Gemeente straks spil in nieuwe zorgstelsel
De ene na de andere nieuwe wet kreeg het kabinet het afgelopen jaar aangenomen door de Tweede Kamer. Een nieuwe Jeugdwet, een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), een nieuwe Participatiewet en een nieuwe Wet langdurige zorg (WLZ). Door deze wetten verandert er volgend jaar veel, voor hulpbehoevende burgers en voor mensen met een arbeidsbeperking. De belangrijkste wijzigingen per wet op een rij.
Nieuw zorgstelsel
De gemeente is vanaf 1 januari dé plek voor burgers om aan te kloppen voor ondersteuning en zorg. Veel zorgtaken die nu nog vanuit het Rijk worden georganiseerd en gefinancierd, worden namelijk per 2015 overgeheveld naar gemeenten. De basis voor die verandering heeft het kabinet dit jaar gelegd met behulp van vier nieuwe wetten: de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), de Participatiewet, en de Wet langdurige zorg (WLZ).
Het WMO-loket of het sociaal wijkteam en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) gaan straks namens de gemeente beoordelen voor welke hulp een burger in aanmerking komt. Zij zullen nadrukkelijk kijken naar wat iemand zelf nog kan, met hulp van zijn familie en vrienden, buren en vrijwilligers. De gemeente kan tot de slotsom komen dat er, aanvullend op de vrijwillige zorg, professionele zorg en ondersteuning is geboden. Het kan bijvoorbeeld gaan om laagdrempelige jeugdhulp of gespecialiseerde jeugdzorg, of om begeleiding, dagbesteding of thuiszorg.
Jeugdzorg en jeugdhulp worden gefinancierd uit de Jeugdwet; begeleiding, dagbesteding of thuiszorg uit de WMO.
Wanneer voor iemand de zorgbehoefte te groot is om nog thuis te kunnen worden geholpen, zal de gemeente doorverwijzen naar het Centrum Indicatiestelling Zorg, dat de machtigingen afgeeft voor recht op verblijf in een zorginstelling. Deze gespecialiseerde, instellingsgebonden zorg wordt straks gefinancierd uit een afgeslankte vorm van de huidige AWBZ, de WLZ.
Jeugdwet
Voor de jeugdzorg is na de overheveling naar gemeenten in 2015 3,868 miljard euro beschikbaar. Dat is 120 miljoen euro minder dan dit jaar. In 2016 loopt de korting ten opzichte van 2014 verder op naar 300 miljoen euro, in 2017 en daarna tot 450 miljoen.
Om deze bezuinigingen te kunnen opvangen, probeert een aantal gemeenten, met name de grote, al vanaf 2013 en 2014 doelmatiger te gaan werken. In Rotterdam, een van de zogenaamde koplopergemeenten, gebeurt dit onder andere door het aantal gedwongen uithuisplaatsingen van kinderen uit probleemgezinnen terug te dringen. Dit lukt door sneller een gezamenlijk actieplan op te stellen met de ouders, die zich dan bereid moeten verklaren om vrijwillige hulp te accepteren.
De nieuwe Jeugdwet plaatst niet alleen de koplopergemeenten, maar alle gemeenten voor de taak om in de hele jeugdzorg het accent te verleggen naar vroegtijdige en laagdrempelige hulp. Niet alleen uithuisplaatsingen moeten daarmee worden voorkomen; maar ook onnodige doorverwijzingen naar gespecialiseerde jeugdzorginstellingen.
Diverse jeugdzorginstellingen zien de gevolgen van de Jeugdwet somber in. Zij vrezen dat gemeenten, vooruitlopend op de nieuwe manier van werken, al met ingang van volgend jaar drastisch gaan bezuinigen op de kosten voor gespecialiseerde jeugdhulp, bijvoorbeeld door bij de contractonderhandelingen flinke tariefskortingen te bedingen. Veel van deze instellingen vrezen daardoor volgend jaar al personeel te moeten ontslaan, andere vrezen zelfs voor hun voortbestaan.
WMO en ZVW
Met steun van een Kamermeerderheid besloot het demissionaire kabinet-Rutte I al om de criteria voor verblijf in een zorginstelling aan te scherpen voor mensen met een beperking als gevolg van ouderdom of handicap. Het kabinet-Rutte II trekt deze lijn door. De groep burgers die behoefte heeft aan ondersteuning, verzorging of verpleging en nog thuis woont groeit daardoor.
In de behoefte aan zorg en ondersteuning van deze groep burgers moeten gemeenten vanaf volgend jaar kunnen voorzien. Zij kunnen dit doen door bijvoorbeeld inloop- of koffieochtenden te organiseren, of door het beschikbaar stellen van een was- en strijkservice. Voor burgers met bijvoorbeeld dementie of niet-aangeboren hersenletsel zullen gemeenten zogenaamde maatwerkvoorzieningen moeten treffen, bijvoorbeeld het regelen van gespecialiseerde dagbesteding. Deze zorgtaken worden geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
De WMO maakt gemeenten vanaf 2015 verder verantwoordelijk voor het organiseren van beschermd wonen en opvang voor burgers met psychische of psychosociale problemen en slachtoffers van huiselijk geweld en/of eerwraak.
Burgers kunnen vanwege hun beperking ook behoefte hebben aan thuisverpleging en -verzorging. In dat geval is er straks vanuit de Zorgverzekeringswet wijkverpleegkundige zorg beschikbaar. Niet de gemeenten, maar de zorgverzekeraars zijn daar verantwoordelijk voor.
Bezuinigingen op onder meer de WMO en de Wet langdurige zorg (WLZ) moeten volgend jaar een besparing opleveren van 2,3 miljard euro; in 2016 van 2,6 miljard euro en in 2017 en daarna van 3,2 miljard euro. Voor de WMO is volgend jaar per saldo 0,7 miljard euro minder beschikbaar dan in 2014. Het budget voor de dagbesteding wordt met 11 procent gekort.
Participatiewet
Een gewone baan voor iedereen; dat is min of meer het motto van de Participatiewet waarmee het kabinet wil stimuleren dat meer mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking aan de slag komen bij een reguliere werkgever.
Mensen die dus voorheen vanwege een arbeidsbeperking in een sociale werkplaats terecht zouden zijn gekomen of, zoals jonggehandicapten, in de Wajong, moeten vanaf 2015 door gemeenten (daartoe bijgestaan door het UWV) aan ‘gewoon werk’ worden geholpen. Alleen voor wie dit echt niet mogelijk is, ook niet met extra begeleiding of loonkostensubsidie, maakt straks nog aanspraak op een van de 30.000 „beschutte werkplekken” die gemeenten moeten creëren. En alleen voor jongeren van wie nu al vaststaat dat ze nooit meer zullen kunnen werken, is er straks nog de Wajong.
De Participatiewet betekent niet alleen een andere kijk op mensen met een arbeidshandicap, het is –net als de andere decentralisatie– ook een bezuiniging. Structureel boekt het kabinet de komende veertig jaar een korting in van 1,7 miljard euro op de stijgende uitgaven aan Wajong, bijstand en de sociale werkvoorziening.
Hamvraag zal zijn of al die ‘gewone banen’ voor arbeidsgehandicapten (bedrijven en overheid zegden toe er specifiek 125.000 te zullen creëren) er straks ook zijn in dit tijdperk van werkloosheid, outsourcing en robotisering. Anders rest voor deze groep een enkeltje bijstand, waarin ze (maar dan nu als nieuwe en verplichte tegenprestatie) alsnog nuttig werk zullen moeten doen.
Valt het tegen, dan wil het kabinet de banen afdwingen door middel van een quotum, waardoor elk bedrijf (met 25 of meer werknemers) verplicht wordt om arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking aan te bieden óf een boete te betalen.