Politiek

CDA-Kamerlid Heerma: niet gelovig, wel christendemocraat

De Tweede Kamerleden Duisenberg (VVD), Maij (PvdA) en Heerma (CDA) hebben ten minste één ding gemeenschappelijk: hun vader of moeder zat ook in de landelijke politiek. In een korte serie vertellen de drie over hun ouderlijk huis en hoe zij in het leven staan. Vandaag: Pieter Heerma.

Marcel ten Broeke

19 May 2015 06:45Gewijzigd op 15 November 2020 19:01
Heerma. beeld RD, Henk Visscher
Heerma. beeld RD, Henk Visscher

„Ja, ik ben hetzelfde werk gaan doen als mijn vader. Dat is bijzonder, maar tegelijk ook helemaal niet. Er zijn tienduizenden bakkers, slagers en automonteurs van wie een van de kinderen óók bakker, slager of automonteur geworden is.

De periode dat mijn vader fractievoorzitter was van het CDA was niet de leukste tijd. Niet voor hem, niet voor ons gezin en überhaupt ook niet voor het CDA. Er heerste in die jaren negentig toch een gevoel van opluchting dat het nu eindelijk eens zónder de christendemocraten kon. Het CDA hoorde er even niet bij en dat werd er soms gretig ingepeperd, bijvoorbeeld toen mijn vader in de Kamer werd uitgelachen toen hij daar pleitte voor een minister voor Gezinszaken.

Toch heb ik in die jaren als kind geen hekel gekregen aan de politiek. Die voor mijn vader wat minder leuke tijd staat in een context van ruim twintig jaar, waarin ik juist ook gezien heb wat voor mooie dingen je in de politiek tot stand kunt brengen. In die zin heeft de politiek me ook altijd aangetrokken.

De politiek was er in mijn jeugd ook eigenlijk altijd. Als peuter kroop ik al rond in het stadhuis van Amsterdam. Mijn vader was staatssecretaris toen ik nog op de lagere school zat. Mobiele telefoons had je in die tijd niet. Thuis op tafel stond er zo’n grote groene draaischijftelefoon. Als die rinkelde, dan was het dikwijls: „Hallo, met Lubbers. Is je vader thuis?” Van kinds af aan keken we thuis alle actualiteitenrubrieken op televisie. Dat was meestal ook zo ongeveer het moment waarop mijn vader thuiskwam. Hoewel ik als kind zijn werktijden als een gegeven zag, probeer ik nu zelf vaker thuis te zijn. Ik weet bijvoorbeeld vrij zeker dat mijn vader bij ons thuis geen luiers heeft verschoond. Ik doe dat wel. Ook ga ik ’s morgens vaak al om halfzeven de deur uit, om als het even kan ’s avonds een uurtje eerder naar huis te gaan zodat ik mijn zoontjes op bed kan leggen.

Geloof

Het geloof speelde thuis een grote rol. Ik ben christelijk opgevoed, heb op een christelijke basisschool gezeten en ook op een christelijke middelbare school. Zondags gingen we naar de gereformeerde Noachkerk in Amsterdam-Noord. Tegenwoordig is dit geen kerk meer maar een appartementencomplex. Zelf ben ik ook niet kerkelijk gebleven. Ik heb de natuurlijke neiging agnost te zijn. Toch zitten de christelijke waarden nog diep in mij verankerd. Dat zijn ook de waarden van de brede christendemocratische volkspartij waar het CDA voor staat. De VVD is een liberale partij die voor de markt kiest. Dat staat net zo ver bij mij vandaan als het socialisme. De samenleving, dus niet de staat of de overheid, is een centraal thema in ons handelen. Want uiteindelijk kennen de markt en de staat béíde geen moraal. De staat handelt in rechtmatigheid, terwijl moraal juist draait om wat rechtvaardig is. En de markt kent van alles wel de prijs, maar van weinig de waarde. Zo is voor een liberaal een sportkantine min of meer hetzelfde als een commerciële kroeg. Voor een christendemocraat geldt dat absoluut niet. De christelijke waarden zitten in de vezels van alles wat ik politiek doe, maar hoewel we bijna wekelijks onze fractievergadering openen met de Bijbel, wil ik geen politiek bedrijven met de Bijbel in de hand.

Partij

In 2001 werd ik woordvoerder bij het CDA, precies één dag voor de aanslagen van 11 september. Sowieso was dit voor het CDA een roerige periode. De partij was volgens velen gedoemd te verdwijnen. Precies zoals ook in de jaren negentig ons einde al was voorspeld. De afgelopen jaren zijn al die verhalen over dat het CDA onvermijdelijk richting de marge zou gaan, gelogenstraft. Als je als partij wordt doodverklaard, levert dat juist alleen maar strijdlust op om het tegendeel te bewijzen. Meer dan in de tijd van mijn vader heerst er nu binnen de partij het besef dat we een oppositiepartij zijn en dat dit een zware verantwoordelijkheid is die we moeten waarmaken. Destijds was het gevoelen bij veel CDA’ers toch meer: „De kiezer heeft vast en zeker een vergissing gemaakt; natúúrlijk kan dit land niet zonder ons.”

Als hoofd voorlichting heb ik in 2010 nog de formatie gedaan van Rutte I, het kabinet van CDA en VVD dat gedoogd werd door de PVV. Voor het CDA was dit opnieuw een vrij heftige periode, maar professioneel was het een geweldige tijd. Ik had echter al besloten om hierna iets anders te gaan doen. Zo kwam ik in 2011 terecht bij zorgverzekeraar De Friesland. De gedachte was om hier jaren te blijven, maar toen in 2012 het kabinet viel, dacht ik: Als ik nu mijn vinger niet opsteek en me aanmeld als kandidaat-Kamerlid, dan krijg ik daar spijt van. Nu ben ik dus Kamerlid. Bij mijn start had ik het voordeel dat ik hier al als voorlichter had rondgelopen. Toch is het écht iets anders om als voorlichter achter in de Kamer te zitten en voor je Kamerlid te denken: „Stel die vraag nou!” dan om zelf in die zaal te moeten zitten en de hele tijd te piekeren: Moet ik ’m nu wel stellen of niet?

Werk

In mijn jeugd heb ik, totdat zo ongeveer alles aan mijn lichaam kapotging, fanatiek gejudood en verschillende prijzen gewonnen. Het bijzondere aan de politiek is dat het bij je hoogtepunten vaak juist draait om relatief kleine dingen, die soms niet of nauwelijks media-aandacht krijgen maar wel veel voor mensen betekenen. Een ruimer verlof voor vrouwen die zwanger zijn van een meerling bijvoorbeeld. Dat is geen voorpagina-van-krantenwerk, maar wel iets heel concreets. In de Kamer ben je steeds bezig om anderen te overtuigen. De politiek is ook heel overzichtelijk: de helft plus één beslist. Wat dat betreft is er ook eigenlijk geen wezenlijk verschil of je in de coalitie zit of in de oppositie.

Het beeld wordt nu vaak neergezet dat het CDA wegloopt van zijn verantwoordelijkheid door geen deals te sluiten met het kabinet. Dat vind ik totale onzin. Toen wij in 2012 met onze huidige fractie startten, hebben we afgesproken vol te gaan voor onze standpunten, om zo te proberen per dossier resultaten te boeken. Als dat niet zou lukken, dan zouden we luid en duidelijk laten weten dat het ook anders had gekund. Dat was en is dus steeds een missie geweest van jeukende handen. Hoewel er drie waren die het kabinetsbeleid wel wilden steunen, is er voor ons vooralsnog te weinig ruimte geweest om de dingen binnen te halen die wij graag willen. Het hart van onze kritiek is dat het kabinet de overheid laat groeien, terwijl het de lasten verzwaart in plaats van die te verlichten. In een coalitie tussen PvdA en VVD zie je dat de PvdA opkomt voor de laagste inkomens en de VVD voor de hoogste. Drie keer raden wie dan de rekening gepresenteerd krijgt; de hoogste marginale belastingdruk ligt nu rond de middeninkomens. Het zijn dus de gewone, hardwerkende gezinnen waar wij voor opkomen. Ja, ook de kostwinnersgezinnen. Het belastingtechnisch subsidiëren van eenverdieners, waar wij destijds van af wilden door de overdraagbare algemene heffingskorting af te schaffen, is nu doorgeschoten naar het belastingtechnisch subsidiëren van tweeverdieners. Dat moet stoppen. Dat kan bijvoorbeeld door de vlaktaks in te voeren waar wij al jarenlang voor pleiten. Maar ook door de inkomensafhankelijke combinatiekorting te schrappen. Dat is een belastingmaatregel die ons 1,5 miljard euro per jaar kost omdat het CPB zegt dat dit banen oplevert. Maar daar geloof ik helemaal niets van. Zelfs als dat wél zo zou zijn, dan is er nog altijd een groot verschil tussen een maximale arbeidsparticipatie en een optimale arbeidsparticipatie. Wij steken al dat geld liever in het ondersteunen van gezinnen. Vergeleken met andere landen trekken we daar in Nederland bar weinig geld voor uit. Terwijl steeds meer onderzoeken suggereren dat redenen om geen, later of minder kinderen te krijgen samenhangen met de vraag of het stichten van een gezin niet veel te duur wordt. Dat is zorgwekkend. Net zoals je je serieus afvragen moet of we in Nederland niet langzaam maar zeker een opvoedprobleem hebben, omdat door alle druk die we op mensen leggen om zorgtaken te combineren met betaalde arbeid het opvoeden in het gedrang komt.”

Dit was het derde en laatste deel in een serie.


Pieter Heerma

Zoon van: Enneüs Heerma

Geboren: 5 augustus 1977 te Amsterdam

Opleiding:

– vwo op Damstede te Amsterdam (1989-1995)

– studie politicologie, Vrije Universiteit (1995-2001)

Loopbaan:

– woordvoerder CDA-fractie Tweede Kamer (2002-2007)

– hoofd voorlichting CDA-fractie Tweede Kamer (2007-2011)

– hoofd corporate communicatie zorgverzekeringsmaatschappij De Friesland (2011-2012)

– CDA-Kamerlid (vanaf 2012), woordvoerder sociale zaken en media

Gezin: gehuwd, twee kinderen

Levensbeschouwing: niet religieus


Enneüs Heerma

Enneüs Heerma (1944-1999) was een Friese antirevolutionair die politiek actief is geweest voor ARP en CDA. Nadat hij in 1971 toetrad tot de gemeenteraad van Amsterdam, was hij van 1978 tot 1986 wethouder van Economische Zaken in de hoofdstad. In die functie maakte hij zich onder meer sterk voor de plaatselijke scheepswerven. Van 1986 tot 1994 was Heerma enkele maanden staatssecretaris van Economische Zaken. Dit werd al na enkele omgezet in een staatssecretariaat van Volkshuisvesting dat uiteindelijk twee kabinetten-Lubbers (II en III) zou duren. In die rol bracht hij onder meer de Huisvestingswet tot stand.

Nadat CDA-leider Brinkman in 1994 opstapte na een dramatische verkiezingsnederlaag –het CDA verloor 20 van de 54 zetels–, werd Heerma gevraagd hem op te volgen als fractievoorzitter van de ooit vanzelfsprekende machtsfactor die nu naar de oppositie was verbannen.

Ondanks de grote bestuurskracht van Heerma werd dit geen succes. Dat kwam niet alleen doordat Heerma zich de rol als oppositieleider niet goed wist eigen te maken, maar ook doordat hij niet de volle steun genoot van zijn fractie. De periode in de oppositie werd hierdoor voor zowel Heerma als voor het CDA, zoals hij dat zelf omschreef, een „tocht door de woestijn” en een „oefening in bescheidenheid en nederigheid.”

Toen Heerma in 1995 lucht kreeg van de aanvankelijk anoniem geuite twijfel aan zijn leiderschap, dreigde hij met opstappen vanwege deze „ratten in de fractie.” Ook premier Kok tartte in die tijd Heerma’s gezag met de opmerking dat de zwakke oppositie van het CDA zelfs slecht was voor de parlementaire democratie.

Toen Heerma in 1995 in de Tweede Kamer pleitte voor een minister van Gezinszaken, leidde dit in het parlement tot hoongelach. Heerma, die in 1997 plaatsmaakte voor Jaap de Hoop Scheffer, zou zelf niet meer meemaken hoe in 2007 zijn wens alsnog in vervulling ging, toen André Rouvoet in het kabinet-Balkenende IV minister voor Jeugd en Gezin werd namens de ChristenUnie. Heerma overleed in 1999 op 54-jarige leeftijd aan longkanker.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer