Wil je als marinier doordringen tot de elite-eenheid Marsof, dan kun je je tijdens de selectie niet te veel knulligheden veroorloven. Je moet vlammen. Rammen. „Die oelewapper ligt onder de ladder.”
Tijd voor een afstraffing. Geïrriteerd roept instructeur sergeant-majoor Gerwin (40) op de havenkade in Den Helder negentien mariniers bij elkaar. Het water druipt van de mannen – meest twintigers, gestoken in zwarte overlevingspakken. „Ik baal ervan dat ik nu al een speech moet houden”, pepert Gerwin, een Veluwenaar uit reformatorische kring, de mariniers in.
De groep heeft zojuist een stukje in de marinehaven gezwommen. Een van de mariniers is „zo oliedom” geweest om een rits in zijn overlevingspak open te laten staan. Ook zijn buddy –maatje– krijgt ervan langs. Die had zijn makker op zijn slordigheid moeten wijzen. „Wat denk je dat er gebeurt als het in vijandelijk gebied min 4 graden is en die rits staat open? Dan kun je doodvriezen!” bijt de instructeur de mannen toe. „Pay attention to the details!” Ofwel: let op de details. Wees secuur.
Kikvorsman
Het is een middag in augustus – een van de eerste dagen van de selectieperiode voor de Maritime Special Operations Forces (Marsof), de elite-eenheid van het Korps Mariniers.
Jaarlijks proberen zo’n zestig mariniers door te stoten tot Marsof. De selectieperiode duurt drie weken. De mannen worden getest op fitheid, snelheid, conditie en uithoudingsvermogen. Maar ook bijvoorbeeld op vindingrijkheid. Instructeurs zijn zelf ook Marsof’ers, met specialisaties als kikvorsman (operaties onder water) of ”sniper” (scherpschutter).
Ongeveer de helft van de zestig mariniers haalt jaarlijks de Marsof-keuring niet. Van de 54 kandidaten kwamen dit jaar 28 mannen door de selectie.
De overblijvers volgen een opleiding van een halfjaar. Dan krijgen de mannen training in tactieken en technieken voor ”special forces”, opereren in stedelijk gebied en maritieme vaardigheden. Na dat halfjaar doorloopt iedere cursist een antiterreuropleiding. Daarna kunnen de mannen zich specialiseren, bijvoorbeeld tot kikvorsman.
Terwijl deze zomerdag de mariniers –zwarte nummers op rug en borst– door de haven zwemmen, komt instructeur Gerwin in een volgrubberboot terug op zijn vermanende woorden op de kade. „Nu hebben we kalm weer, maar ze kunnen in vijandelijk gebied te maken krijgen met heel andere omstandigheden. Hoge golven, stank van uitlaatgassen van een scheepsmotor, een pak strak om je nek gekneld. Dan moet je geen gedoe hebben met een rits.”
Te midden van marineschepen ploeteren de kandidaten op hun rug door het water. Het traject is zo’n 1,5 kilometer lang. „Rammen!” roept Gerwin. „Knieën onder water! Niet altijd leuk hè, zo’n selectie! Zet die kerncentrales aan! Daar zijn ze voor!” adviseert de instructeur, doelend op de benen van de zwemmers. „Niet inhouden. Ik wil alleen maar golfslag zien.” Als hij stemmen in het water hoort: „Hé lui, wat minder zeuren en meer gas geven!”
Gestaag maken de mariniers meters. De Zr. Ms. Karel Doorman, het grootste marineschip van ons land, torent boven hen uit. De gelaatsuitdrukking van marinier nummer 53 verraadt problemen. Instructeur korporaal Diederik (30), aan het roer van de rubberboot, toont weinig medelijden. „Nummer 53. Wil je dit wel?! Geef toch een keer gas, man! Je gaat er niet dood aan als je iets harder trappelt!”
Even later klimmen de zwemmers via een touwladder een marineschip op. In de rubberboot volgt instructeur Gerwin hun verrichtingen. Af en toe krabbelt hij een aantekening in zijn notitieboekje. Misnoegd wijst de sergeant-majoor op een marinier die in het water onder de touwladder dobbert, terwijl pal boven hem een ander naar boven klautert. „Nummer 50 ligt onder de ladder, die oelewapper. Hij krijgt 90 kilo op zich als die man boven op hem valt.”
Grijze spier
Fysiek moeten de mariniers nogal wat presteren. Zoals veertig keer opdrukken binnen twee minuten.
Zeker zo belangrijk is dat hun „grijze spier”, Marsof-jargon, in orde is. Dus: de mannen moeten mentaal sterk zijn. „We zoeken kerels die je om een boodschap kunt sturen”, zegt Gerwin, die zelf in Irak op missie was. Even buiten Den Helder, langs een kanaal, houdt hij een groep mariniers in de gaten. De mannen varen, twee aan twee, in legergroene kajaks. Voordeel van die vaartuigen is dat ze onder de vijandelijke radar kunnen blijven. „Volwassen lui zoeken we. Geen heetgebakerde types, geen rambo’s, maar ook geen volgzame schapen. Marsof’ers zijn als stropers.”
Mentale hardheid is geboden. Paniek en nervositeit kunnen dodelijk zijn. De mannen moeten zich bijvoorbeeld zonder steun van anderen dagenlang kunnen schuilhouden achter de vijandelijke linies. Ze dienen zelf aan drinkwater te komen, door bijvoorbeeld ochtenddauw op te vangen op een zeiltje.
Seconden
Zwetend en hijgend draven zo’n twintig mariniers op de renbaan van een sportpark in Den Helder, bij weer een ander selectieonderdeel. Instructeurs kijken toe. Voor dorstigen staan jerrycans met water en ranja gereed. Een digitale klok tikt de seconden weg.
Binnen 45 minuten moeten de mannen 10 kilometer afleggen. Halen ze dat niet, dan kunnen de mariniers een plek bij Marsof op hun buik schrijven. Nummer 48 is geruime tijd hekkensluiter. Maar de marinier rent stug door. En haalt op tijd de finish.
Vlammen
Kruitdampen hangen boven de schietbaan op het marinecomplex in Den Helder. Mariniers schieten deze avond met scherp. Op afbeeldingen van poppen op houten borden. Harde knallen, vlammen uit de loop. Op de grasbaan oefenen de kandidaten met hun Heckler & Koch (HK) 416, een (semi)automatisch wapen dat tot de Marsof-uitrusting behoort.
„Niet aaien, dat wapen!” roept instructeur sergeant Johan. Met robuuste handgebaren maakt hij de mariniers duidelijk dat ze de HK 416 stevig moeten hanteren.
Binnen oefenen de mariniers even later met de Glock 17, een handzamer vuurwapen. De schutters dragen gehoorbescherming en speciale brillen. Hulzen kletteren op de vloer.
„Een vent met dit soort wapens moet scherp zijn”, zegt adjudant Dick (43), die binnen Marsof leidinggeeft aan het T-squadron (selectie en opleiding). Zelf is Dick sniper. Die moet op een afstand van zo’n 1400 meter een doelwit kunnen uitschakelen. Zoals een terrorist. Dick diende in Cambodja, Irak, Bosnië en Somalië. Hoeveel mensen hij doodde? „Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet.”
Touw
Met bakken komt de regen uit de lucht, deze maandagmiddag eind augustus op de Veluwe, bij ’t Harde. Een veertigtal mariniers, wapens op de rug, ploetert over modderige bos- en heipaden. „Ik ben blij dat ik dit niet meer hoef te doen”, zegt een instructeur over dit „loodzware” selectie-onderdeel.
Het betreft de zogeheten ”loadcarry”. De kandiaten rennen urenlang achter een Landrover met aanhangwagen aan. Vanaf die kar worden spullen gegooid. Jerrycans, een kogelwerend schild, een polsdik zwart touw, zware stalen ringen. De mariniers moeten die ballast oprapen en meesjouwen. Een uitputtingsslag.
Een achttal instructeurs in rode shirts holt mee, observeert en corrigeert. Hoe verdelen de mannen de ballast? Wie probeert de kantjes ervan af te lopen? Wie neemt de leiding? Twee defensieambulances rijden mee. Voor het geval er iemand instort.
Het bonkie is berucht. Een loodzware stormram. Er moet vier man aan te pas komen om het onding mee te sjouwen. „Zorg dat de andere vier in de buurt zijn om het bonkie over te nemen!” roept een marinier.
Het is afzien in de Veluwse prut. Kilometers lang. Een uitgeputte marinier stoot dierlijke klanken uit. Langs een modderpad drukt een marinier zich vloekend een keer of tien op. Een instructeur kijkt toe.
De instructeurs sparen hun rekruten niet. „Nummer 78, je hangt aan een draadje! Je kunt stoppen! Ik zou de eer aan mezelf houden, 78!” klinkt het smalend. Maar 78 geeft niet op.
Instructeur luitenant Jim vuurt vier mannen met het bonkie aan. „Rammen!” Hun tempo staat Jim niet aan. „Is dit rammen?!” hoont hij. „Dan kun je maar beter stoppen. Rammen! Oud-Hollands rammen!” Het groepje versnelt. „Je kunt ook vakkenvuller bij Albert Heijn worden”, sart Jim. „Kopje koffie, dakje boven je hoofd.”
Ambulance
Nummer 78 raakt achterop. Even sjouwt hij geen ballast. Instructeurs zijn er als de kippen bij. „Nummer 78, het kan niet zo zijn dat je niks draagt. Als dat zo blijft, sturen we je weg.” De jongeman krijgt een zware ring om zijn nek. Verdwaasd sjokt hij verder. Zijn makkers worden weggejaagd. „Hij moet dit alleen doen!”
Nummer 78 perst er een sprint uit en gooit de ring in de kar achter de Landrover. Voor de zekerheid gaat hij de ambulance in. Ter controle. Maar 78 mag door.
Mee met Marsof
Terreur houdt Europa in z’n greep. Deze krant biedt een unieke blik achter de schermen van Marsof, die onder meer de zwaarste antiterreureenheid van Nederland kent. Woensdag deel 4.
„Niet aan het handje genomen”
De „professionele, zelfstandige” wijze van opereren spreekt de Brabantse marinier Eric (25) aan in Marsof. „Instructeurs nemen je niet aan het handje.” Eric is een van de mariniers die een plek bij Marsof proberen te bemachtigen. Mogelijk is voor hem een toekomst als kikvorsman weggelegd. „Ik duik al in mijn vrije tijd.”
Eric, sinds 2008 werkzaam bij het Korps Mariniers, was diverase keren voor defensie actief in het buitenland. Onder meer tijdens een antipiraterijmissie. Ook diende hij negen maanden op Aruba. „Denk aan het beveiligen van het vliegveld en een olieraffinaderij.” Hij is getrouwd. „Mijn vrouw staat achter mijn werk.”
De Brabander kan worden ingezet bij acties waarbij doden kunnen vallen. „Vragen rond de dood houden me niet dagelijks bezig. Als we les krijgen in gewondenverzorging zien we schokkende afbeeldingen. Dan besef je wel: ook ik kan zware verwondingen oplopen.”