bijvangst­bepalingen mag uitvoeren voor onderzoeksinstituut Imares. „Daar krijgen we geen geld voor, maar de krabben die we vangen mogen we houden.”

De wolhandkrab is een exoot die tegenwoordig in alle Nederlandse binnenwateren voorkomt. Ze zijn geliefd bij Chinezen. Wormsbecher: „Vroeger trapten we ze dood. Nu krijg je er zomaar 15 euro per kilo voor.”

Aan stoppen met vissen wil Wormsbecher niet denken. „Ik ben altijd visser geweest en hoop het te blijven. Ik wil niet anders. Dit is het mooiste beroep wat er is.”


NVWA controleert strenger

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) maakt sinds de inperking van de schubvisvisserij met de regelmaat van de klok melding van overtredingen. NVWA-inspecteurs treffen netten aan op plekken waar dat niet is toegestaan, en vinden ook niet-gemerkte (en dus illegale) netten.

Een woordvoerder van de NVWA bevestigt dat er meer overtredingen zijn, maar zegt dat er ook strenger wordt gecontroleerd. „De naleving is niet in orde. Dat moet gewoon beter. Het werkt bij ons net als bij de politie: waar door rood licht wordt gereden, controleren ze ook vaker.”

Hoe reageren de vissers op de controles? „Niemand vindt het leuk als hij ergens op wordt betrapt. Maar excessen zijn nog niet voorgekomen”, aldus de woordvoerder.

Secretaris Berends van de PO IJsselmeer bevestigt dat de bereidheid om de regels stipt na te leven laag is. „Dat is niet goed. Maar het is erg verleidelijk om extra netjes neer te zetten als je weet dat er vis zit en dat je je bedrijf overeind moet houden. Als er warm gesaneerd was, hadden we die problemen niet.”

Visserman Wormsbecher heeft ook weleens een aanvaring gehad met de NVWA, jaren geleden. „Ik had een paar netjes gezet in Pampushaven. Ik had misschien voor 1200 euro aan vis binnengehaald, maar toen ze me pakten, kreeg ik een boete van 1800 euro. En nu loop je kans dat je je vergunning kwijtraakt. Nee, daar begin ik niet meer aan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer