Kerk op Lampedusa krijgt maar moeizaam contact met migranten
LAMPEDUSA (ND). Het uitzicht is net een ansichtkaart. De witte bootjes in de haven dobberen op de rustige Middellandse Zee. Over de straten, gelardeerd met palmbomen, zoeft af en toe een scooter voorbij. Een enkeling veegt zijn stoepje. Het eiland bakt vredig in de warme zon. Welkom op Lampedusa, waar bijna elke dag bootvluchtelingen uit zee worden gered, en die vervolgens niemand te zien krijgt.
„Wij kunnen Gods opdracht van naastenliefde niet uitvoeren”, zucht pater Giorgio in een zaaltje van de kerk in het centrum van het dorp. De vluchtelingen die de overtocht overleefd hebben, worden meteen naar een detentiecentrum gebracht. „En daar mag niemand naar binnen, dus ook wij niet. De mensen die daar zitten, krijgen geen geestelijke bijstand, terwijl ze zo getraumatiseerd zijn.”
En helpen wil de kerk graag. De datum 3 oktober 2013 wordt door de eilandbewoners steevast aangeduid als ”la tragedia” – de ramp. Toen verging een boot met 500 opvarenden vlak voor de kust van Lampedusa. Slechts 155 van hen overleefden het drama.
„Dat was het keerpunt in de betrokkenheid van de kerk en de eilanders met vluchtelingen”, zegt pater Giorgio. „Iedereen was geschokt. Er is een groot verschil tussen alleen horen van verdrinkingen en daadwerkelijk helpen met het bergen van tientallen lichamen. Ze dreven overal.”
„De acute nood van deze mensen tekent ons dagelijks leven”, zegt ook Giusy Nicolini, de burgemeester van Lampedusa. „Wij voelden de pijn en het verdriet over het verzamelen van de doden. Een hangaar op het vliegveld stond vol met kisten. Dat doet wat met je.”
Het eiland kent twee werelden, zegt zij. De ene is die van het overvolle detentiecentrum in een smalle vallei, onder bewaking van het leger. Daar slapen zo’n duizend gevluchte mannen, vrouwen en kinderen door elkaar op 250 plekken. En dan is er de buitenwereld, die nauwelijks iets van hen merkt. „Mensen denken dat ze hier over de bootvluchtelingen struikelen. Dat is niet waar, ze kunnen hier rustig op vakantie komen.” En die oproep is nodig, want de toeristische sector heeft het zwaar. „Wij lijden erg onder de berichtgeving in de media, alsof er hier een permanente noodtoestand geldt.”
Voor de kerk betekenen die twee werelden op eieren lopen, erkent pater Giorgio. De voorgangers en medewerkers doen hun werk bijna undercover. „Als de vluchtelingen aan land worden gezet, kunnen we altijd eventjes de pier op, om contact met hen te hebben. Dat mag eigenlijk niet, want de haven is een militaire zone.”
Dat is dan ook de reden waarom de kerk op Lampedusa niet luidkeels vraagt om meer mensenrechten en betere verzorging voor de immigranten. „Als wij problemen maken, komen we die haven niet meer in. En dan is al het contact weg.” Daarnaast is zijn werk al lastig genoeg. „Vlak na ”la tragedia” moesten de slachtoffers begraven worden. De overlevenden, onder wie familieleden, konden echter niet komen omdat zij Lampedusa niet mochten verlaten. Wij hebben toen hier een groot scherm neergezet, zodat ze in ieder geval iets van de begrafenis konden zien. Even later stond er politie voor onze deur. Wat al die immigranten hier te zoeken hadden.”
Ook burgemeester Nicolini heeft haar dosis gevechten met de hogere overheden gehad. „Ik heb ervoor moeten knokken, maar ik mag nu ook zonder voorafgaande toestemming naar het detentiecentrum.” En, voegt ze er cynisch aan toe: „Je zou bijna denken dat ze wat te verbergen hebben.” Het personeel van het centrum werd er de afgelopen jaren van beschuldigd de vluchtelingen beestachtig te behandelen.
Het tekent de houding van de Lampedusanen over het migratieprobleem. Waar de centrale overheid het de kop wil indrukken en inzet op de bescherming van ”Fort Europa”, zijn de eilanders trots op het redden van mensen, zegt Nicolini. Pater Giorgio pleit voor meer hulp in het detentiecentrum. „Bedenk wel dat dit het eerste moment is waarop Europa zich aan hen toont. Daarnaast zijn wij geroepen om hen die hongeren en dorsten te voeden.”
Aan een tafeltje laat kerkelijk werker Francesco Piobbichi zijn tekeningen zien. Een monster dat een bootje met vluchtelingen inslikt staat voor het Europese beleid. Op de zeis van de Dood staan de twaalf Europese sterren. „En kijk, dit is Anne Frank voor in een bootje.” Er volgt een ongemakkelijke stilte onder het Nederlandse bezoek. Piobbichi haast zich met een uitleg. „Na de Tweede Wereldoorlog stelden we de mensenrechten op, om te voorkomen dat dit ooit nog zou gebeuren. Maar wat gebeurt er nu? We negeren die rechten.”