Bootvluchteling vertelt over doodsangsten die hij uitstond op zee
AMERSFOORT. Zo’n 375 personen steken met de Syrische George (19) per boot over van Libië naar Italië, onder wie tientallen kinderen. Juist als het vaartuig dreigt te zinken, doemt aan de horizon een reddend olieschip op. „Op de boot beleefde ik de angstigste momenten van mijn leven.”
De 19-jarige George (hij wil niet met zijn achternaam in de krant) ontvlucht in augustus vorig jaar de Syrische hoofdstad Damascus. Nu woont hij in Amersfoort. De jonge Syriër vertelt zijn verhaal in de flat van zijn opa en oma die hem 2,5 jaar geleden voor zijn gegaan. Zijn neef fungeert als tolk.
Voorjaar 2011 begint de burgeroorlog in Syrië. Negen maanden later bereikt de oorlog ook de buitenwijk waar hij met zijn vader, moeder en drie jaar jongere broer in een flat woont. Er explodeert zware munitie in de straat. Elke dag vliegen er straaljagers over. Regelmatig komen er mensen om.
Veel bewoners verlaten de wijk. Sektarische moslims pikken hun huizen in. Het leven in de buurt werd er door hen niet beter op, zegt George. „Vooral wij christenen waren het mikpunt.”
Begin augustus 2014 wordt George bedreigd door nieuwe buurtbewoners. „Zij scholden mij uit en trokken een ketting met een kruisje van mijn nek. Ook werd mijn hond vergiftigd. We besloten toen onmiddellijk te vluchten.”
Per auto vluchten George, zijn moeder en broer naar Libanon – Georges vader is al eerder vertrokken, maar daar wil hij niet over praten. Ze nemen alleen hun belangrijkste papieren mee. Na een verblijf van twee dagen bij een tante in Libanon vliegen ze vanaf Beiroet naar Algerije. „In Libanon konden we niet blijven”, zegt George. „Syriërs worden door Libanezen enorm gediscrimineerd. Ze vallen daar spontaan flauw als ze horen dat je uit Syrië komt.”
Eenmaal in Algerije begint de reis pas echt, blikt de Syrische tiener terug. In het holst van de nacht worden ze met een taxi naar een hotel gebracht. De dag daarop vertrekken ze naar Wadi Souf. „Dat is een plaatsje op de grens met Libië. De meeste Syriërs die op de vlucht zijn, vertrekken daarvandaan naar Europa.”
In Wadi Souf wordt de vlucht voor het eerst spannend. Er wordt contact gelegd met smokkelaars om de Libische kust te bereiken. Omdat sommige mensenhandelaren erg louche types zijn, zijn de Syriërs extra op hun hoede. „We hadden precies genoeg geld bij ons om de Middellandse Zee over te steken. Via via probeerden we te achterhalen welke smokkelaar betrouwbaar was.”
Met het oog op controleposten vinden de smokkelaars het veiliger om Libië via Tunesië te bereiken. De dagenlange reis betekent afzien. Diverse keren wordt van auto worden gewisseld. De grens Algerije-Tunesië moet rennend en bukkend worden gepasseerd. „Levensgevaarlijk. De grensbewakers zouden meteen met scherp hebben geschoten als ze ons zouden hebben opgemerkt.”
In Libië verblijven de Syriërs met 150 man in een groot huis. Bedden zijn er niet en de toiletten zijn afgesloten van het water. Ook laat George zich er Fares noemen. „Alleen christenen in Syrië noemen hun kind George”, zegt de tiener. „Het was daarom veiliger om in Libië mijn naam te veranderen.”
Vanuit het huis in Libië wordt de oversteek voorbereid. De smokkelaars komen iedere dag met verschillende redenen waarom er weer niet gevaren kon worden. George: „Leugens. Maar toen wij boos werden, werd er met een kalasjnikov gezwaaid. Daardoor was het snel weer rustig.”
Na vijftien dagen zegt een smokkelaar dat hij een rubberboot heeft waarmee 85 mensen de oversteek mogen wagen. Het bootje blijkt echter ongeschikt om zijn vracht te vervoeren. „Er konden hooguit veertig mensen op. Na een uur stond de boot vol water. Met onze kleren hebben we toen gehoosd. Gelukkig konden we nog veilig terugkomen.”
Een week later zegt een smokkelaar dat hij opnieuw een boot heeft gevonden. Rond middernacht vertrekken ze naar Zouara. Het is al zeker 8.00 uur als het houten schip het ruime sop kiest. Aan boord zijn zo’n 375 personen, onder wie tientallen kinderen. Waarheen de reis gaat, is echter niet duidelijk, want de ‘kapitein’ heeft geen kompas. „De smokkelaars zeiden hem dat ze met een speedboot een gps en diesel zouden komen brengen. Daar bleek natuurlijk niets van waar.”
Na een uur varen beginnen de problemen. De zee wordt steeds ruwer en de diesel raakt algauw op zodat verder moet worden gevaren op olie. Als na uren varen de motor afslaat, het langzaam donker wordt en de golven over de boot heenslaan, beseffen de vluchtelingen dat het avontuur weleens verkeerd kan aflopen. Ineens doemt er een lichtje op in de verte: een Egyptisch olieschip.
Het duurt echter nog minstens anderhalf uur voordat alle passagiers via een touwladder aan boord van het grote schip kunnen klimmen. „Op de boot beleefde ik de angstigste momenten van mijn leven”, zegt George. „Voor mijn gevoel duurde die laatste anderhalf uur minstens zolang als de 10,5 uur die we eerder al hadden gevaren. Ook heb ik het nog nooit zo koud gehad als toen, terwijl overdag de hitte bijna ondraaglijk was.”
Met wie de kapitein contact heeft gemaakt, weet George niet. Feit is dat na een tijdje varen iedereen moet overstappen op een ander schip. Dat koerst naar een Italiaanse havenplaats. „Daar werden we opgevangen door hulpverleners. Toen kon ik eindelijk rustig ademhalen. Ik hoefde niet langer te vrezen voor mijn leven.”
Over de opvang in Italië wil de Syriër weinig kwijt. Uiteindelijk haalt zijn neef uit Nederland de familie op in Milaan. Ruim een halfjaar later wonen Georges moeder en broertje in Groningen en woont hijzelf in Amersfoort. De tiener –hij heeft inmiddels een verblijfsvergunning– werkt doordeweeks als productiemedewerker. Hij heeft weinig last van zijn enerverende vlucht. „Last van nachtmerries heb ik niet. En piekeren levert weinig op. Ik richt me op de toekomst. Het liefst word ik dierenarts.”
Via internet onderhoudt de Syrische jongeman contact met landgenoten. Sommigen zijn ook gevlucht, anderen wonen nog in Syrië. Enkele vrienden zijn door de oorlog omgekomen. Het meest waardeert George de vrijheid in zijn nieuwe vaderland. Als hij zondags de Amersfoortse ICF-gemeente bezoekt, legt niemand hem een strobreed in de weg. „Ik hoef niet meer constant te discussiëren met moslims over mijn christen-zijn. Dat is een grote tegenstelling vergeleken met de meeste christenen in de Arabische wereld.”