Rechte lijnen vindt hij prachtig, hij houdt niet van rommel en is gek op het maken van legpuzzels. Zijn studie wiskunde lag dan ook voor de hand, maar uiteindelijk werd hij predikant. Hoewel hij in veel plaatsen in Nederland woonde, is Dingeman Quant een echte Zeeuw. „Als ik in de buurt van Rotterdam kom, begint mijn tongval al te veranderen.”
Hoewel ds. Quant afgelopen zondag afscheid nam van de christelijke gereformeerde kerk te Huizen wonen hij en zijn vrouw al bijna twee jaar in Houten, in een comfortabel appartement. „Kijk eens wat een heerlijk uitzicht”, wenkt hij terwijl hij bij het raam gaat staan. „We genieten hier elke dag van.”
Zonder zorgen is de familie echter niet. Ds. Quant en zijn vrouw weten wat ziekte is. De diagnose prostaatkanker in 2013 betekende voor de predikant een stevige behandeling; zijn vrouw is beperkt door enkele chronische ziekten.
Ds. Quant, preses van de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerken in 2007 en 2013, groeide op in Zierikzee. Zijn vader werkte in het timmerbedrijf van zijn opa in de stad. De familie kerkte in de christelijke gereformeerde kerk die ds. Quant omschrijft als „degelijk, maar niet enghartig.”
Naarmate hij ouder wordt, merkt de predikant dat hij „steeds meer Zeeuw wordt.” Hij komt regelmatig in Zierikzee om zijn 92-jarige moeder te bezoeken. En ieder jaar gaan hij en zijn vrouw een weekje naar Zeeland op vakantie. „Mijn vrouw zegt dat mijn tongval verandert als ik bij Rotterdam in de buurt kom. Ik merk het zelf ook, tot in kerkenraadskamers toe. Op de preekstoel ga ik Hollands praten, maar toen in Zierikzee de microfoon het een keer begaf, riep ik tegen de koster: „Anton, ie doet-et nie!”
In Zierikzee kreeg ik de eerste indrukken van Wie God was. Het ruime geestelijke klimaat daar heeft mij gestempeld. Ik ben die geestelijke opvoeding van mijn ouders en van de predikanten –met name van ds. P. Op den Velde– steeds meer gaan waarderen. Ik kan me sommige preken van ds. Op den Velde nog steeds herinneren.”
U ging wiskunde studeren.
„Theoretische wiskunde in Utrecht. Een mooi vak. Onze twee dochters hebben ook wiskunde gestudeerd en onze zoon is in de voetsporen van mijn vrouw getreden: hij heeft scheikunde gestudeerd.
Ik ben iemand van rechte lijnen. Rechtlijnig tekenen vond ik prachtig, daar had ik een 10 voor op de hbs. Orde scheppen, daar houd ik van. Ik kan niet tegen rommel.
In Utrecht ging er een nieuwe, bredere wereld voor mij open. Ik bezocht de CSFR en maakte kennis met andere kerkverbanden. We gingen op bid- en dankdagen bij elkaar naar de kerk en hadden daar mooie gesprekken over. Niet over de verschillen, maar over de overeenkomsten. Ik trek de kerkelijke muren niet graag hoog op. Nu niet, toen ook niet.”
Werd er hard geschud aan de boom?
„Nee, in tegenstelling tot wat christelijke studenten vandaag voor de kiezen krijgen, had ik een heel onbezorgde studententijd. Er waren veel christenen op de faculteit toen ik in 1968 begon. Nu ben je als christen haast alleen. Moet je nagaan wat een kaalslag er in die veertig jaar plaatsvond.”
Tijdens uw studie wiskunde rijpte de gedachte dat u theologie moest studeren.
„Dat ging geleidelijk. Ik had verkering en samen vroegen we ons af welke weg God ons wees. Op mijn dertiende had ik de mogelijkheid om Latijn te leren, maar dat vond ik toen niks. Daarom lag een theologiestudie niet voor de hand. Maar tijdens een preek in de kerk in Doesburg, de toenmalige woonplaats van mijn aanstaande vrouw, hoorden we dat er voor de voortgang van Gods kerk op aarde mannen nodig waren in Zijn dienst. Die gedachte liet ons niet los. We baden na veel gesprekken en overwegingen op een gegeven moment –toen het er echt om ging spannen– heel simpel: „Heere, wilt U ons tegenhouden als het niet goed is?”
Je hoort dat op deze manier misschien niet vaak, maar wij merkten dat ons gebed gehoord werd. Er zijn wonderbaarlijke dingen gebeurd. Ik kreeg een baan op een school in Amersfoort en kon dat goed met mijn studie in Utrecht combineren. Toen ik later naar de Theologische Hogeschool in Apeldoorn wilde, kon ik daar na een open sollicitatie op een school een baan krijgen. Ik wist niet dat daar een vacature op komst was. Zo werd er voor ons gezorgd.”
Het moeten tropenjaren zijn geweest.
„Het was een drukke tijd. De kinderen waren klein en je moest je aandacht verdelen. Hier kwam goed van pas dat ik goed kan schakelen en geordend te werk ga.”
Kwam het goed met de talen?
„Zeker. Ik ontdekte dat Latijn en Hebreeuws heel exacte talen zijn. Grieks vind ik rommelig.”
Hoe verging het u voor de klas?
„Ik had plezier in het lesgeven. Ik leerde dat je dingen eenvoudig, en nog eenvoudiger en nóg eenvoudiger moet brengen. Je komt in mijn preken dan ook geen ingewikkelde zinnen of hoogdravende formuleringen tegen. Ik heb het afgeleerd om zo te preken en nu kan ik het ook niet meer.
Voor een predikant is het goed om ander werk gedaan te hebben. Je loopt in het ambt het risico verengd bezig te zijn. Je werk dreigt beperkt te blijven tot ziekte, crisis, huwelijk en doop, terwijl je amper meekrijgt wat mensen doordeweeks doen. Je hoort er wel van, maar je hebt er niet met beide benen in gestaan.”
U bent sinds 1980 predikant. Waar lag het zwaartepunt in uw werk?
„Ik ben een echte gemeentepredikant. Nevenfuncties heb ik nooit gezocht, ze kwamen op mijn pad en ze waren vruchtbaar voor het gemeentewerk.
Ik ben wat gemeentewerk betreft echt een ouderwetse dominee. Een nieuwe vorm van kerk-zijn zoals de zendingsgemeenten vind ik schitterend, maar ik heb er twee linkerhanden voor. De prediking staat bij mij bovenaan, gevolgd door pastoraat en catechese op een gedeelde tweede plaats. Door deze twee wordt de prediking gevoed.
Boven dit alles heeft altijd mijn gezin gestaan. Je bent als getrouwd christen in de eerste plaats geroepen op de plaats die God je geeft in je gezin: de schepping gaat voor de verlossing uit. Ik heb mijn kinderen regelmatig gevraagd of ze vonden dat het gezinsleven leed onder mijn werk. Natuurlijk, iedere christen moet offers brengen omwille van het Evangelie. Maar als predikant loop je het risico dat je er niet bent als je kinderen thuis zijn. Daarom heb ik heel bewust de zaterdag proberen vrij te houden voor het gezin. Sommige collega’s zijn zaterdagsavonds nog druk met hun preek, maar ik word toch wel benauwd als de Heilige Geest het me dan nog moet geven.
Overwerktheid kun je voorkomen door goed agendabeheer. Toch wordt het predikantschap nooit een baan van negen tot vijf. Je bent het 24 uur per dag, maar dat betekent niet dat je 24 uur per dag in touw bent. Ik ben gelukkig gezegend met veel energie. Toen ik begin 2014 35 bestralingen moest ondergaan, zeiden ze in het ziekenhuis: „Meneer, wat heeft u toch een energie.” Ik antwoordde spontaan: „Ja, maar er wordt ook zo veel voor me gebeden.”
Kerkenraden en gemeenteleden gaan er te vaak van uit dat de dominee wel veel tijd in de gemeente zal stoppen. Dat doet hij met liefde, maar je komt als predikant wel voor een grens te staan. Het is niet normaal dat je jaar in jaar uit zo veel uren per week werkt. Wat dat betreft hebben we een raar ambt.”
U was bestuurder, toezichthouder en voorzitter bij de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en voorzitter van de Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn (SGJ).
„Het heeft mijn functioneren in de gemeente versterkt. Ik volgde cursussen bestuurskunde en voorzitterstrainingen, kon aankloppen bij hulpverleners als ik met een pastoraal geval zat. Het was prachtig om te doen. Ik leerde hoe psychische problemen mensen kunnen beïnvloeden en hoe je daarbij als pastor aanwezig moet zijn. Ik heb fusieprocessen meegemaakt en moest mensen ontslaan. Dat doe je nooit makkelijk. Als bestuurder maak je vuile handen, dat is niet te voorkomen.”
Daar is wel moed voor nodig.
„Misschien wel ja. Je kunt gewoon niet iedereen te vriend houden. En daarbij: een organisatie kan niet dertig jaar hetzelfde blijven. Mijn kinderen zeiden weleens: „Als papa ergens komt, moet er gereorganiseerd worden.” Het zal komen door mijn wiskundige inslag: ik wil rubriceren, lijnen trekken, opnieuw rubriceren. De laatste jaren ben ik weleens bij kerkenraden geroepen die in de problemen zaten. Ik vind het mooi om onder Gods zegen inzichtelijk te maken wat er aan de hand is.” Lachend: „Zo’n mannetje ben ik dus.”
U was synodevoorzitter in 2007 en 2013, tweede voorzitter in 2010. Het waren niet de makkelijkste vergaderingen.
„In 2007 stonden de instructie over homoseksualiteit en het gebruik van de nieuwe Bijbelvertaling op de agenda. Onderwerpen die we bespraken vanuit het besef dat we elkaar nodig hebben. Dat besef is in onze kerkelijke vergaderingen na 2000 sterker geworden. Hoe dat zo gekomen is? Ik vraag het me nog steeds af. Duidelijk werd dat wij geen van allen, in welke geestelijke hoek ook, ontkomen aan de schade die de secularisatie in onze samenleving aanricht. Dat maakte het wij-gevoel sterker. Hierdoor konden we moeilijke dossiers op een innige manier bespreken. Ik heb mooie weken gehad in de voorzittersstoel.”
Lukte het u alle kikkers in de kruiwagen te houden?
„Dat probeerde ik wel. Ik ben van het harmoniemodel, niet van het conflictmodel. Als je keihard de confrontatie zoekt, kun je op dat moment wel wat winnen, maar dat verlies je later altijd weer.
En als er een kikker uit de kruiwagen wil springen, moet je dat soms gewoon laten gebeuren. Hij moet dan even zijn ei kwijt. Ik zoek hem dan in de wandelgangen even op. Dat doe ik liever dan grote woorden te gebruiken in de vergadering.”
Hoe gaat het met uw gezondheid?
„Heel goed. Ik kreeg zojuist weer te horen dat alle uitslagen goed zijn. Voor mijn prostaatkanker moet ik één keer in de vier maanden voor controle naar het ziekenhuis. Voor het virus dat mijn lever aan kan tasten, slik ik elke dag een pilletje. Ik zeg het simpel, maar dat komt doordat ik mij in Gods hand veilig weet. En waarom zou ik gezond zijn terwijl zo veel mensen ziek worden? Gezondheid is geen recht.
Mijn vrouw en ik hebben veel aan gezang 453: „Ik weet waar mijn geloven onwrikbaar vast in staat, als alles wordt verstoven, tot zand en stof vergaat, ik weet wat nooit zal falen, wat blijft in eeuwigheid...” We weten ons ook gedragen door het gebed van zo veel mensen.”
Wat weet je dan?
„De echo van die gebeden bereikt je. Ik zei vaak tegen mensen die zo ziek waren dat ze niet meer konden bidden: „De gemeente bidt voor je. Laat het maar zo zijn.””
Bent u nooit somber?
„Nee, ik geloof van niet.”
Of boos?
„Zelden. Over seksueel misbruik kan ik boos worden. Dat vind ik zo erg. Het richt zo veel schade aan. Ik heb volwassen vrouwen ontmoet die er zo beroerd aan toe waren. Wat heeft de duivel ontzettend veel macht. Maar in het pastoraat kan ik niet veel met boosheid. Je verliest met boosheid je tegenover, het brengt je niet verder.”
Levensloop Dingeman Quant
Dingeman Quant werd op 28 september 1950 geboren te Zierikzee. Hij studeerde wiskunde in Utrecht en later theologie in Utrecht en Apeldoorn. Op 1 februari 1980 werd Quant predikant van de christelijke gereformeerde kerk (cgk) Haarlem-Centrum. Vervolgens stond hij in Hoogeveen (1985), ’s-Gravenhage-Rijswijk (1992), Eindhoven (2001) en Huizen (2006). Ds. Quant ging onlangs met emeritaat.
De predikant was in 2007 en 2013 voorzitter van de synode van de CGK, in 2010 tweede voorzitter. Tevens was hij voorzitter bij de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en voorzitter van de Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn (SGJ).
Zie ook:
Ds. Quant (CGK) met emeritaat (RD.nl, 06-11-2015)
Nieuws uit de kerken Ds. D. Quant: afscheid van curatorium TUA (De Wekker, 09-05-2014)
“We zijn soms scherper verdeeld dan nodig” – interview met ds. Quant (Reformatorisch Dagblad, 26-08-2010)
Huizen: bevestiging en intrede ds. D. Quant (De Wekker, 08-09-2006)
Eindhoven: afscheid ds. D. Quant (De Wekker, 07-07-2006)
“We hebben elkaar nodig, kerkbreed” – interview met ds. Quant (Reformatorisch Dagblad, 05-02-2005)
Ds. D. Quant 1 februari vijfentwintig jaar predikant (De Wekker, 28-01-2005)
Intrede ds. D. Quant te Eindhoven (De Wekker, 13-07-2001)
Ds. Quant neemt afscheid van cgk Den Haag-Rijswijk (Reformatorisch Dagblad, 05-06-2001)
Ds. D. Quant doet intrede in chr. geref. Den Haag-Rijswijk (Reformatorisch Dagblad, 23-11-1992)
Ds. D. Quant neemt afscheid van Hoogeveen (Reformatorisch Dagblad, 26-10-1992)
Ds. D. Quant bevestigd in Hoogeveen (Reformatorisch Dagblad, 28-01-1985)
Ds. D. Quant nam afscheid Van Haarlem-C (Reformatorisch Dagblad, 14-01-1985)
Bevestiging kand. D. Quant te Haarlem – Centrum (Reformatorisch Dagblad, 04-02-1980)