Binnenland

Een geschiedenisles in Uddel over christenvervolging

De leeuwen sluipen naderbij, vallen aan... De menigte geniet, maar de christenen laten zich niet willoos afslachten. Ademloos luistert de klas naar het verhaal. Geschiedenisles over de christenvervolging, met een toepassing naar nu.

L. Vogelaar

28 April 2015 22:03Gewijzigd op 15 November 2020 18:33
Een geschiedenisles op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Uddel.            Beeld André Dorst
Een geschiedenisles op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Uddel. Beeld André Dorst

Put your bags on the floor, please! De lyceumbrugklas op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Uddel krijgt –in het kader van versterkt taalonderwijs (vto)– de vakken geschiedenis en biologie in het Engels.

Vandaag staat geschiedenis op het rooster. Na de les mogen twee leerlingen enkele vragen beantwoorden. Vrijwilligers genoeg; vingers zwaaien verwoed heen en weer. Met de zin ”Furthermore, I think Carthage must be destroyed” telt geschiedenisdocent T. P. A. Mulder af: Rick van Welie en Annelies Schot zijn de gelukkigen.

”The Roman Empire” (het Romeinse Rijk), is gedurende enkele lessen het thema. De leerlingen maken een bordspel en mailen hun vragen naar de leraar. Vandaag zetten ze de belangrijkste punten nog eens op een rij. In het Engels, met soms een Nederlands uitstapje als het niet in het Engels over de lippen wil komen.

„Okay, face the front, please!” verzoekt de docent. „Put your notebook on your desk.” In dat schrift moeten vier redenen komen te staan waarom de Romeinen de christenen begonnen te vervolgen.

Verdwenen rijken

Op het digibord verschijnt het plaatje van het beeld uit Nebukadnezars droom in Daniël 2. Het hoofd van goud –Babel–, borst en armen van zilver –het Perzische rijk–, buik en dijen van koper –Griekenland–, zijn schenkelen van ijzer –het Romeinse wereldrijk–, de voeten ijzer en leem –de rijken in de eindtijd. Totdat een steen –het Rijk van Christus– het beeld vermaalde; verkruimelde. Al die rijken zijn verdwenen of zullen nog verdwijnen, maar Christus’ Koninkrijk wordt steeds verder uitgebreid.

De leerlingen weten het allemaal in het Engels te vertellen. Dan bedenken ze samen met hun buurman of buurvrouw op welke moeilijkheden een Nederlandse zendeling zal stuiten als hij in de huidige situatie het Evangelie wil gaan brengen in Syrië of Irak. Klassikaal wordt het op een rijtje gezet: Terroristen zorgen voor een gevaarlijke situatie. Cultuur en taal zijn anders. Bijbels importeren is verboden. Het ontwikkelingsniveau is laag. De wegen zijn slecht.

Waardoor werd de verbreiding van het Evangelie buiten Israël ten tijde van het Romeinse Rijk vergemakkelijkt? Dat weten de leerlingen nog van de vorige les: er heerste vrede –Pax Romana–, reizen was gemakkelijk doordat er geen grenzen waren, de Romeinen legden een goed wegenstelsel aan, iedereen begreep het Grieks, en handelaren en soldaten verbreidden het Evangelie – „er zijn verhalen dat de hoofdman over honderd die bij Golgotha stond, Gods Woord naar Engeland bracht.” „Zo zorgde God dat alles klaar was voor de snelle uitbreiding van Zijn Koninkrijk”, zegt Mulder.

In de renbaan

Onder de wrede keizer Nero begon in 64 na Christus de christenvervolging. Geruchten dat de vorst zelf Rome in brand had laten steken, wilde hij de kop indrukken door de christelijke minderheid tot zondebok te maken.

Mulder vertelt er een spannend verhaal over, in het Nederlands. De ene leerling staart hem gespannen aan, de andere rommelt voortdurend met zijn tas maar luistert waarschijnlijk even goed.

Het gaat over Gaius Maximus, die met zijn vrouw tot de tienduizenden toeschouwers behoort van het spektakel dat Nero in de Vaticaanse renbaan van Rome organiseert. De christenen zouden oordelen over het land afroepen door de goden niet te offeren. Ze vielen op doordat ze anders waren. Nu zou er sluitend bewijs zijn: zij hebben Rome in brand gestoken.

Mulder laat de leerlingen de spanning voelen. Nero wordt in een draagstoel binnengebracht en neemt plaats op de tribune: een kleine man van 27 jaar, heerser over een wereldrijk. Nero vraagt de organisator van de ‘spelen’ hoe de gevangenen zich houden. Het antwoord: „Een vreemde groep, sommigen zingen zelfs psalmen.” Trompetblazers geven het signaal en de eerste christenen worden binnengebracht. Vanaf de tribunes worden ze uitgescholden, beschuldigd, toegesist. De christenen schreeuwen niet terug; ze knielen en bidden. De opgehitste menigte beantwoordt het getuigenis: „Wij zijn onschuldig”, met boegeroep.

Zes Libische leeuwen, al dagen uitgehongerd, sluipen over het zand. Het gaat Nero niet snel genoeg en hij wijst naar de christenen. Maar de grootste leeuw laat zich niet commanderen en spert pal voor Nero zijn muil open voor een ontzagwekkende brul. Het is in de Fruytierschool waarschijnlijk tot buiten het lokaal te horen.

Om de leeuwen sneller te laten aanvallen, geeft Nero het bevel de christenen te snijden. De menigte reageert met afkeuring, want het is ongebruikelijk en bijzonder onsportief. De christenen verdedigen zich zo lang ze kunnen, maar uiteindelijk zijn de leeuwen toch te sterk.

Anders

De volgende groep moet een bijeenkomst van christenen verbeelden. Ze worden in schaamteloze houdingen aan elkaar gebonden om zo de bekende laster tegen de christenen te laten zien. De hele groep wordt door wilde honden vermoord.

De christenvervolging is begonnen. Waarom? De docent en zijn klas vatten het samen: de christenen werden vals beschuldigd, ze deden niet mee aan de afgodendienst en de keizerverering, ze waren anders dan anderen, en er werd gelasterd dat er tijdens hun bijeenkomsten verkeerde dingen gebeurden.

Christenvervolging is van alle tijden gebleven. Maar van alle vorsten en rijken die zich er schuldig aan maakten of maken, blijft er niet één over. Uiteindelijk vermaalt Christus’ Rijk het beeld geheel.

Dit is het eerste deel in een serie over de vraag hoe docenten kleur geven aan geschiedenis. Morgen deel 2.



Verband tussen heden en verleden

tekst Annemieke van den Berg

Petra Hooglander-Bijvank, docent Nederlands aan het Driestar College in Gouda:

„In de brugklas had ik een geschiedenisleraar die humoristisch kon vertellen. Hij presenteerde de stof over de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen als één grote komedie. Ik begreep wel dat die voorstelling niet helemaal historisch verantwoord was, maar het was wel leuk om zo het verleden mee te beleven. Een volgende docent schilderde vooral de couleur locale. Steeds dacht ik: Daar had ik bij willen zijn!

In de bovenbouw legde de leraar verbanden tussen het recentere verleden en het heden. Ik denk aan de lessen over het ontstaan van de staat Israël en de behandeling van de romantiek, die gelijk viel met die bij het vak Nederlands. Denkbeelden, gebeurtenissen, kunst en literatuur bleken alles met elkaar te maken te hebben. Zo kregen wij een beetje inzicht in het wereldgebeuren en de mensheid.

Ik herinner me vooral klassikale, ‘ouderwetse’ lessen. Toch had het verleden zo’n aantrekkingskracht op me gekregen dat ik geschiedenis ben gaan studeren.”


Rick van Welie (13) uit Elspeet

Wat vind je van het vak geschiedenis?

„Een leuk vak, met veel praktijk. Het is interessant dat je zov eel nieuwe dingen leert.”

Wat heb je geleerd van de lessen over de christenvervolging?

„Voor het bordspel moeten we vragen samenstellen, dus daar leer je een hoop van. Bijvoorbeeld dat de christenvervolging met een leugen is begonnen. In de les vergelijken we de vervolging van toen met die in onze tijd, bijvoorbeeld door IS. Ik denk toch wel dat het vroeger gruwelijker was.”


Annelies Schot (12) uit Nunspeet

Wat vind je van het vak geschiedenis?

„Van geschiedenis leer je je eigen tijd beter begrijpen. Meneer Mulder geeft leuk les, met mooie verhalen. Het is ook leuk dat het in het Engels is. Het meeste kan ik wel verstaan.”

Wat heb je geleerd van de lessen over de christenvervolging?

„We moeten een bordspel maken; daar leer je veel van. Ook in onze tijd worden in veel landen de christenen vervolgd. Als het dan slecht gaat in een land, wordt de schuld op de christenen geschoven.”


Doordrenkt van identiteit

De geschiedenislessen op een reformatorische school behoren doordrenkt te zijn door de christelijke identiteit, zegt docent T. P. A. Mulder van de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Uddel. „Neutraal geschiedenisonderwijs bestaat niet. Groen van Prinsterer zei: „Alleen hij is onpartijdig die partij kiest.” Vanuit die partijdigheid vallen er onderwerpkeuzes en krijgen gebeurtenissen inkleuring en duiding.

In de grote lijn benadruk je dan dat God de geschiedenis leidt tot de voleinding der tijden, waarbij Hij Zijn Koninkrijk al meer tot vervulling brengt. In het kleine leg je andere accenten en kies je soms bewust voor andere deelonderwerpen dan op een niet-reformatorische school zou gebeuren. Bij de Romeinen wijs ik erop dat Rome gebouwd is op zeven heuvels en dat dit in relatie staat tot het boek Openbaring en de antichrist. Dat het ook opvallend is dat de Rooms-Katholieke Kerk zich naar die stad laat noemen…

Wanneer ik de legende van Romulus en Remus vertel, vraag ik de leerlingen te zoeken naar parallellen met Bijbelverhalen. Dan wijs je op mogelijke beïnvloeding van heidense mythen en sagen door Bijbelverhalen. Gaat het over het Romeinse burgerrecht, dan is het natuurlijk een gemiste kans om niet van Paulus te spreken die dit burgerrecht bezat. Dan laat je impliciet ervaren hoe historisch betrouwbaar Gods Woord is; Hij heeft Zich geopenbaard in een historische realiteit die traceerbaar is.

Bij de bespreking van de christenvervolgingen in het Romeinse Rijk probeer je dat te spiegelen aan nu: hoe logisch is het dat wij niet vervolgd worden? Kennen wij die innerlijke kracht van het christelijk geloof die hen staande liet blijven? Automatisch komt dan ook de vervolging van hedendaagse christenen aan de orde en toon je aan dat er niets nieuws is onder de zon: de strijd van vrouwenzaad en slangenzaad gaat onverminderd door.

Ten slotte, wanneer keizer Constantijn de Grote besproken wordt, vraag ik de leerlingen: Stel je nu eens voor dat ons koningshuis volgende week ”orthodox reformatorisch” wordt en nog even veel macht zou hebben als vroeger, wat zou er dan veel veranderen! Wat te denken van: winkels weer dicht op zondag, sluiting van abortusklinieken, hergebruik van voetbalstadions, belastingvoordelen met betrekking tot kerkenbouw, financiering van kerkelijke synodes et cetera. Denk je dat zoiets mogelijk is?

Zo’n onwaarschijnlijke ommezwaai voltrok zich onder Constantijn de Grote. Niet voor niets hebben velen toen gemeend dat het duizendjarig vrederijk ingeluid werd. Anderen meenden, zie de kanttekeningen, dat met de mannelijke zoon uit Openbaring 12 Constantijn de Grote bedoeld zou zijn.

Natuurlijk hoeven dan niet de schaduwkanten van Constantijn verzwegen te worden, want die had hij, maar het wonder van 313 mag anderzijds zeker niet onderbelicht blijven. De christelijke kerk heeft toen ongetwijfeld beleefd: het is een wonder in ons ogen, wij zien het, maar doorgronden ’t niet.”

Die duiding van de geschiedenis maakt christelijk geschiedenisonderwijs expliciet, zegt Mulder. „Dat is niet een zaak van vrijblijvendheid, het is plicht, naar Psalm 78: En dat zij hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren.”

Meer over
Indentitijd

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer