Binnenland

M. Burggraaf herinnert zich de eerste generatie Guido-leerlingen nog het best

Bedachtzaam formuleert drs. Maarten Burggraaf zijn antwoorden. Bescheiden blikt de psycholoog terug op zijn indrukwekkende loopbaan in zorg en onderwijs. „Ik heb van alle vier de functies bijzonder genoten.”

Gijsbert Wolvers
18 August 2015 18:28
Drs. M. Burggraaf voor het oude (l) en het nieuwe gebouw van de Christelijke Hogeschool Ede. „Als ik in Rotterdam was gebleven, was ik mogelijk wat vastgeroest.” beeld Niek Stam
Drs. M. Burggraaf voor het oude (l) en het nieuwe gebouw van de Christelijke Hogeschool Ede. „Als ik in Rotterdam was gebleven, was ik mogelijk wat vastgeroest.” beeld Niek Stam

Vriendelijk knikkend en groetend loopt Burggraaf (74) de Christelijke Hogeschool Ede binnen. Alleen de oudere personeels­leden kennen hem nog. De studenten weten niet dat deze oudere heer –die overigens gemakkelijk tien jaar jonger kan worden geschat– hun school groot heeft gemaakt. Op de tweede verdieping begroet ­manager Leo van Hoorn zijn vroegere baas hartelijk.

In het kamertje waar het interview moet plaatshebben, zitten twee studentes. „We zijn hier maar gaan zitten totdat ons gevraagd zou worden te vertrekken”, zegt de een. „Op een vriendelijke manier natuurlijk, want we zijn een christelijke school.”

Toen Burggraaf in 1965 docent aan de kweekschool de Driestar werd, was het leeftijdsverschil met de ouderejaars kweekschoolstudenten klein. „Ik was 24, zij 21. Het is een keer voorgekomen dat een student op het plein aan mij vroeg: „Heb je een vuurtje voor me?” Dat gaf ik hem, maar zei erbij: „Als je het de volgende keer vraagt, moet je er wel rekening mee houden dat ik leraar ben.””

Opstap

Kweekschool de Driestar was in de jaren 60 de enige ‘eigen’ opleiding waar de intelligentsia van de reformatorische gezindte ging studeren. „Het was voor sommige studenten een opstap naar hun verdere ontwikkeling in het wetenschappelijk onderwijs. Ik maakte daar ook nogal wat latere predikanten mee, zoals Meeuse en Van Bennekom.”

Behalve voor het volgen van kweekschoolleerlingen tijdens stages werd Burggraaf ook ingezet voor de begeleiding van studenten met problemen. „Als de studie niet lukte, kregen ze soms existentiële problemen. Dan mochten ze niet wegdrijven in hulpeloosheid.”

In 1966 ging de afgestudeerde psycholoog ook werken bij de Martha-Stichting in Alphen aan den Rijn, een instelling die voortkwam uit het Reveil. „Daar zaten uithuisgeplaatste jongeren van 12 tot 18 jaar. Samen met mijn collega’s heb ik geprobeerd wat van hen te maken. Het was mooi om dit werk te combineren met de theorie op de kweekschool.”

Vluchtiger, wereldser

In vergelijking met de huidige jeugd waren de leerlingen van de kweekschool in de jaren 60 „heel serieus.” „Ze lazen veel, diepten onderwerpen uit. Ze groeiden op in een sterk verzuilde om­geving. Tegenwoordig is er minder diepgang. Jongeren weten weinig van veel dingen, ze handelen vluchtiger, wereldser ook. Dat komt door de moderne media.”

Burggraaf kijkt genuanceerd tegen deze ontwikkelingen aan. „Jongeren van nu blijven niet meer opgesloten in de zuil, en haken soms af. Maar ook vroeger werden er jongeren onkerkelijk. Tegenwoordig is ook de vraag belangrijk hoe we verantwoordelijk met de toegenomen weelde moeten omgaan. Elke tijd heeft zijn eigen vragen.”

In maart 1970 hoorde de 29-jarige Burggraaf dat het nieuw op te starten reformatorische atheneum in Rotterdam-Zuid moeite had om een directeur te vinden. „Dat ging me aan het hart. Ik heb toen de bestuursvoorzitter, ds. J. C. Stelwagen, gebeld. Al snel had ik een gesprek met hem en de andere leden van het dagelijks bestuur. Dezelfde avond werd ik benoemd. Ik heb een aantal dagen sterk geaarzeld: kan ik dat? De school moest in september beginnen, maar er was geen gebouw, er waren geen docenten en geen leerlingen.”

Met grote inzet van het bestuur en Burggraaf gingen vier brug­klassen toch in september van start. De school groeide sterk, mede door de fusie met de refor­matorische Willem Lodewijk-mavo in Kralingen, en ging Guido de Brès heten.

„Mijn herinneringen aan de Guido dateren vooral uit de begintijd. Ik gaf toen zelf godsdienst, aardrijkskunde en studievaardigheden en kende alle leerlingen.”

In de begintijd was Dirk Janszoon Zwart muziekdocent. Burggraaf, glimlachend: „Het muziek­lokaal in het gebouw aan de Overijsselsestraat had een zolder. Leerlingen waren een keer via een trap op die zolder gekomen en murmelden door het ventilatie­kanaal. Zwart gebood de klas stil te zijn, maar terwijl de leerlingen hun mond hielden, begon het gemurmel weer. Hij was ten einde raad en ging het lokaal uit, waarna ik uiteindelijk de leerlingen op zolder in de kraag kon vatten.”

Kolderdag

Minder goede herinneringen heeft de oud-directeur aan kolderdag, de laatste dag voor de examens. „Altijd gedweeë eindexamen­leerlingen werden dan tegen­standers van ons als schoolleiders. Eens beletten zij docenten de toegang, tenzij die met een pluim scheerschuim op hun gezicht de school binnengingen. Wij waren in alle staten. De school stond niet meer onder onze controle. Later organiseerden we op de laatste dag een reisje, zodat de leerlingen geen kolderdag meer konden houden.”

Terwijl de Guido de Brès uitgroeide tot een heuse scholen­gemeenschap, probeerde Burggraaf het persoonlijk contact met de leerlingen te houden. „Ik leidde de vwo-bovenbouw en gaf diverse jaren als keuzevak psycho­logie, en ook filosofie. Dat les­geven was nuttig, want ook ik moest de klas stil krijgen. Ik was blij dat ik het niet de hele week hoefde te doen, zoals mijn collega’s.”

Burggraaf kwam later zijn oud-leerlingen in verschillende werelddelen weer tegen. „Als collega, zoals de huidige locatiedirecteur van het Wartburg College, Richard Toes, maar ook elders. Tijdens een jaarlijkse reis als bestuurslid van de Gereformeerde Zendingsbond kwam ik in het afgelegen Turkana­gebied in Noord-Kenia een oud-leerling tegen die daar stage liep voor zijn agrarische studie.”

In 1990 maakte Burggraaf opnieuw een overstap, nu naar het hoger beroepsonderwijs. Hij werd voorzitter van het college van bestuur van de hbo-school De Vijverberg in Ede. „Ik heb ongelofelijk getwijfeld. Ik aarzelde nog op de dag dat ik moest beslissen. De Vijverberg was protestants-christelijk, en ik stamde uit het reformatorisch onderwijs. Ik was daarom geen medezeggenschapsraad gewend; die op De Vijverberg bood soms stevig tegenspel. Toch, als ik in Rotterdam was gebleven, was ik mogelijk wat vastgeroest.”

Hoogste baas

De Vijverberg (destijds 1000 studenten), groeide –mede dankzij fusies– onder Burggraafs leiding uit tot de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), met 3000 studenten. Hoewel de directeur geen les meer gaf aan studenten, hield hij wel contact met hen. „Studenten journalistiek wisten soms met een klacht of idee tot de hoogste baas door te dringen. Dat is ook typerend voor dit type student: kritisch, snel, ook met hun oordeel.”

Hoe typeert hij de andere studenten op de CHE? „Pedagogiestudenten gaan veel met kinderen om en zijn soms op een kinderlijke manier actief. Ze leggen altijd dingen uit. Agogen zijn goed in het eindeloos reflecteren, het beschouwen van het eigen handelen. Dat duurt erg lang, maar ze zijn sterk in contacten. Theologen zijn serieuze jongelui, gericht op de Bijbel, weloverwogen, idealistisch. Economen acteren zakelijk. Verpleeg­kundigen zijn positieve, praktische en empathische zorgverleners.”

Toch CHE

In april 2004 ging Burggraaf vervroegd met pensioen. Als hij zou moeten kiezen om een week lang een van zijn oude beroepen te vervullen, koos hij –„toch”– voor de CHE. „Daar sta ik nog het dichtst bij. In het voortgezet onderwijs is er de afgelopen 25 jaar zo ongelofelijk veel veranderd dat het niet goed zou zijn als ik zou terug­keren naar de Guido.”

Voor zijn nageslacht heeft zijn onderwijsbaan in ieder geval positieve gevolgen. „Een aantal kleindochters zit nu op de Wartburg. Een van hen zegt soms: „Mijn opa zegt dat dit een goed boek is om te lezen.” De docent pikt dat dan.”


zomerserie Oudgedienden

Dit is het vijfde deel in een serie waarin gepensioneerde onderwijsmensen terugblikken op hun loopbaan.


Drs. M. Burggraaf

Maarten Burggraaf wordt in 1941 in Groot-Ammers geboren. Na de middelbare school studeert hij van 1960 tot 1966 jeugdpsychologie in Utrecht. Tijdens die studie, in 1965, wordt hij in deeltijd docent psychologie aan kweekschool de Driestar in Gouda. Na afronding van de studie gaat hij ook werken als psycholoog aan de Martha-Stichting in Alphen aan den Rijn.

In 1970 wordt Burggraaf rector van het net opgerichte reformatorische atheneum in Rotterdam-Zuid, dat hij in de jaren erna helpt uitbouwen tot een scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo, de Guido de Brès.

Twintig jaar later wisselt hij deze plaats in voor het leiderschap van de protestants-christelijke hbo-school De Vijverberg in Ede. Onder zijn leiding fuseert deze met de plaatselijke collega-instelling Felua. Mede dankzij diverse andere fusies groeit de instelling uit tot Christelijke Hogeschool Ede (CHE). In 2004 neemt Burggraaf afscheid als voorzitter van het college van bestuur.

De Edenaar is actief in het kerkelijk en maatschappelijk leven, als ouderling vorming en toerusting van de hervormde gemeente rond de Oude Kerk in Ede en als secretaris van NET Foundation in Apeldoorn. Ook verzorgt hij sinds 2005 in deze krant een rubriek over onderwijs- en opvoedkundige vakbladen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer