Zonnepanelen: Goed voor het milieu én de portemonnee
Nu sparen met de dag minder oplevert, ontdekt een groeiende groep burgers dat voor niets de zon opgaat. Om zijn stralen niet nutteloos op het dak te laten vallen, verschijnen op steeds meer woningen zonnepanelen. Goed voor het milieu én goed voor de portemonnee.
Zonnepanelen: rentmeesterschap én rendement
Om, voor wie overweegt zijn dak vol te leggen met zonnepanelen, maar direct met het slechte nieuws te beginnen: subsidies die jarenlang burgers over de streep moesten trekken, zijn er niet meer en zullen er zeer waarschijnlijk ook niet meer komen.
Het goede nieuws is dat die subsidies ook helemaal niet meer nodig zijn, nu de afgelopen jaren de prijs voor zonnepanelen is gekelderd. Kostte een beetje paneel, dat zonlicht omzet in elektrische spanning, in de pioniersfase nog zomaar 1000 euro, dankzij de huidige massaproductie heb je tegenwoordig voor 250 euro al een heel behoorlijk paneel op je huis.
Voor een complete zonnestroominstallatie met bijvoorbeeld tien panelen, waarmee een gemiddeld gezin zo’n twee derde van zijn jaarlijkse stroomverbruik (3500 kWh) zelf kan opwekken, ben je dan –inclusief plaatsing– al met al zo’n 4000 euro lichter.
Maar zeker nu particulieren sinds juni vorig jaar ook nog de btw over de aanschaf en de montage van zo’n installatie kunnen terugvorderen, kan deze op het oog flinke investering al in zo’n zeven à acht jaar zijn terugverdiend. Op wellicht een nieuwe omvormer na leveren de panelen vanaf dat moment –met een levensduur van zeker 25 jaar– immers alleen nog maar geld op.
Hoewel geld niet het enige is dat telt –zelf energie opwekken geeft een gevoel van onafhankelijkheid en is bovendien beter voor het milieu– berekende Milieu Centraal al eens dat investeren in zonnepanelen een rendement oplevert van zo’n 7 procent. Zeker nu de spaarrente door de strapatsen van centraal bankiers alleen nog maar verder naar beneden lijkt te kunnen –en tegelijk de vermogensbelasting op peil blijft–, is dat voor velen aantrekkelijker dan simpelweg je geld wegzetten op de bank.
Opeens is duidelijk waarom zelfs IKEA tegenwoordig zonnepanelen verkoopt en waarom meer en meer burgers, naast dat leuke solarlampje in de tuin, besluiten om panelen op hun dak te leggen. In sommige gemeenten, zoals Heerhugowaard, heeft inmiddels al een op de tien woningen panelen op het dak. In totaal is de afgelopen twee jaar het met zonnepanelen opgewekte vermogen in Nederland zelfs verdubbeld.
Voor wie de aanschaf van panelen overweegt, is het goed om er rekening mee te houden dat er een belangrijke wijziging van de regelgeving in het vat zit, die de lucratieve kosten-batenanalyse van zonnepanelen in één klap een fikse opdoffer geven kan. Een van de belangrijkste redenen dat zonnepanelen namelijk ook zonder aanschafsubsidies rendabel zijn, is te danken aan het wettelijk verplichte systeem van salderen.
Dat houdt in dat huishoudens de energie die zij met zonnepanelen opwekken maar die ze niet direct zelf verbruiken, terug mogen leveren aan hun energiebedrijf tegen dezelfde prijs als die zij betalen voor de afgenomen stroom. Daardoor levert zelf opgewekte stroom dus niet slechts de kale energieprijs op van circa 6 cent per kilowattuur (kWh), maar inclusief belastingen (12 cent) en btw (4 cent) zo’n 22 cent.
Voor de eigenaar van zonnepanelen is dit prettig: die betaalt alleen nog voor de stroom die hij op jaarbasis, na aftrek van de teruggeleverde energie, heeft verbruikt. Dat hij vooral stroom produceert op momenten (’s zomers en overdag) waarop hij die zelf niet gebruikt (dat doet hij juist vooral in de ochtend en avond en in de winter), maakt niet uit.
Energiebedrijven zien door de regeling echter omzet en winst verdampen en ook bij de overheid neemt het salderen een flinke hap weg uit de belastingen. Daarom is het niet vreemd dat, een beetje naar analogie met de hypotheekrenteaftrek, de vraag steeds meer prangt hoelang dit belastingvoordeel voor zonnepaneeleigenaren nog overeind zal blijven.
Als we minister Kamp (Economische Zaken) moeten geloven, niet erg lang meer. „Het is een keer mooi geweest”, zei de bewindsman eerder dit jaar in de Kamer over de regeling, die weliswaar de kabinetsdoelstelling uit het energieakkoord schraagt om meer energie duurzaam op te wekken, maar tegelijk de staatskas financieel kraakt. Zo schat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de overheid door de salderingsregeling jaarlijks zo’n 100 miljoen euro misloopt aan energiebelasting en btw, oplopend tot maar liefst een kwart miljard in 2020. „Onhoudbaar”, aldus Kamp. Hij heeft daarom al aangekondigd dat het salderen in 2017 geëvalueerd wordt om waarschijnlijk vanaf 2020 op de schop te gaan.
Of het werkelijk zo’n vaart zal lopen, is de vraag. Feit is wel dat áls dit gebeurt het niets minder dan een aanslag betekent op de nu door installateurs voorgespiegelde terugverdientijden. Wie serieus zonnepanelen overweegt, legt ze daarom dus maar beter vandaag dan morgen op het dak, zodat tegen 2020 de investering al geheel of grotendeels is terugverdiend.
Het probleem met het salderen zou in één klap zijn opgelost wanneer huishoudens de energie die zij vooral ’s zomers overdag opwekken, ook ’s avonds en ’s nachts en in de winter kunnen gebruiken. Daarvoor is het echter nodig dat opgewekte energie ook lokaal kan worden opgeslagen, zoals aardappels in de schuur. Daarvoor zijn op dit moment echter nog geen betaalbare mogelijkheden voorhanden.
Ondertussen neemt –vooral dankzij het salderen– door het stijgende aantal zonnepanelen de productie van stroom op zonnige dagen alleen maar verder toe. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving en DNV GL (voorheen KEMA) plaatst dit, in combinatie met de gelijktijdige opmars van windenergie, het Nederlandse energienetwerk voor steeds grotere uitdagingen.
Als de zon schijnt en de wind waait, en de duurzame stroom dus tegen de plinten klotst, dreigt er straks overbelasting. Terwijl er enkele uren later juist weer tekorten kunnen ontstaan, omdat de meer constante stroomproductie via kolen- en gascentrales door de opmars van de duurzame stroom amper nog rendabel is.
Omdat duurzame opwekking en verbruik niet samenvallen, verandert de weg naar verduurzaming zo dus steeds meer de structuur van onze elektriciteitsvoorziening. Ironisch is dat waar voorheen subsidies nodig waren voor de ontwikkeling van duurzame stroom, vandaag de dag de roep klinkt om verlieslatende conventionele centrales te subsidiëren, omdat ze op windstille en bewolkte momenten simpelweg niet gemist kunnen worden.
Om te voorkomen dat het elektriciteitsnet straks klapt vanwege een te groot aanbod van duurzaam opgewekte elektriciteit, stellen sommige wetenschappers nu voor om door de prijzen veel meer dan nu te laten fluctueren, burgers en bedrijven te verleiden vooral stroom af te nemen bij veel en weinig bij een gering aanbod.
Het lijkt nu misschien nog sciencefiction, maar een auto –of misschien wel een wasmachine– die straks zelf bepaalt op welk moment van de dag hij het best stroom trekken kan, is daarmee minder ver weg dan u nu wellicht denkt.
Dit is het eerste deel in een tweeluik over zonne-energie. Deel 2 verschijnt woensdag in de bijlage Puntkomma.
Kiezen voor zonnepanelen; maar welke?
tekst Bart van den Dikkenberg
Particulieren die de aanschaf van zonnepanelen overwegen, schieten al snel in de keuzestress nu het wereldje van de zonne-energie in korte tijd erg specialistisch en onoverzichtelijk is geworden. Worden het poly- of monokristallijne of toch dunnefilmpanelen? Welke omvormer past daar dan weer bij? En zijn Chinese panelen even goed als Duitse? Hierin wat duidelijkheid scheppen, is geen overbodige luxe.
Polykristallijne zonnepanelen zijn het populairst. Deze blauwige panelen zijn relatief voordelig en leveren een acceptabele opbrengst, met name wanneer ze op een schuin dak aan de zuidzijde zijn gemonteerd.
Monokristallijne zonnepanelen zijn zwart van kleur en hebben geen gegoten siliciumkristallen die licht omzetten in elektriciteit, maar op maat gezaagde exemplaren. Met hetzelfde oppervlak is de opbrengst ervan licht hoger dan van polykristallijne panelen. Ook verliezen ze door de jaren heen minder vermogen.
Dunnefilmpanelen werken ook als er weinig zonlicht is. Een tweede voordeel is dat bij schaduw alleen het deel dat geen licht ontvangt niet meer werkt. Bij poly- en monokristallijne panelen presteert dan de hele installatie minder. In het algemeen leveren dunnefilmpanelen wel minder vermogen op.
CIS-dunnefilmpanelen bevatten geen zware metalen en presteren per vierkante meter net iets beter dan de andere typen dunnefilmpanelen.
Duitse panelen leveren in het algemeen per vierkante meter iets meer op dan Chinese, maar kosten ook iets meer. Uit tests blijkt dat de kwaliteit van Chinese panelen weinig onderdoet voor die van Duitse makelij.
Om zonnepanelen elektrische energie te laten afleveren aan het net is een omvormer nodig. Voor poly- en monokristallijne panelen zijn de belangrijkste types micro- en stringconverters. Als een locatie weinig last heeft van schaduw, voldoen die laatste. Anders zijn microconverters het overwegen waard. Die zorgen ervoor dat alleen het paneel dat in de schaduw staat slecht presteert, en niet de hele installatie. Voor dunnefilmpanelen is het weer van belang een omvormer te kiezen die overweg kan met flinke spanningspieken.
„Van een zonnige dag genieten we nu dubbel”
Dick (54) en Aagje (58) Vierbergen uit Veenendaal kochten in juli 2013 een zonnestroominstallatie, exact een maand nadat de rechter bepaalde dat particulieren die stroom produceren de btw op hun investering kunnen terugvragen. Het leverde een extra voordeel op van 750 euro, boven op de toen nog geldende overheidssubsidie van 650 euro. De netto-investering in hun installatie van elf panelen (vermogen 2750 wattpiek) kwam daarmee uit op ruim 4300 euro.
Het echtpaar Vierbergen wilde zijn steentje bijdragen aan een beter beheer van de aarde. „Die is ons door de Schepper toevertrouwd. We kunnen gewoon niet blijven doorgaan met het opgebruiken van de fossiele brandstoffen. Daarnaast wilden we onze energiekosten terugdringen”, zegt Vierbergen.
Het geld hadden ze beschikbaar. Vierbergen: „Ik zal mensen niet aanraden om ervoor te gaan lenen.” De berekende terugverdientijd is 8 jaar, maar de panelen gaan zeker 25 jaar mee, verwacht hij. „Het is heel leuk om bij te houden hoeveel zonne-energie er per dag binnenkomt. Van een zonnige dag genieten we nu dubbel.”
Tot nu toe heeft de installatie bijna 3000 kWh geproduceerd. Dit kalenderjaar verwacht Vierbergen op ruim 2200 kWh uit te komen. „Dat levert ongeveer 500 euro op, bij een prijs van 22 tot 23 cent per kWh.”
Achteraf had de familie Vierbergen een wat te lichte installatie aangeschaft. „Ons verbruik lag op 3000 kWh per jaar –we hadden toen nog een van onze kinderen thuis wonen– maar door een verkeerde schatting van het stroomverbruik in de jaarafrekening hadden we een installatie genomen die niet verder kwam dan 2300 kWh. Toen zijn we eens goed nagegaan of we bepaalde energieslurpende apparaten niet konden missen. We hebben de diepvries en een oude koelkast die in de garage stond de deur uit gedaan. Inmiddels hebben we ook geen droogautomaat meer. Nu zitten we met ons verbruik nog maar iets boven onze stroomproductie.”
„Ik betaal nu per maand nog 1 euro”
Toen Peter de Visser uit Aagtekerke drie jaar geleden zonnepanelen op zijn dak legde, deed hij zijn beste investering ooit. Hij haalde vijf subsidies binnen, verkocht ook nog eens zijn CO2-rechten –„veel mensen weten niet dat je dat als stroomproducent kunt doen”– en wist zo al direct 4200 euro terug te halen van de 10.000 euro die de installatie kostte. Zijn zeventien panelen (vermogen 4755 wattpiek) produceren meer stroom dan hij zelf gebruikt. „Ik betaal nu per maand nog 1 euro voor mijn stroomaansluiting en krijg met de jaarafrekening gemiddeld 200 euro terug.” Al met al levert de installatie hem per jaar 1200 euro op. De terugverdientijd komt daarmee uit op ongeveer vijf jaar.
De 53-jarige leraar techniek aan het Calvijn College vindt zelf je stroom opwekken passen bij de scheppingsopdracht tot rentmeesterschap. „We kúnnen niet doorgaan met het uitputten van de aarde. Dat is ook een reden waarom wij een houtkachel hebben en ons tapwater verwarmen met zonnecollectoren. En we spoelen het toilet door met regenwater.”
De opbrengst van de panelen, die eigenlijk te plat liggen om op vol vermogen te produceren, is ongeveer 4000 kWh per jaar. „Anderen hier in de omgeving halen een rendement tot 115 procent, meer dus dan de wattpiek die hun installatie aangeeft. De kop van Walcheren heeft misschien wel de hoogste lichtinstraling van Nederland.”
De panelen, die De Visser zelf heeft gelegd, komen uit China. „Die waren bijna net zo goed als Duitse, maar een stuk goedkoper. Ik heb wel een Duitse omvormer gekozen. Zo’n ding zit vol elektronica, die moet niet kapotgaan.”
De Visser heeft geen ‘slimme meter’, en zal daar ook niet voor kiezen. „Zolang je toekunt met je conventionele draaimeter, die terugdraait wanneer je zelf stroom opwekt, zou ik adviseren die mooi te laten zitten. Zo’n slimme meter legt precies vast wat je wanneer verbruikt en produceert. De overheid zou dat best eens kunnen gebruiken om je productie te gaan belasten.”