PARIJS. Ook wanneer de afspraken in Parijs geen bindend karakter krijgen, zijn de consequenties voor de fossielebrandstofsector fors. Die zal alle zeilen moeten bijzetten om überhaupt te overleven.
Op de VN-klimaattop in Parijs hebben 185 landen toezeggingen gedaan voor beperkingen van hun CO2-uitstoot. Verschillende deelnemers, waaronder de VS en de EU, pleitten er vorige week voor dat die toezeggingen juridisch bindend moeten worden.
Analisten in Parijs verwachten dat die wettelijke binding er wellicht komt, maar dat er geen sancties zullen volgen voor landen die hun afspraken niet nakomen. Ze zullen wel te kijk worden gezet voor het oog van de hele wereld als falende staat.
Dat is geen slechte zaak, stelt de Amerikaanse klimaatadviseur Paul Bledsoe tegenover persbureau AP. „Groepsdruk en het risico op gezichtsverlies kunnen een krachtige motivatie zijn voor landen om zich te conformeren aan vérgaande klimaatdoelen. De nationale toezeggingen voor de verlaging van de CO2-uitstoot worden dan een maat voor de morele en diplomatieke positie. Landen die hun doelen niet halen, lopen het risico te worden behandeld als internationale paria.” Alle landen zullen dus werk moeten maken van het terugdringen van hun CO2-uitstoot.
Een eenvoudige maatregel is het hangen van een prijskaartje aan elke ton uitgestoten CO2 waar ook ter wereld, de zogeheten koolstofbelasting. Deze zou dan vanaf 2020 in moeten gaan. Volgens het principe ”de vervuiler betaalt”. Uit berekeningen blijkt dat bij 60 euro per ton kolencentrales zullen sluiten en windenenergie concurrerend wordt. Duitsland, Frankrijk, Canada en de VS hebben zich hier al achter geplaatst.
De huidige CO2-uitstoot wordt grotendeels veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen. Een verlaging van de CO2-uitstoot betekent een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, zoals steenkool, aardolie en aardgas.
Als deze belasting er daadwerkelijk komt, zullen fossiele-energiebedrijven de komende tien jaar 2000 miljard euro moeten afschrijven op steenkool- en oliewinningsprojecten, berekende de Britse denktank Carbon Tracker.
Bedrijven met belangen in de fossiele energie zien de bui al hangen. Ze zijn opvallend genoeg medefinancier van de klimaattop in Parijs, volgens een rapport dat Corporate Accountability International onlangs uitbracht. Het gaat om de Franse energieconcerns Engie en Electricité de France en de bank BNP Paribas. Intussen voeren ze een agressieve lobby tegen vergaande klimaatafspraken.
Volgens Carbon Tracker zal het gebruik van fossiele brandstoffen over vijf jaar wereldwijd door een koolstofbelasting scherp dalen. Nieuwe kolenmijnen zijn dan niet meer nodig. Teerzandwinningsprojecten en olieboringen in het Noordpoolgebied zijn dan onrendabel. Maar er blijft nog wel vraag naar het schonere aardgas.
Als de koolstofbelasting doorgaat, kan dat een drama betekenen voor bedrijven met belangen in fossiele brandstoffen. Ze zullen tientallen procenten van hun beurswaarde verliezen. Amerikaanse bedrijven raken 378 miljard euro kwijt en Canadese 202 miljard. Olieconcerns als Shell en ExxonMobil lopen grote risico’s doordat ruim 65 miljard euro aan investeringen waardeloos wordt, aldus Carbon Tracker.
Volgens een rapport van het gerenommeerde adviesbureau Critical Resource veranderen de bedrijven desondanks nauwelijks iets aan hun strategie. Zelfs investeringen in CO2-opvang en -opslag komen niet van de grond, terwijl die de mogelijkheid bieden om het verstoken van kolen en olie voorlopig voort te zetten.
Als de bedrijven hun strategie niet veranderen, lopen ze dus kans zichzelf overbodig te maken en van het toneel te verdwijnen.