Binnenland

Strijdbijl over Tachtigjarige Oorlog is begraven

De Nederlandse Opstand of Tachtigjarige Oorlog was vanaf het begin een splijtzwam in de geschiedschrijving, met name tussen protestanten en rooms-katholieken. Zo scherp als vroeger liggen de tegenstellingen echter niet meer.

Mark Wallet en Annemieke van den Berg

29 April 2015 21:04Gewijzigd op 15 November 2020 18:34
Geschiedenisles over Tachtigjarige oorlog. beeld Sjaak Verboom
Geschiedenisles over Tachtigjarige oorlog. beeld Sjaak Verboom

Moerkapelle is een typisch Hollands dorp: drie protestantse kerken, een handvol winkels en in het hart van het dorp een christelijke basisschool: Rehoboth. Hier timmerden leerlingen onlangs aan een replica van het schip waarmee de Nederlandse zeeheld Piet Hein in 1628 de Spaanse zilvervloot verjoeg. Ook de baai van Matanzas, waar de slag om de vloot plaatsvond, maakten ze na. Groep 7b hield zich wekenlang bezig met de Tachtigjarige Oorlog en luisterde daarbij niet alleen naar de verhalen die de meester vertelde, maar ging ook praktisch met het thema aan de slag.

Vijf van de leerlingen zitten op een mooie ochtend in de lerarenkamer van de school om over het project te vertellen. De boot van Piet Hein is meegekomen en op tafel liggen een paar werkstukken. „Het knutselen en het opzoeken van informatie op de computer was leuk”, zegt Alisa. „Het project werd steeds groter”, lacht leerkracht Krijn Verdoes.

Figuren zoals Piet Hein, Willem van Oranje en „die prins die Den Briel veroverde” spreken tot de verbeelding van de leerlingen. Maar ook koning Filips II en de hertog van Alva vinden ze interessant. „Het zijn wel stoere figuren”, zegt Riley. En de verhalen rond de moordenaar van Willem van Oranje, Baltasar Gerards, waren „spannend”, vindt Anna-ly. Lucas: „Je leert gelijk welke wapens ze toen hadden.”

Riley, die druk is geweest met het schip van Piet Hein, is blij met de strijd die Willem van Oranje heeft geleverd. „Anders waren we nu nog katholiek geweest”, denkt hij. „En dan had jij nu geen schip gemaakt”, grapt een medeleerling.

„Willem van Oranje vocht voor de vrijheid van geloof”, vult Jelmer aan. Maar de oorlog ging niet alleen daarover, weet hij. „De bevolking moest ook hoge belastingen gaan betalen. Koning Filips zette dwang in om zijn doel te bereiken.”

Over de Beeldenstorm hebben de Moerkapelse leerlingen gemengde gevoelens. Ze vinden het goed dat er een einde kwam aan de verering van de beelden, maar Boaz vindt het „ook een beetje zonde” dat alles aan stukken werd gehakt. „Anders hadden we nu nog veel meer kunstwerken gehad.”

Perspectief

Ooit was de Tachtigjarige Oorlog hét thema bij uitstek waarbij protestantse en rooms-katholieke scholen nog eens stevig de hakken in het zand zetten. Oude protestantse lesmethodes tekenden in schrille bewoordingen het roomse gevaar, terwijl er aan katholieke zijde werd gewaarschuwd voor het gevaar van de Reformatie.

De Spaanse koningen Karel V en Filips II waren „verblind door hun gehechtheid aan het Roomsche bijgeloof”, schreef de protestantse A. J. Dekker bijvoorbeeld in zijn ”Geschiedenis van ons vaderland” uit 1913. En W. G. van de Hulst noteerde in zijn met R. Huizenga geschreven geschiedenismethode ”Toen en nu!” (1935) hoe Balthasar Gerards door „roomse dweepzucht” verblind was. Hij meende met zijn daad „zeker wel een plaats in de hemel verdiend te hebben”, dacht Van de Hulst.

„Maar hoe de brandstapels ook rookten en de schavotten dropen van het bloed, de gezegende hervorming werd niet teruggedrongen”, constateerde Dekker.

Aan rooms-katholieke zijde werden de calvinisten intussen afgeschilderd als revolutionairen, terwijl Filips II handelde uit zorg om het „ware geloof.” In ”Schets onzer Vaderlandsche Geschiedenis”, in 1900 uitgegeven door het R. K. Jongensweeshuis in Tilburg, heette de Reformatie „een opstand tegen paus en Kerk, welke de verschrikkelijkste rampen en jammeren na zich heeft gesleept, en miljoenen menschen hun grootsten schat, het alleen zaligmakend geloof, heeft ontroofd.” Willem van Oranje omarmde dit ketterse geloof volgens de Tilburgse lesmethode uit puur machtsstreven.

Dergelijke geharnaste taal krijgen hedendaagse leerlingen niet meer mee. Verdoes zegt ernaar te streven in zijn lessen zo dicht mogelijk bij de geschiedenis te blijven. „Beide partijen maakten fouten, en ook aan protestantse zijde gebeurden er slechte dingen. Denk aan de Beeldenstorm.”

Hij zegt het belangrijk te vinden dat leerlingen van verschillende kanten naar de geschiedenis leren kijken. „Een les over Willem van Oranje ben ik begonnen met de vraag: was hij een schurk of een held? Zo leren leerlingen er van verschillende kanten naar te kijken.” Een van de verhalen vertelde hij bovendien vanuit het perspectief van Filips II. „Ik merkte dat de leerlingen dat heel interessant vonden.”

De aloude tegenstelling tussen protestanten en rooms-katholieken leeft nauwelijks onder de leerlingen, zegt Verdoes. „In Moerkapelle is bijna iedereen protestants. Ik gebruik deze lessen echter wel om uit te leggen hoe rooms-katholieken geloven.”

De hand van God in de Tachtigjarige Oorlog heeft hij niet expliciet in de lessen benoemd, maar het thema kwam wel zijdelings ter sprake. „Een leerling vroeg waarom de oorlog tachtig jaar duurde, tegenover bijvoorbeeld de vijf jaar van de Tweede Wereldoorlog. Waarom liet God zo’n lange oorlog toe? Dat bood een aanknopingspunt om iets over Gods hand in de geschiedenis te zeggen. Ik heb vooral uitgelegd dat we daar niet zomaar een vinger achter kunnen krijgen.”

Nonnen

In Moerkapelle wordt een algemene geschiedenismethode gebruikt, waarbij het onderwijzend personeel soms de ruimte neemt er eigen accenten aan te geven. Hetzelfde gebeurt op de rooms-katholieke Sint Leonardusschool in Brielle. Daar waar Alva ooit zijn bril verloor.

„In de ruim veertig jaar dat ik op de school werkzaam ben, hebben we altijd geschiedenisles gegeven aan de hand van een neutrale methode”, laat leerkracht Jean Crapts van de school weten. „De feitelijke geschiedenis stond en staat altijd voorop.”

Hij besteed in zijn lessen aandacht aan de Tachtigjarige Oorlog als „een essentieel hoofdstuk in de ontstaansgeschiedenis van Nederland als zelfstandige natie.” De Reformatie probeert hij daarbij zo neutraal mogelijk te benaderen. „We hebben als school geen last van ressentimenten, noch hebben wij behoefte aan scherpslijperij of indoctrinatie”, verduidelijkt hij. „De nonnen die onze school in 1894 hebben gesticht zullen er wel anders over hebben gedacht.”

Wat misschien typisch katholiek is, maar ook zeker typisch Briels, is de vanzelfsprekende aandacht die besteed wordt aan de episode van de martelaren van Gorkum. Na de inval in Den Briel in 1572 trokken de watergeuzen naar Gorinchem, waar ze 17 priesters en 2 lekenbroeders gevangennamen om die vervolgens in koelen bloede te vermoorden. In Den Briel staat een bedevaartskerk ter ere van de slachtoffers.

„Sinds jaar en dag ga ik met mijn groep 7 op bezoek naar de Bedevaartkerk, die 700 meter bij ons vandaan ligt”, aldus Crapts. Hij vertelt daar dan het verhaal van de martelaren van Gorkum. „Zij waren dappere mensen die stierven voor hun overtuiging. Net zoals er nu nog mensen zijn die niet voor hun geloof of politieke voorkeur mogen uitkomen.”

Lessen

Op Katholieke Basisschool Mariengaarde in Gorinchem komt de Tachtigjarige Oorlog „uiteraard” langs in de geschiedenislessen. „Aangezien we een rooms-katholieke school zijn, zal de benadering er wellicht één zijn vanuit het perspectief van deze groep”, stelt adjunct-directeur Steef Joosten. „Wat we echter vooral willen benadrukken is dat godsdienstige kwesties in onze tijd nog altijd de oorzaak zijn van vijandelijkheden en oorlogen tussen mensen. Wat leren we van de geschiedenis?”

Geschiedenislessen over de Tachtigjarige Oorlog kunnen op de school bovendien aanleiding zijn voor het leren respecteren van elkaar en het belang van het luisteren naar argumenten. „In dit kader leren we de leerlingen ook wat democratie inhoudt. Dit proberen we vervolgens op school in praktijk te brengen.”

Daarmee is de Nederlandse Opstand niet langer een episode waarbij de messen nog eens worden geslepen, maar juist aanleiding is voor een oproep tot het tegendeel.


serie
Identi-tijd

Dit is het tweede deel in een serie over de vraag hoe docenten kleur geven aan geschiedenis. Zaterdag deel 3.


Venster op Nederland

Driestar educatief heeft in samenwerking met Groen Educatief onlangs een nieuwe methode ontwikkeld voor het geschiedenisonderwijs onder de titel ”Venster op Nederland”. De auteurs nemen hun uitgangspunt in de overtuiging dat het geven van geschiedenis geen neutrale aangelegenheid is, maar altijd plaatsvindt vanuit een persoonlijke levensovertuiging.

Het startpunt van de methode ”Venster op Nederland” is de overtuiging dat „God een plan heeft met de mens en de wereld.” Christelijk geschiedenisonderwijs moet daarom aandacht geven aan ‘tekenmomenten’: „momenten en gebeurtenissen die duidelijk in het teken staan van de kerk als het hart van de wereldgeschiedenis.” Eén van die momenten is volgens de methode „de strijd om religie en vrijheid” tijdens de Nederlandse Opstand.

De tekst over de Tachtigjarige Oorlog in het leerboek over groep 7 is intussen vrij zakelijk van toon. Eén van de leerdoelen is het „kunnen duiden van de diepste motieven en geloofsovertuigingen van Willem van Oranje in zijn strijd tegen de Spaanse tirannieke overheersing”, maar ook „het waarderen van de licht- en schaduwzijde in het optreden van de strijdende partijen en in het bijzonder de watergeuzen als voorvechters voor de vrijheid van de Nederlanden.”

De tijd van strikt identiteitsgebonden lesmethoden voor geschiedenis lijkt voor veel protestants-christelijke en rooms-katholieke scholen echter voorbij.


„In mijn herinnering staat Oranje bovenaan” 
Ir. B. J. van der Vlies, oud-SGP-fractievoorzitter:

„Hoe vaak heb ik mij al niet afgevraagd waarom ik eigenlijk geen geschiedenis ben gaan studeren! Een prachtig en onuitputtelijk vakgebied: het naspeuren van wat Gods vinger schreef. Mijn geschiedenislessen kreeg ik kort na de Tweede Wereldoorlog. Het was de tijd van de wederopbouw, van de Nederlands-Indiëkwestie, van de vorming van de staat Israël. Later volgde de watersnoodramp van 1 februari 1953, die ons een halfjaar naar elders verdreef. Wel te begrijpen dus wat er zoal aandacht kreeg. Maar vooral ook de Tachtigjarige Oorlog, de rol van het huis van Oranje, de achtereenvolgende Willems. Zo staat in mijn herinnering nog altijd, door begeesterende verhalen van de leraren, Oranje bovenaan. Wat ook aandacht kreeg, was de rol van kleine en grote helden: Michiel de Ruyter, Jantje Brinkers, Willem Wijcherts en Groen van Prinsterer, naar wie mijn school vernoemd was.

Dankzij goede verhalenvertellers onder de leerkrachten, maar ook door stimulerende ouders en destijds in onze kringen bekende jeugdboeken is mijn liefde voor de geschiedenis gegroeid.”

Meer over
Indentitijd

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer