Kerk & religie

Huisgemeenten als spiegel voor de kerk

Voor de gedachte dat de huisgemeente het door God bedoelde kerkmodel is, ziet prof. dr. A. Baars geen Bijbelse grond. Het samenkomen in huizen was voor de eerste christenen bittere noodzaak. Wel houden huisgemeenten de reformatorische kerken een spiegel voor. „Het priesterschap van alle gelovigen zou onder ons meer aandacht mogen hebben.”

Huib de Vries

21 May 2015 22:13Gewijzigd op 15 November 2020 19:06
Beeld RD, Anton Dommerholt
Beeld RD, Anton Dommerholt

Met gemengde gevoelens las prof. dr. A. Baars de afgelopen weken de artikelen over huisgemeenten in Nederland. Ze vormen voor de emeritus hoogleraar, die aan de Theologische Universiteit Apeldoorn ambtelijke vakken doceerde, „een wat vreemde wereld.” „Opvallend vond ik de grote onderlinge diversiteit. De verbindende factor is vooral de behoefte aan intimiteit en het verlangen om op de vroegchristelijke wijze kerk te zijn. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat men niet alleen veel uit de geschiedenis van de kerk overslaat, maar ook het uit het Nieuwe Testament.”

Waar denkt u dan aan?

„Ze concentreren zich eenzijdig op de charismata, zoals Paulus daarover schrijft in 1 Korinthe 12 en 14, maar de apostel spreekt in zijn brieven ook over de ambten. Leden van huisgemeenten suggereren ten onrechte dat ze de Bijbel onbevangen lezen. Ook zij hebben een bril op. Omgekeerd moeten wij niet doen alsof onze kerkelijk structuur een-op-een uit de Bijbel valt af te leiden. Wel deel ik de opvatting van professor Van ’t Spijker dat Calvijn met zijn ambtsopvatting het dichtst bij de Schrift blijft.”

Hoe staat u tegenover de huis­gemeente als kerktype?

„De Bijbel spreekt niet alleen over het samenkomen van de eerste christenen aan huis. In Efeze gaf Paulus dagelijks onderwijs in de school van Tyrannus, waarschijnlijk een filosofenschool. Bij zijn afscheid van de ouderlingen van Efeze wijst hij erop dat hij het Woord in het openbaar en bij de huizen heeft verkondigd.”

Je krijgt wel de indruk dat de samenkomst op de eerste dag der week aan huis plaatsvond.

„Aanvankelijk was dat zeker het geval, maar dat was geen bewuste keuze. Het kwam voort uit de vervolgingssituatie waarmee de Vroege Kerk te maken had. Nog voor Constantijn de Grote ontstonden er in perioden van relatieve rust al kerkgebouwtjes. Dat laat zien dat het model van de huisgemeente niet op een principiële keuze berustte.

Als Constantijn het christendom gaat begunstigen, begint de bouw van grote, soms megalomane kerkgebouwen. Het werd aantrekkelijk om christen te zijn. Ik sta daar wat dubbel tegenover. Dankzij Constantijn kreeg de kerk rust en kon de theologie zich ontwikkelen. De eerste grote concilies vallen allemaal in die tijd. De schaduwkant is dat de kerk een machtsbolwerk werd en later zelfs geweld ging gebruiken tegen andersdenkenden.”

Veel huisgemeenten hebben vooral een aversie tegen kerkelijk machtsdenken.

„In sommige gevallen kan ik dat begrijpen. Volgens de gereformeerde ambtsopvatting spreken de dienaar van het Woord en de ouderlingen namens God, maar zijn ze tegelijk mens onder de mensen. De Bijbelse ambtsdrager is een dienstknecht. Hij wordt zelfs ”doulos” genoemd: een slaaf. Dat besef leeft te weinig.”

Kunt u zich voorstellen dat mensen vanuit die realiteit graag willen aansluiten bij de begin­situatie van de kerk?

„Tot op zekere hoogte wel. Dat heb ik ook als ik kerken met meer dan 1500 zitplaatsen zie verrijzen. De puriteinen waren van mening dat je als predikant vanaf de kansel oogcontact met alle hoorders moet kunnen hebben. Een gemeente dient ook qua omvang iets van een familie te houden. De Bijbel spreekt niet voor niets over het huisgezin Gods. Wordt een gemeente groter dan ruwweg 500 zielen, dan moet je gaan splitsen.

Dat betekent niet dat we terug moeten naar de situatie van de eerste gemeenten. We hebben daar in het algemeen een te rooskleurig beeld van. Je leest over ernstige onenigheid tussen Paulus en Petrus, over een verbittering tussen Paulus en Barnabas, over twisten en wantoestanden in de gemeente van Korinthe.”

Wat kan er vanuit het Nieuwe Testament worden gezegd over de gewenste invulling van de eredienst?

„Het Nieuwe Testament geeft daarvoor geen blauwdruk. Wel hebben we zekerheid over een aantal vaste elementen. De leer der Schriften werd verkondigd, er werd gebeden en de sacramenten werden bediend. De samenkomsten hadden plaats op zondag, de dag van de opstanding. Paulus roept de gemeenten ertoe op om die dag iets af te zonderen voor de christengemeente in Jeruzalem, wat aangeeft dat ook het collecteren oude papieren heeft.

Zo goed als zeker werd aanvankelijk elke zondagavond het avondmaal bediend, ingebed in de liefdemaaltijd. Die bijeenkomst was besloten. De geruchtenmachine die daardoor in werking trad, was voor de Romeinse overheid reden om deze tweede dienst te verbieden. Rond het jaar 300 na Christus verschoof de avondmaalsviering naar de Woorddienst op de zondagmorgen.”

Kun je zeggen dat de Vergadering van Gelovigen het dichtst bij de oorspronkelijke situatie is gebleven?

„De ouderwetse vergaderingen blijven er inderdaad dicht bij, al zie ik de lijn hier vooral lopen via het lutherse piëtisme. Vanwege de verwatering van de lutherse kerk begon Spener gezelschappen naast de kerkdienst. Een van zijn medestanders ging een stap verder, en beschouwde die gezelschappen als de kerk. Bij de hernhutters zie je dezelfde beweging. Er zijn ook raakvlakken met het Engelse methodisme.

De meeste hedendaagse huisgemeenten zijn vooral een uitvloeisel van de charismatische beweging. Ze leggen grote nadruk op de Geestesgaven.”

Hoe kijkt u daar tegen aan?

„Je kunt 1 Korinthe 12 en 14 uitvergroten, zoals in deze groepen gebeurt, je kunt ze ook minimaliseren. Dat doen wij te veel, omdat we het lastige hoofdstukken vinden.

Op verzoek van collega Selderhuis heb ik eens gesproken over de charismatische Calvijn. Bij de voorbereiding werd me duidelijk dat het te kort door de bocht is om te stellen dat Calvijn de charismata tot de tijd van het Nieuwe Testament beperkt. Hij laat ruimte voor de bijzondere gaven van de Geest, met name de gave van de profetie, als de nood van de tijd daarom vraagt.

Het Nieuwe Testament geeft geen grond voor de gedachte dat bepaalde personen binnen de gemeente deze gaven bezitten in de zin dat erover kunnen beschikken. Dat gold zelfs niet voor de apostelen.”

Is er in de reformatorische kerken sprake van een overwaardering van het ambt ten koste van de charismata?

„Zo zou ik het niet zeggen. Wel was er in de oude kerk meer variatie in bedieningen. Ik ben dankbaar voor de gereformeerde kerkstructuur, maar laten we gebruikmaken van opvallende gaven die bepaalde gemeenteleden hebben. Het priesterschap van alle gelovigen zou onder ons meer aandacht mogen hebben. Niet voor niets kreeg een boekje daarover de titel ”Het vergeten ambt in de kerk”.”

Huisgemeenten hechten ook grote waarde aan de gemeenschappelijke maaltijd, in aansluiting bij de liefdemaaltijden van de Vroege Kerk. Is het een verlies dat die verdwenen?

„De eerste brief van Paulus aan de gemeente van Korinthe laat zien dat ze ook schaduwkanten hadden, maar dat neemt het goede niet weg. Ook in het aardse leven van de Heere Jezus hadden maaltijden een grote plaats, als teken van gemeenschap. Van de eerste gemeente staat geschreven dat ze volhardde in de leer van de apostelen, de gemeenschap en de breking van het brood. Wekelijks werd het avondmaal gevierd.”

Hoe beoordeelt u dat?

„Calvijn wilde terug naar die situatie. Persoonlijk hecht ik aan de voorbereiding voor het avondmaal en de dankzegging. Bij de wekelijkse viering komen die in de knel. Er is geen goddelijk voorschrift voor de frequentie. „Zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken”, schrijft Paulus. Dat vraagt in ieder geval om regelmaat.

Opvallend vond ik dat in veel van de beschreven huisgemeenten het avondmaal wordt gevierd als daar onder de leden behoefte aan bestaat. Daarin raken de uitersten elkaar. Dit was ook de praktijk in veel gezelschapsachtige gemeenten.”

Hoe verklaart u dat momenteel nogal wat huisgemeenten vanuit de gereformeerde gezindte ontstaan?

„Opvallend is dat vrijwel alle leden van huisgemeenten zijn vastgelopen in de gevestigde kerken. Dat is allereerst reden voor de gevestigde kerken tot zelfonderzoek. Ik kan me voorstellen dat mensen afknappen op de massaliteit van megagemeenten, of op een klimaat waarin geen ruimte is voor verschil in denken over bijzaken.

Tegelijkertijd moeten we eerlijk zeggen dat de vorming van huisgemeenten past bij de postmoderne tijd, waarin het eigen vinden, voelen en ervaren centraal staan. Naar mijn vaste overtuiging moeten we het persoonlijk en in de kerk hebben van het Woord dat van de andere kant komt.”

Vandaag is vaak te horen dat door de ontkerstening de Vroege Kerk weer actueel wordt. Terecht?

„De overeenkomst is dat de kerk weer een minderheid wordt, maar ten tijde van de Vroege Kerk was het christendom een nieuwe beweging. Nu wordt het gezien als achterhaald. Dat is een wezenlijk andere situatie. Wel kunnen we leren van de houding van de eerste christenen in een situatie waarin ze niet alleen gemarginaliseerd, maar zelfs vervolgd werden.

Of we in de toekomst noodgedwongen weer als huisgemeenten zullen samenkomen, weet ik niet. Ik heb niet het charisma van de profetie. Wel weet ik dat ook vandaag christelijk dienstbetoon en een sobere levenswandel indruk maken. Dat zijn niet onze opvallendste kenmerken.”


serie
Terug naar de basis

Huisgemeenten in Nederland. Vandaag deel 11 (slot): evaluatie door prof. dr. A. Baars.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer