Kerk & religie

Bijbelvertalingen, de luxe van de Lage Landen

Een overzicht van elf eeuwen Bijbelvertaalwerk en Bijbelproductie in de Lage Landen, dat was er nog niet. Gisteren werd het gepresenteerd. ”De Bijbel in de Lage Landen” is 980 bladzijden dik.

Reinald Molenaar
29 April 2015 12:28Gewijzigd op 15 November 2020 18:33

Een groep van 25 wetenschappers –vertaal­wetenschappers, (kerk)-
historici en literatoren– werkte de afgelopen zes jaar aan een boek dat eigenlijk nooit af is. Er moesten keuzes gemaakt worden. Hoofdredacteur dr. Paul Gillaerts legt op de campus van de Katholieke Universiteit Leuven in Antwerpen uit welke.

„We kozen ervoor alleen Bijbelvertalingen voor het voetlicht te brengen. Bewerkingen van Bijbelteksten vielen dus af. Ook hebben we geen dialectvertalingen en Joodse vertalingen meegenomen. Niet uit onwil, maar simpelweg om onszelf te beperken. Het boek is alsnog dikker geworden dan de bedoeling was.”

”De Bijbel in de Lage Landen” is ingedeeld in perioden. Het begint allemaal elf eeuwen geleden, in de middeleeuwen. De eerste Bijbelteksten in het Nederlands zijn de Wachtendonckse Psalmen. Gillaerts: „Eigenlijk zijn het niet eens teksten; het zijn glossen, een soort van fragmenten.” Deze eerste periode loopt door tot 1522. Daarna volgen de zestiende eeuw, de zeventiende eeuw (met daarin de totstandkoming van de Statenvertaling in 1637) en de achttiende eeuw, de negentiende en de twintigste eeuw tot 1945, en de periode vanaf 1945.

Meer dan in voorgaande beschrijvingen van Bijbelvertalingen ligt in dit overzichtswerk de nadruk op het tekstuele. „De Statenvertaling was iets nieuws, zo denkt men vaak. En inderdaad, in een bepaald opzicht was zij dat. Zij was van belang voor onze taal en voor onze natievorming. Maar de makers gebruikten wel veelvuldig eerder verschenen vertalingen, bijvoorbeeld van de Deux-aesbijbel. Hetzelfde gebeurde bij de Bijbel in Gewone Taal die onlangs verscheen. Hiervoor putten de makers onder meer uit de Groot Nieuws Bijbel en uit de Nieuwe Bijbelvertaling. Logisch, je hebt niet eindeloos de mogelijkheid om te variëren met teksten. Martinus Nijhoff zei in de jaren dertig van de vorige eeuw al: „Waarom zou je niet gebruiken wat je nodig hebt?””

Luxe

Dr. Gillaerts, die behalve hoofdredacteur ook de redacteur was van het gedeelte over de periode na 1945, merkt dat de aandacht voor de Bijbel in onze tijd eerder toe- dan afneemt. „Dat er zo veel diverse vertalingen en bewerkingen van de Bijbel in omloop zijn, is een ongekende luxe. Terwijl de kerken leeglopen en hun deuren moeten sluiten, heeft de Bijbel juist heel veel kansen om bij de mensen te komen.”

De linguïst, zelf praktiserend rooms-katholiek, heeft er wel een verklaring voor. „De Bijbel is geen doctrine – zoals die in de kerk geleerd worden. De Bijbel is een verzameling boeken. Mensen zijn altijd op zoek naar zingeving en kunnen hier hun spirituele kracht uit putten.”

Belangen

De Lage Landen –een gebied dat Nederland en delen van België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland omvat– zijn internationaal van groot belang geweest voor de Bijbelverspreiding. Met name in de zestiende eeuw bloeide hier de boekdrukkunst. Antwerpen was de stad waar het allemaal gebeurde. „Hier kwamen Deense, Spaanse, Italiaanse, Duitse en Engelse Bijbels en theologische of filosofische werken uit. Er zaten politieke risico’s aan, omdat deze boeken in eigen land niet gedrukt en verspreid mochten worden. Maar vanwege de handelsbelangen zag de overheid in Antwerpen erop toe dat de boekdrukkerij haar voortgang kon hebben.”

Na de val van Antwerpen in 1585, het moment waarop de Spanjaarden het weer voor het zeggen kregen in de stad, stortte de boekenmarkt in. De glorietijd was voorbij, boekdrukkers vluchtten naar het noorden, onder meer naar Dordrecht, Haarlem, Leiden en Amsterdam.

Ondertussen was er halverwege de zestiende eeuw, in 1548, een rooms-katholieke Bijbel verschenen. Deze zogeheten Leuvense Bijbel moest een tegenwicht bieden aan al die lutherse en calvinistische vertalingen die op de markt kwamen. Gillaerts: „Nederlandse Bijbelvertalingen zijn niet alleen protestants. Er gebeurde aan rooms-katholieke zijde ook het een en ander. Al mag pas sinds de jaren zestig van de vorige eeuw het Nederlands in de erediensten gebruikt worden, er waren wel vertalingen in omloop. Bijvoorbeeld van de jansenisten, de oudkatholieken. En dan zijn er nog de volksmissalen, de vertalingen van teksten die in de mis gelezen werden. Deze hebben we in dit overzicht niet meegenomen, maar ze zijn zeker het bestuderen waard.”

Het werk is dus nog niet af?

„Het werk is nooit af. De Bijbel is nooit af. Zolang we blijven studeren, komen we steeds tot nieuwe inzichten. De traditie hoort bij de boekvorming. We hebben op dit moment een veel beter zicht op de Bijbelse tijd dan bijvoorbeeld in de negentiende eeuw. En als er nog eens een grot opengaat –denk aan de vondst van de Dode Zeerollen eind jaren veertig– komen we wellicht tot nog meer inzicht in de Bijbeltekst. Die wetenschap maakt Bijbelvertalers bescheiden.

De secularisatie wordt vaak gezien als iets negatiefs. In mijn beleving is deze ontwikkeling echter positief, omdat er nu met meer afstand naar de tekst gekeken wordt en er een beter begrip ontstaat. De Bijbelteksten zijn sterk genoeg om de secularisatie te doorstaan, die gaan niet onderuit.

Dankzij de secularisatie is er ook meer toenadering tussen protestanten en katholieken. We kunnen niet langer op ons eigen eilandje blijven zitten. Deze toenadering wordt ook nog eens versterkt door het heldere beeld dat we inmiddels van de Bijbel en de ontstaansgeschiedenis hebben. Dogmatische invullingen moeten wijken voor het wetenschappelijk inzicht.”

Als scheidslijn tussen de vierde en de vijfde periode die in het boek beschreven staan wordt 1945 aangehouden.

Waarom is dit laatste oorlogsjaar een grens in de beschrijving van Bijbelvertalingen?

„Allereerst omdat de Tweede Wereldoorlog vertragend heeft gewerkt. En ten tweede omdat de negentiende eeuw dan echt begraven is. Laat duidelijk zijn: de aangebrachte scheidslijnen zijn hulpmiddelen. Ze hebben altijd iets kunstmatigs. Maar 1945 is wel een logische grens.

In 1951 verscheen de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. In 1939 was hier al een deel van verschenen. Het is de eerste protestantse interkerkelijke vertaling sinds de Statenvertaling. Het duurde lang totdat men accepteerde dat de Statenvertaling niet het Woord van God zelf, maar slechts een vertaling was. Sommige mensen denken dat op dit moment nog steeds. Toch bereikten de vertalers een punt waarop ze vaststelden dat het volk de Bijbel aan de kant zou leggen als er niets zou gebeuren. Ze zouden de tekst niet meer begrijpen.

In 1961 kwam de rooms-katholieke Willibrordvertaling uit. Deze vertaling is ook voor veel protestanten van groot belang geweest. Zij vulde tot 2004 –het jaar waarin de Nieuwe Bijbelvertaling verscheen– samen met de Groot Nieuws Bijbel de behoefte aan een moderne Bijbelvertaling onder protestanten. Deze vertaling is doeltaalgericht, en niet zoals de Statenvertaling grondtaalgericht. Luther wist het al dat je de tekst zo dicht mogelijk bij de lezer moet brengen en dat je je dus vooral op de doeltaal moet richten.

De laatste jaren verschijnen er weer meer grondtaalgerichte teksten, zoals de Naardense Bijbel. Het vertalen is altijd, of je je nu richt op de doeltaal of op de grondtaal, een onderdeel van de tekst. Zonder vertaling is de tekst voor veel mensen helemaal niet te lezen. Maar bij iedere vertaling worden keuzes gemaakt die de tekst kleuren.”

Dat geldt misschien nog wel het meest voor kinderbijbels?

„Kinderbijbels zijn geen ver­talingen. Toch hebben we ervoor gekozen om deze ook kort onder de aandacht te brengen, om zo het verschil tussen vertaling en bewerking aan te geven. Vragen waar de makers van kinderbijbels voor staan, zijn onder meer: moet alles uit de Bijbel in de kinderbijbel? Een bijsluiter bij een geneesmiddel kan tenslotte geen encyclopedie worden. Een andere vraag is: hoe beeld je de geschiedenissen af? Of: bééld je de verhalen überhaupt af?

Het landschap van de kinderbijbel is de laatste jaren zeer onoverzichtelijk geworden. Het aantal bewerkingsstrategieën van de oorspronkelijke geschiedenissen voor kinderen en jeugd is sterk toegenomen en het digitale tijdperk ontsluit weer tal van nieuwe mogelijkheden.

Je ziet in de Bijbelverspreiding een sterke vermarkting van de producten ontstaan. Kinderbijbels zijn een voorbeeld waarbij de inhoud aan de doelgroep wordt aangepast. Dit is weer niet het geval bij huwelijksbijbels, waarbij alleen het omslag en misschien het eerste blad aan de doelgroep wordt aangepast. Een Bijbel in Gewone Taal richt zich weer op mensen die het taaleigen van andere Bijbelvertalingen vreemd is. De markt is nog springlevend.”

De Bijbel in de Lage Landen. Elf eeuwen van vertalen, Paul Gillaerts e.a. (red.); 
uitg. Royal Jongbloed, Heerenveen, 2015; ISBN 978-90-8525-039-5; 980 blz.; € 49,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer