Geschiedenisdocent moet opboksen tegen Turkse tv
Nog altijd vinden scholieren de Tweede Wereldoorlog de meest interessante periode uit de geschiedenis. Vaak blijkt het lokaal geen neutraal terrein. Hitler, de Holocaust: ze lokken reacties uit. „Meneer, het aantal van 6 miljoen doden klopt niet.”
De hadith van de week, die kom je alleen tegen op het Avicenna College in Rotterdam. „Voor hem die een pad volgt om kennis te zoeken, Allah zal dat pad, dat naar het paradijs leidt, vergemakkelijken voor hem.” De enige islamitische middelbare school van Nederland is bijna een jaar „onderweg naar excellent, islamitisch onderwijs.” De blik vooruit, dat is duidelijk de toon van het schoolplan. De turbulente voorgeschiedenis laat zich daarin lastig teruglezen. Over Ibn Ghaldoun geen woord. In 2013 moest die islamitische scholengemeenschap haar deuren sluiten na de grootste examenfraude uit de Nederlandse geschiedenis. Na een tussenjaar onder de paraplu van lokale christelijke scholen, maakte de Stichting voor Islamitisch Voortgezet Onderwijs te Rotterdam (Sivor) dit cursusjaar een doorstart onder de naam Avicenna College.
Met voor de klas veel nieuwe gezichten. De kwaliteitsslag leidde tot het ontslag van twaalf docenten. Niet voor eerstegraadsgeschiedenisdocent Stefan Kras. Hij maakte de schoolperikelen van nabij mee, maar bleef loyaal. Zowel aan zijn leerlingen, als aan de identiteit van de school. „Van mij als docent wordt gevraagd dat ik respect heb voor de islamitische identiteit. Zo start ik mijn lessen met een korte Koranrecitatie. Vakmatig besteed ik bovengemiddeld aandacht aan de opkomst van de islam, de islamitische jaartelling en islamitische vormentaal.”
Kleinzoon
Een belangrijk onderdeel voor de eindexamenstof is de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, de Jodenvervolging. „Moeilijke onderwerpen”, zegt Kras. Toen hij lesgaf over Auschwitz ging een hand omhoog: „Meneer, als de Joden zo veel hebben geleden, waarom zijn ze dan gelijk na de oorlog zo tekeergegaan tegen de Arabieren in Palestina?” De vraag kwam van een kleinzoon van een Arabier die in 1948 door Joods geweld moest vluchten uit zijn geboortedorp. „Elk jaar moet hij tijdens de zomervakantie een ingewikkelde route volgen, met veel wegversperringen, om uiteindelijk zijn familie in de bezette gebieden te kunnen zien. Deze leerling stelt een reële vraag zonder gemakkelijk antwoord.”
Kars is niet van de „rode kaart”, van het leerlingen dwingen te geloven dat de Joden veel hebben geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Ooit stroomde een leerling in die was weggestuurd van een andere school. Hij had in de klas zich bewonderd uitgelaten over Hitler en daarbij een antisemitische opmerking gemaakt. Een jongetje van dertien, uit de brugklas! Welke leerervaring heeft zo’n knul eigenlijk gehad? Van school sturen lijkt misschien kordaat, maar het is niet de manier waarop je het onderwerp moet benaderen.” Beter is het volgens Kars te werken aan een vertrouwensband met de leerlingen. „Het werkt niet om op autoritaire wijze onjuiste denkbeelden te verbieden.”
Die onjuiste denkbeelden laten zich lastig bestrijden, weet hij uit ervaring. Hij merkt hoe zijn leerlingen openstaan voor een discours waarin de tragiek van de Holocaust wordt ontkracht. „De Holocaust is niet zo erg als in de boeken staat”, wierp een leerling hem voor de voeten, „die 6 miljoen doden, dat zijn er te veel.” Kars: „Hoe kom je aan die onzin?” Leerling: „Op de Turkse tv zag ik een documentaire over de Tweede Wereldoorlog waar een hoogleraar uitlegde dat de capaciteit van de kampen ontoereikend was voor deze aantallen.”
Brieven schrijven
Kars verwijst naar de Turkse premier Erdogan. „In veel publieke toespraken is hij ongegeneerd antisemitisch. Ik merk dat die taal mijn leerlingen duidelijk beïnvloedt. Voor hen wordt het normaal om zo te praten.”
Dicht bij de leerlingen staan, dat is de benadering die Kars voorstaat. „Ik kijk met mijn leerlingen de film ”Schindler’s List”, maar er is meer nodig om hen actief bij het onderwerp te betrekken. Enkele jaren geleden hebben leerlingen deelgenomen aan een brievenproject van de Anne Frank Stichting. Leerlingen uit de bovenbouw schreven brieven met overlevenden van de Holocaust. Dat raakt leerlingen heel direct.” En vorig jaar hielden twee van zijn leerlingen een voordracht tijdens de herdenkingsbijeenkomst op Plein Loods 24, bij het monument dat herinnert aan de 12.000 Joodse Nederlanders uit Rotterdam die daar werden verzameld voor deportatie – en van wie het overgrote deel de verschrikkingen van de kampen niet overleefde. „Leerlingen zijn nieuwsgierig, kiezen voor hun profielwerkstuk ook vaak voor dit thema. Maar dat laat onverlet dat antisemitisme onder leerlingen van het Avicenna College bestaat. Docenten zullen zich voortdurend moeten inspannen om die discussie met leerlingen aan te gaan.”
Geloof als drijfveer
In de schoolbanken van het Ichthus College in Veenendaal spelen die gevoeligheden niet zo. „Ik denk dat de overgrote meerderheid van de leerlingen een zekere sympathie heeft voor Israël”, zegt Constant van den Heuvel. Hij is eerstegraadsdocent geschiedenis op de christelijke school met een reformatorische grondslag. „Laten we eerlijk zijn: ze zijn ermee opgegroeid. Bijna alle Bijbelverhalen spelen zich af in het Beloofde Land en gaan over Joodse mensen. Dat voelt vertrouwd. Daarbij hebben leerlingen niet altijd zo’n positief beeld van de Palestijnen door nieuws over aanslagen.”
Voor Van den Heuvel –„ik ben overigens geen chiliast”– heeft lesgeven over Israël een bijzondere betekenis. „Niet iedereen denkt hetzelfde over volk en land, maar we hebben allemaal het idee dat er wel iets met Israël is. Zelf zit ik daarbij vooral op de lijn van de puriteinen. Voor mij is Israël nog altijd Gods volk en gaat Hij daar nog grote dingen doen. Ik denk dat er nog een massale bekering komt, die ook grote invloed in de wereld zal hebben.”
Toch is dat niet de rode lijn die zijn geschiedenislessen kleurt. „Daar staat de historische lijn op de voorgrond. Het is van belang dat je je overtuiging niet verabsoluteert. Je mag ergens van overtuigd zijn, maar wees bescheiden. Niet: „zo is het”, maar eerder: „ik heb de indruk dat”, of: „zou het ook nog kunnen dat…”
Die bescheidenheid is volgens Van den Heuvel cruciaal, voor iedere geschiedenisdocent. „Het grote gevaar is dat we de geschiedenis manipuleren tot voertuig van het eigen gelijk.” Veel heeft hij geleerd van de hervormde predikant-historicus ds. C. Blenk, „die waarschuwt voor de scheiding van kerk- en wereldgeschiedenis en die juist naar getuigenissen zoekt van gelovigen van alle tijden en plaatsen.”
Over zijn persoonlijke betrokkenheid: „Wie leeft uit de verzoening door de Heere Jezus krijgt een bepaalde fijngevoeligheid voor dingen. Het kan zijn dat je ineens een bepaald patroon opvalt, of een bijzondere samenloop van gebeurtenissen.”
Dat er „iets met Israël is”, wordt op het Ichthus College breder uitgedragen. Jaarlijks organiseert de school het vakoverstijgende project ”Israël en de Arabische landen”, om leerlingen op verschillende manieren (aardrijkskunde, geschiedenis, godsdienst) naar Israël te laten kijken.
Joodse identiteit
Juist op het Joods-orthodoxe Cheider in Amsterdam worden die politieke knelpunten in de reguliere geschiedenisles vermeden. „Ik geef geen les over politieke gevoeligheden”, legt geschiedenisdocent Dirk Wolff uit. „Niet uit weigering om kleur te bekennen, maar omdat Cheider een specifiek zionistische grondslag heeft. De school en de leerlingen zijn in de kwestie Israël-Palestina uiteraard niet neutraal. Daar ga ik me als docent niet in mengen.”
Want hoewel de Joodse identiteit strikt wordt uitgedragen, is Wolff zelf niet Joods. Geschiedenis doceert hij „in het licht van de identiteit van de school.” „Maar het uitdragen van de Joodse identiteit is niet mijn rol. Dat is meer iets voor de Joodse lessen.”
Die Joodse lessen zijn kenmerkend voor Cheider. Op elke rechterdeurpost prijkt een mezoeza, een kokertje met een gedeelte uit de Thora. Naast regulier onderwijs krijgen leerlingen –jongens gescheiden van meisjes– les in Joodse vakken. Ook de specifiek Joodse geschiedenis komt daarin aan bod, lessen die Wolff overlaat aan een rabbijn. Maar de werelden zijn niet helemaal gescheiden. Ook Wolff ervaart onder zijn leerlingen sterk de Joodse betrokkenheid op de geschiedenis. „Dat geldt met name voor de Tweede Wereldoorlog. Dat Cheider zo kleinschalig is, komt door de oorlog, weten ze hier.” Het onderwerp benadert hij altijd met voorzichtigheid. „Want niet in alle Joodse gezinnen is het gewoon dat er over de Shoah gepraat wordt.”
Dit is het vierde deel in een serie over de vraag hoe docenten kleur geven aan geschiedenis. Woensdag deel 5.
Screenen met een zwarte marker
De methode ”Geschiedeniswerkplaats” (Noordhoff Uitgevers) komt zowel bij het Ichthus College, het Avicenna College als bij Cheider op tafel en staat daarmee met stip op één. Van den Heuvel: „Qua vormgeving een mooie methode. Dat geldt ook voor de leerbaarheid. Qua identiteit is er wel het nodige op aan te merken. Maar dat biedt ons weer de gelegenheid tot gesprek en een tegengeluid.” Wolff: „Afbeeldingen of teksten die wij niet geschikt achten in het kader van de identiteit van onze school, strepen we weg met een zwarte marker. Overmatig naakt of extreem geweld, bijvoorbeeld.”
Verder wordt in de bovenbouw van het Ichthus College ”Feniks” (ThiemeMeulenhoff) gebruikt, samen met examenkaternen van ”Geschiedeniswerkplaats”. Het Avicenna College hanteert voor de onderbouw ”Memo” (Malmberg). Kars: „Een fijne methode die veel extra islamgerelateerde alinea’s aanbiedt over bijvoorbeeld Al-Andalus, Afrika, het Ottomaanse Rijk en het Mogolrijk.”
Ergens hoog in een gebouw wacht een kerel met een geweer
tekst Annemieke van den Berg beeld RD, Anton Dommerholt
Henk Koesveld, jeugdboekenschrijver en docent geschiedenis aan het Wartburg College in Dordrecht:
„Wij zien een limousine door de straten van Dallas glijden, terwijl ergens hoog in een gebouw een kerel met een geweer wacht: Lee Harvey Oswald. In de auto zit president John F. Kennedy met zijn vrouw. Enkele tellen later wordt hij doodgeschoten.
Stap voor stap vertelde mijn geschiedenisdocent in 1975 het verhaal van de moord op Kennedy in 1963. Was Oswald wel de enige schutter? De docent ontvouwde enkele complottheorieën: de Texaanse oliebaronnen en de Amerikaanse geheime dienst moesten weinig van hun president hebben. Hadden zij soms…?
Zo kreeg je meteen veel mee over de Amerikaanse politieke verhoudingen. Toch rekenden wij er als leerlingen wel op dat aan het eind van de les een dader gepresenteerd zou worden. Dat gebeurde dus niet. Wel voorspelde de leraar dat er „over een jaar of twintig” door onderzoek veel meer bekend zou zijn.
Tegenwoordig weten we het definitieve antwoord nog steeds niet. Misschien juist wel mooi, want raadsels boeien soms meer dan oplossingen.”