Muziek
Bachpelgrimage onder leiding van Sir John Eliot Gardiner

Sir John Eliot Gardiner ondernam een levenslange pelgrimstocht door het landschap van Johann Sebastian Bach. In zijn nieuwe Bachboek laat de Britse dirigent zich gelden als een gedreven en uiterst ervaren gids voor medereizigers.

Geerten Jan van Dijk
Sir John Eliot Gardiner. Beeld ANP
Sir John Eliot Gardiner. Beeld ANP

Ergens is het opmerkelijk dat er zo ontzettend veel over Bach is geschreven en dat het aantal Bachbiografieën nog steeds toeneemt. Natuurlijk, de muziek van Bach is van onmetelijke genialiteit en bevat voldoende geheimen om nog eens legio pennen in beroering te brengen. Echter, over het persoonlijk leven van Bach weten we nagenoeg niets. De mens Bach is vrijwel onzichtbaar. „Van alle grote componisten uit de afgelopen vierhonderd jaar weten we van hem eigenlijk nog het minst”, verzucht Gardiner in het voorwoord van zijn vuistdikke Bachboek.

Het lijkt inderdaad alsof Bach zelf al het biografische materiaal rond zijn persoon moedwillig heeft geëlimineerd. Wat rest zijn een stel „vooral saaie en knullige brieven”, getuigschriften voor zijn leerlingen en verslagen over het functioneren van kerkorgels. Maar we willen juist zo graag weten hoe Bach stond tegenover componeren, werken of het leven in het algemeen. Bachs gebruikelijke antwoord was, als we zijn eerste biograaf, Johann Nicolaus Forkel, moeten geloven, bot en weinig informatief: „Ik heb vlijtig moeten werken. Wie even vlijtig werkt, zal evenveel succes hebben.” Verder blijft Bach „zo gesloten als een mossel.”

Strenge blik

Sir John Eliot Gardiner (1943) groeide bijna letterlijk op onder de blik van Bach. Boven de trap in zijn ouderlijk huis op het platteland van Zuidwest-Engeland hing het beroemde portret van Elias Gottlob Haussmann. Het is een van de zeldzame tastbare herinneringen aan Bach. Als jongetje probeerde Gardiner elke avond op weg naar bed de strenge blik van de ‘oude pruik’ te ontwijken.

De auteur markeert dit als het begin van zijn levenslange pelgrimstocht door het landschap van Bach. In het laatste hoofdstuk over de ”oude Bach” duikt het schilderij van Haussmann weer op. Gardiner relativeert dan: „De blik is intens, maar een stuk levendiger dan ik mij herinnerde.” Op de kaft van dit boek prijkt vreemd genoeg een ander schilderij, van een veel jongere en levenslustige Bach, waarvan we niet eens zeker weten of het wel echt Bach is.

Bachs muziek maakte al vroeg deel uit van wat de jonge Gardiner belangrijk vond. Op zijn 12e kende hij alle sopraanpartijen van de zes motetten uit zijn hoofd. Als tiener was hij zo gefascineerd door Bachs muziek dat hij tijdens een uitvoering van Bachs Johannes Passion op een gegeven moment ophield met spelen en met open mond zat te luisteren – onvergeeflijk als je aanvoerder van de tweede violen bent.

Als student aan King’s College Cambridge studeerde hij Arabisch en geschiedenis, maar beroemd werd Gardiner vanwege gedreven uitvoeringen en opnamen die hij realiseerde met tal van ensembles en symfonieorkesten.

In het Bachjaar 2000 trok Gardiner met zijn eigen Monteverdi Choir en de English Baroque Soloists de wereld over om gedurende 52 weken alle kerkelijke cantates van Bach uit te voeren in kerken over de gehele wereld, het liefst op of rond de zondag waarvoor Bach de muziek componeerde. In datzelfde jaar sloeg de crisis toe op de platenmarkt. Het klinkende resultaat van deze Bachpelgrimage, dat vastgelegd is op cd, bracht Gardiner toen maar zelf uit op zijn eigen label Soli Deo Gloria; de woorden waarmee Bach –maar ook vele tijdgenoten– zijn composities vaak ondertekende.

Onverbeterlijke cantor

Gelovigen zien Bach graag als superchristen, als de ”vijfde evangelist” of als ”muzikaal godsbewijs”. Maar ook de meest verstokte atheïst is bij het horen van Bachs muziek even religieus. Gardiner zegt daarvan, als hij schrijft over cantate BWV 130: „Waarschijnlijk heeft, zowel voor als na Bach, geen enkele componist zoveel hemelse muziek geschreven die door stervelingen gezongen en uitgevoerd kan worden.”

Anders dan de titel doet vermoeden, maakte Gardiner juist een heel aards boek over Bach. Zijn muziek mag dan wel „een wenk uit de hemel” zijn, als mens had Bach duidelijk zijn gebreken. Hij was opvliegend, een opstandige driftkop en een onverbeterlijke cantor die vaak in de clinch lag met vorsten, kerkenraden en ondermaats presterende musici. Dit beeld schuurt met dat van een vrome huisvader die vlijtig en gedwee zijn wekelijkse kerkmuziek leverde.

Gewone man

Ondanks de schaarste aan biografische gegevens waagt Gardiner zich toch aan een waarschijnlijke karaktertekening van Bach. Het is verleidelijk om dan toe te geven aan suggestieve speculaties die stoelen op een handvol bronnen. Maar Gardiner zoekt zijn antwoorden vooral elders, namelijk in de muziek van Bach.

Dat lukt hem, dankzij een jarenlange onderdompeling in Bachs passies, oratoria en cantates. Deze „muzikale wapenrusting” bevat volgens Gardiner ogenblikken waarop we de kwetsbaarheid zien van een heel gewone man die worstelt met heel gewone twijfels, zorgen en verwarring.

Dat daarbij een hoop subjectiviteit om de hoek komt kijken, geeft Gardiner ruiterlijk toe, om daar direct aan toe te voegen dat zonder die subjectiviteit facetten van Bachs persoonlijkheid buiten beeld zouden blijven. Dit boek gaat dan ook niet alleen over Bach maar zit boordevol met –vaak autobiografische– dwarsstraatjes en associaties.

Laatkomers

Dat het boek veertien hoofdstukken bevat, is niet toevallig. Binnen de door Bach vaak toegepaste gematria levert zijn achternaam hetzelfde getal op: B (2) + A (1) + C (3) + H (8).

Gardiner wil in zijn boek duidelijk maken hoe het is om Bach te benaderen als uitvoerend musicus en dirigent, staande voor een groep zangers en instrumentalisten. Zo stelt Gardiner zich voor dat Bach in de basaria uit cantate BWV 5, met telkens een herhaalde sommering „Verstumme! Verstumme!” (Zwijg!), in staat zou zijn om laatkomers die de kerk binnen paraderen en hun bekenden uitvoerig begroeten, de mond te snoeren.

Bachs muziek is grotendeels geschreven voor kerkelijk publiek, dus bepaald niet voor leken. Heeft al dan niet gelovig zijn invloed op iemands ontvankelijkheid voor Bachs muziek? Dat is volgens Gardiner te scherp gesteld. Maar het is volgens hem zeker waar dat wie niet op de hoogte is van de godsdienstige overtuigingen die in de teksten tot uitdrukking worden gebracht, veel nuances mist.

Het verhaal gaat dat Luther een keer een hondje in zijn bed aantrof. In de overtuiging dat het de duivel was, smeet hij het arme dier het raam uit, de donkere nacht in. In Bachs Reformatiecantate (BWV 79) wordt Gods bescherming ingeroepen tegen een ”Lästerhund”, wat een verwijzing zou kunnen zijn naar Luthers nachtmerrie. Muziek en de lutherse theologie versmelten in de Bachs composities.


Boekgegevens:

”Bach. Muziek als een wenk van de hemel”, John Eliot Gardiner; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2014; ISBN 978 90 234 8316 8; 762 blz.; € 49,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer