Goede tijd van Joods Suriname voorbij
Joden betekenden veel voor de opbouw van de Nederlandse kolonie Suriname. Nu is er echter bijna niets meer van de Joodse gemeenschap in het land over. De theoloog en kerkhistoricus drs. Ben Ipenburg beschrijft in zijn boek ”Joden in Suriname” vier eeuwen van op- en neergang.
Over het Jodendom in de West is al vaak gepubliceerd. Wetenschappers hebben ook veel onderzoek gedaan naar het leven van de Joden in Suriname. Maar volgens de Amsterdamse Ipenburg betreft het dan steeds „beperkte periodes of thema’s. De publicaties gaan vooral over wat ik de glorietijd noem, de zeventiende en de achttiende eeuw, met de plantages en de rijkdom die daaruit voortvloeiden.”
Een overzichtswerk dat de vier eeuwen van het Jodendom in Suriname omvat, is er volgens Ipenburg niet. Met het boek ”Joden in Suriname. Aankomst, glorietijd, neergang” vult hij die lacune op.
De geschiedenis van de Joden in Suriname begint in Portugal en Spanje. Als daar in de zestiende eeuw geen plaats meer voor hen is, trekken Joden naar het noorden en komen onder meer in de Nederlanden terecht. Op de vleugels van de West-Indische Compagnie trekken deze Joodse handelaars, samen met Joden uit Midden-Europa, naar de West. Eerst naar Brazilië, maar als dat in handen van de Portugezen valt, is er ook daar geen ruimte meer voor de Joden om er vrij te leven. Ze zwermen daarop uit: terug naar Europa, naar Nieuw-Amsterdam, naar de Antillen en andere plaatsen in het Caraïbisch gebied.
Ziekten
In Suriname arriveren de eerste Joden waarschijnlijk in 1626. Zij vestigen zich aan de rivier de Saramacca, maar na een paar jaar vertrekken ze daar weer vanwege het uitbreken van ziekten. De jaren daarna volgen er nog een paar groepen. De eerste Portugees-Joodse gemeente wordt in 1662 gesticht.
De Joden zijn aanpakkers. Tegenslagen in de kolonie ontmoedigen hen niet, zo laat Ipenburg zien aan de hand van het verhaal van David Nassy. „Hoe kreeg hij het voor elkaar om steeds weer opnieuw te beginnen: in Brazilië, Cayenne, Essequibo, twee keer in Suriname? Met twaalf kinderen bij zijn vrouw Ribca Drago?” Nassy wordt omgeschreven als een „professionele kolonist” en een „koloniale ondernemer.” Ook Suriname laat hij weer achter zich, want als hij in 1685 overlijdt, is hij in Amsterdam.
De nederzetting Jodensavanne neemt in de geschiedenis van de Joden in Suriname een centrale plaats in. In het dorp aan de rivier de Suriname hebben de Joden veel vrijheden. Rond het dorp liggen hun grote plantages waaruit zij hun rijkdom halen.
Diaspora’s
De geschiedenis van Joden in Suriname noemt Ipenburg „heroïsch, spannend, schokkend, wreed, navrant, paradoxaal. Menselijk, al te menselijk. Twee diaspora’s ontmoeten elkaar. De Joodse diaspora van de aan geweld en onderdrukking ontvluchte meesters en de zwarte diaspora van de slaven die in een wereld van geweld en onderdrukking terechtkwamen.”
Op de plantages van Surinaamse Joden werken veel slaven. Toch noemt u de rol van Joden met betrekking tot de slavenhandel beperkt.
„Net als andere blanken speelden Joden een rol in de slavenhandel, in de financiering ervan, in de handel zelf en in het gebruik van slaven op de plantages. Die rol was minder groot dan soms wordt gesteld. Maar in verhouding tot het aantal Joden was die wel relatief groot.”
Het wel en wee van de Joodse gemeenschap lijkt erg samen te hangen met de stand van de economie.
„Dat klopt. De economische mogelijkheden in de kolonies in de zeventiende en de achttiende eeuw werden benut door Joden – en de andere kolonisten. Als gevolg van economische veranderingen, van concurrentie, van de beëindiging van de slavernij veranderde de positie van de blanke bevolking in Suriname. De Joden zochten werk buiten de plantages; velen vertrokken om elders een bestaan te vinden.”
Lange tijd kende Suriname twee Joodse gemeenschappen. Hoe zijn die ontstaan?
„De eerste Joden die in Suriname aankwamen, waren Portugese, Sefardische Joden. Later kwamen ook Hoogduitse (Asjkenazische) Joden uit Oost-Europa naar Suriname. Er was een groot cultureel verschil tussen deze twee groepen. Dat gaf voortdurend spanningen. De Portugese Joden voelden zich superieur. De Hoogduitse Joden hielden zich aan dezelfde ritus als de Portugese Joden, maar samenkomen in één synagoge ging niet. Pas in 2001 fuseerden de gemeenten tot de Israëlitische Gemeente Suriname.”
Joden in Suriname ontwikkelen zich op hun eigen manier. In de beginperiode houden zij zich zo veel mogelijk aan de Joodse traditie. Vanuit de overheid is daar ook alle ruimte voor in de Joodse nederzettingen, al protesteren de gereformeerde kerken in Suriname en in Nederland wel regelmatig tegen de privileges die de Joden krijgen.
Langzamerhand laten de Surinaamse Joden meer en meer van hun traditie los. „Het leven op de plantages maakte veel vrijheden mogelijk.” Zo ontstaan er spanningen met de rabbijnen die vanuit Europa naar hen worden gezonden, bijvoorbeeld over de seksuele contacten van de plantage-eigenaars met slaven. „De rabbijnen wilden zich houden aan de Joodse wetten, gewoonten en praktijken. Dat gaf spanningen tussen de lekenbestuurders van de congregaties en de ”religieuze specialisten”. Ook vertrokken veel rabbijnen vrij snel naar als beter ervaren werkplekken in de Caraïben of Noord-Amerika.”
Neergang
De neergang van de Joden in Suriname vindt vooral plaats in de negentiende en de twintigste eeuw. De plantages brengen niet meer de rijkdom van weleer. Vanaf 1825 vinden de Joden steeds vaker werk op andere plekken, zoals in het koloniale bestuur en de rechtspraak. De Joodse handelaren krijgen meer en meer concurrentie, van Chinezen en van de hernhutters. De vermenging van Joden met christenen draagt ook niet bij aan de kracht van de Joodse gemeenschap. Veel Joden trekken in de twintigste eeuw weg uit Suriname.
Welke lessen moeten we trekken uit de geschiedenis van vier eeuwen Jodendom in Suriname?
„Die geschiedenis geeft te denken. Wat mij opvalt, is dat godsdienst –zowel de Joodse als de christelijke– het kwaad van de slavernij niet heeft voorkomen. Dit is navrant, omdat in de Joodse traditie de ervaring van de verlossing uit de slavernij in Egypte centraal staat. Hoe tijdgebonden en hoe onvrij is ons menselijk gedrag.
Verder blijkt uit de geschiedenis dat economische, sociale en culturele omstandigheden krachtiger zijn geweest dan eventueel uit hun godsdienst te herleiden religieus-morele waarden. Verder zie ik dat, als in Suriname de omstandigheden veranderen, een godsdienst ook verandert of nagenoeg verdwijnt, zonder helemaal onder te gaan.”
”Joden in Suriname. 400 jaar Surinaams jodendom. Aankomst, glorietijd, neergang”, Ben Ipenburg; uitg. Frontisterion, Elburg, 2015; ISBN 978 94 91858 01 7; 292 blz.; € 24,90.
Joods gemeenschap bijna verdwenen
Het Surinaamse Jodendom is inmiddels geminimaliseerd. Ipenburg: „Hadden de Joodse gemeenschappen in 1859 nog 1419 leden, negentig jaar later in 1949, waren dat er 614. Door de komst van vluchtelingen kende de gemeenschap rond de Tweede Wereldoorlog even een opleving. Maar in 1983 schreef het Nieuw Israëlietisch Weekblad dat de Joodse traditie „verworden” was tot „folklore”: alleen de besnijdenis en de Joodse begrafenisrituelen waren er nog. In 2012 zeiden 181 mensen dat ze de Joodse godsdienst aanhingen. Nog enkele tientallen zijn enigszins actief betrokken.”
Ipenburg is niet hoopvol over de toekomst? „Een jonge Nederlandse Joodse vrouw die de Joodse gemeenschap in Paramaribo bezocht, formuleerde het als volgt: „Het einde wordt steeds uitgesteld.””
Klik hier voor de website van de joodse gemeenschap in Suriname.
Boeken en exposities
Het boek van Ipenburg verschijnt op een moment dat er veel aandacht is voor de Joden in de West. Want in het Joods Historisch Museum loopt tot 14 juni nog de expositie ”Joden in de Cariben”. Bij die tentoonstelling verscheen een rijk geïllustreerd boek met veel informatie over de vier eeuwen dat Joden al in Suriname –en op de Antillen– zijn. Ipenburg: „De expositie in het Joods Historisch Museum verraste me. Voor het koloniale verleden van Nederland blijkt veel interesse te zijn.”
Ipenburg was van plan de geschiedenis van de godsdiensten in Suriname te beschrijven. In zijn zoektocht naar informatie vond hij echter zo veel over de Joodse gemeenschap in het land dat hij besloot daar een afzonderlijk boek over te schrijven. Vandaar de publicatie van het boek: „Het is een uit de hand gelopen hoofdstuk.”