Ds. Paul Schneider, gedood door de tijdgeest
Het is deze maand 75 jaar geleden dat ds. Paul Schneider –op 18 juli 1939– in het concentratiekamp Buchenwald werd vermoord. In de nabijgelegen Duitse stad Weimar was tot en met eind 20 juli een tentoonstelling te zien die aan zijn persoon was gewijd.
Het is de zaterdag voor de eerste adventszondag van het jaar 1937. ’s Morgens vertrekt een trein van het station Frankfurt richting Weimar. Daar aangekomen, wordt een wagon losgekoppeld en op een andere, aparte rails gereden.
Zwaarbewapende politieagenten omringen de eenzame wagon. Ze wachten op de mannen die er één voor één uit zullen komen. Als zij op het grind uitstappen, worden hun direct de handboeien aangedaan. Vervolgens dienen ze in een gereedstaande, gesloten vrachtauto te stappen. Deze rijdt met hoge snelheid weg richting de „bloedstraat”, die in het concentratiekamp Buchenwald eindigt.
Echter, voor men zover is, stopt de vrachtauto en moet iedereen uitstappen. De handboeien worden afgedaan. De agenten gaan met de vrachtauto terug naar Weimar.
De gevangenen staan nu onder direct gezag van de SS. Spoedig zullen ze ontdekken dat ze aan het grillige humeur van deze bewakers zijn overgegeven.
Opeens klinkt de schreeuw „Karacho” uit de mond van een bewaker met zwart uniform met doodskop. Geen gevangene weet wat dit woord betekent. Maar voor de kreet voor de tweede keer klinkt, verstaan ze het wel. De SS’ers slaan met knuppels en geweerkolven hard op de weerloze gevangenen in, die voor hun leven rennen in de richting van de poort van het kamp.
Onder deze rennende mannen bevindt zich ook een predikant uit Dickenschied/Womrath. De voorganger van twee kerkdorpen wordt vanwege zijn gehoorzaamheid aan Gods Woord en zijn trouw aan de gemeenten dit wrede kamp binnen geslagen. De SS geeft hem gevangennummer 2491 en brengt hem onder in barak 22.
Kohlbrugge
Paul Schneider wordt op 29 augustus 1897 in de omgeving van Bad Kreuznach geboren. Hij is de zoon van een dominee. Zijn vader heet Gustav Adolf Schneider en is afkomstig uit Elberfeld. Zijn familie behoort tot de ”gereformeerde gemeente” van ds. F. W. Krummacher.
Al jong verloor Gustav zijn moeder. Een godvrezende tante nam hem daarom in haar huis op. En met haar ging hij voortaan op zondag naar de kerk van ds. H. F. Kohlbrugge.
In zijn geboortedorp Pferdsfeld gaat Paul naar school en ook zijn vader geeft hem onderwijs. Dit onderwijs is Bijbelvast en tijdbetrokken. Te Bad Kreuznach wordt hij leerling van het gymnasium.
In 1910 verhuist het gezin naar de plaats Hochelheim, bij Wetzlar. Om deze reden moet Paul naar het gymnasium in Giessen. Hier haalt hij versneld zijn eindexamen om daarna als vrijwilliger te dienen in de Eerste Wereldoorlog.
Maar voor het zover is, sterft zijn moeder. Van haar getuigt hij: „Ondanks haar pijnlijke jicht, deed zij door een ijzeren wil gedreven, zittend haar werk met een blij humeur. Op haar grafsteen staat te lezen: Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed.”
Predikant
Paul vecht in Rusland en Frankrijk en wordt zelfs tot luitenant bevorderd. Na het einde van de oorlog studeert hij theologie in Giessen. Al in zijn studententijd trekt hij consequenties als het om de waarheidsvraag gaat. Een studievriend schreef dat hij zelfs bereid was om daarvoor een vriendschap op te offeren. Aan zijn dagboek vertrouwt Paul toe: „Er blijft voor mij niets anders over, dan om mijn leven geheel aan de almachtige, goedertieren, wijze en wonderdoende God te wijden. Hij heeft over mij alle gezag. Hij heeft mij te gebieden wat ik moet doen en hoe ik heb te leven. Mijn gedachten en ideeën doen niet mee. Ach Heere, wijs mij de weg die ik in mijn leven heb te gaan en met welk doel. Voor wat U beveelt, wil ik met alle krachten mijn leven inzetten. En wat voor mij nu nog donker en onbekend is, zal dan duidelijk en helder zijn. Mijn God en Vader, wil mij dat bevrijdende inzicht schenken!”
God heeft hem na veel innerlijke strijd duidelijkheid gegeven. In een brief lezen we: „U bent mijn Troost en Schuilplaats. U laat niet los, wat Uw hand heeft gegrepen. U bent de Pottenbakker en ik het leem. U hebt mij gezegd wat ik moet doen. En door Uw genade en om de liefde van Jezus’ wil zult u mij alle kracht schenken om U te volgen.”
Predikant
Voordat Paul Schneider predikant wordt, doet hij praktische ervaring (maatschappelijke stage) op door enige tijd in de hoogovens te werken en in Berlijn de stadszending te ondersteunen. In 1926 wordt hij predikant in Hochelheim. Daar blijft hij acht jaar. In hetzelfde jaar dat hij een gemeente krijgt, trouwt hij met de predikantsdochter Margarete Dieterich (1904). Hun huwelijk wordt gezegend met zes kinderen.Aan het begin van de jaren dertig bereikt de economische crisis ook het Rijnland. Als een gevolg hiervan krijgt, politiek gezien, de NSDAP van Hitler ook in deze regio steeds meer invloed.
Na de machtsovername door Hitler, in 1933, begrijpt ds. Schneider meer en meer dat het doel en de beginselen van de nazi-ideologie (A. Rosenberg) totaal onverenigbaar zijn met het Woord van God. En al zijn er christenen die deze toch met elkaar in overeenstemming proberen te brengen, de „Duitse Christenen”, hij niet.
Ter gelegenheid van het bijeenkomen van de nieuwe, door de nazi’s gedomineerde, Rijksdag moeten overal van 12.00 tot 12.30 uur de kerkklokken worden geluid. Ds. Schneider is hiertegen, maar de kerkenraad geeft wel toestemming.
De nazi’s proberen steeds meer invloed uit te oefenen op de Evangelische (protestantse) Kerk in Duitsland. Om deze reden wordt in 1934 de Belijdende Kerk opgericht. Ds. Schneider sluit zich hierbij aan.
In zijn gemeente ontstaat een conflict rond de viering van het heilig avondmaal. De predikant kan het niet met zijn geweten in overeenstemming brengen dat een mens die een wereldlijk leven leidt, daaraan deelneemt.
Hierbij komt een nieuw probleem. De SA-chef Ernst Röhm had de christenen publiekelijk geminacht en belachelijk gemaakt. Hiertegen had ds. Schneider op de kansel geprotesteerd en zijn mening laten aanplakken op het mededelingenbord. Om die reden wordt er aangifte tegen hem gedaan.
Vanaf dit moment krijgt hij te maken met bijzondere aandacht en pressie van overheidsorganen. Minister van Propaganda Goebbels laat in veel kranten een artikel publiceren dat de woorden van de SA-chef ondersteunt. Hierop reageert Paul Schneider in een preek. Als reactie daarop nemen de nazi’s een maatregel om hem te verplaatsen naar een andere gemeente. Eerst wil hij dat niet, wil liever gevangengenomen worden, maar ten slotte geeft hij toe.
En zo wordt ds. Schneider predikant van de vacante evangelisch-gereformeerde gemeenten Dickenschied/Womrath in de regio Hunsrück. Aan deze kerkdorpen zal hij tot zijn dood verbonden blijven.
Gehoorzaam
Ook in deze gemeente doemt er voor ds. Schneider een probleem met de tijdgeest op. Bij de begrafenis van een lid van de Hitlerjugend in een buurgemeente zegt een nazikringleider dat de overledene in de „hemelse storm Horst Wessel” is binnengegaan (Horst Wessel was een tot martelaar gemaakte nazi, ABG). Paul Schneider merkt op dat hij aan het bestaan van die hemel sterk twijfelt. De kringleider herhaalt zijn woorden. Hierop stelt ds. Schneider nadrukkelijk dat hij voor het onvervalst uitleggen van Gods Woord verantwoordelijk is.
Eén dag na deze begrafenis wordt hij gevangengenomen. Zijn gevangenschap, nodig om de „staatsveiligheid” te beschermen, duurt een week.
Kanselboodschap
Op 17 maart 1935 zou er, namens de Belijdende Kerk, een kanselboodschap worden voorgelezen. Het zou een woord zijn tegen het nieuwe heidendom van de rassenleer die door de nazi’s wordt gepropageerd.In de brief stond onder andere: „De waarheid van het Evangelie wordt publiekelijk aangevallen, zelfs door overheidspersonen. Hij die zich tegen deze bestrijding van het christendom keert, moet er tegenwoordig rekening mee houden, dat hij als een vijand van de Duitse staat wordt gebrandmerkt. Echter, de Heere, onze God is een heilige God en laat Zich niet bespotten.
Hij heeft Zich geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus, de Gekruisigde en de Opgestane. En buiten Hem, de God en Vader van de Heere Jezus Christus, is er geen god. En als aan de ziel van een volk geen goede zorg wordt besteed, dan wordt dit gebrek niet door enige uiterlijke verhoging opgevangen. Geen politieke, economische of sociale verhoging kan dit ernstige gebrek opheffen. Gods Woord leert ons: „Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën.””
Het ministerie van Binnenlandse Zaken verbiedt het voorlezen van de kanselboodschap. De Gestapo verlangt van alle predikanten gehoorzaamheid aan dit ministeriële verbod. Ds. Schneider leest de brief wel voor. Daarom wordt hij drie dagen gevangengezet te Kirchberg.
In de zomer van 1935 vraagt een bekende aan ds. Paul Schneider of hij wat voorzichtiger wil zijn en alle ergernis vermijden. Zijn antwoord luidt: „Ik zoek het martelaarschap niet. Echter, waar ik tot getuigen word geroepen, kan ik niet anders dan belijden dat er op aarde geen ander heil te vinden is, dan alleen in Jezus Christus. We mogen het kruis niet door het hakenkruis vervangen. Aan God heb ik beloofd mijn kinderen voor de eeuwigheid op te voeden en niet voor een tijdelijke, uiterlijke welvaart. En wellicht heeft mijn vrouw een moeilijke weg nodig om volledig op God te vertrouwen.”
Niet naar de stembus
Op 29 maart 1936 gaan Paul en Margarete Schneider niet naar de stembus om een nieuwe Rijksdag te kiezen. De reden? Omdat op het stembiljet alleen maar ”ja” aangekruist kan worden. In de nacht van zaterdag op zondag, eerste paasdag, wordt daarom hun pastorie met rode verf besmeurd. Op de muur staat te lezen: „Hij heeft niet gekozen. Vaderland, volk, wat zegt u?”
Later zal een medegevangene in Buchenwald, notaris Leikam, over deze vrijmoedige houding melden: „Ook tegenover de SS kwam hij openlijk uit voor zijn christelijk geloof. In deze vrijmoedigheid was hij waarschijnlijk de enige in geheel Duitsland. Hij noemde de duivel bij zijn naam: moordenaar, echtbreker, onrechtvaardige, monster. Hij stelde tegenover dit gedrag de genade en het voorbeeld van Christus en riep op tot berouw en bekering. Zijn persoonlijke relatie met de Zoon van God liet hem geen andere keus. De nauwe geloofsverbinding met zijn Heiland was de vrucht van een grote, innerlijke strijd.”
Vrijheid
De volgende twistappel had te maken met twee onderwijzers, Sturm en Kunz, aan de christelijke scholen in beide kerkdorpen. Beiden hebben een nationaalsocialistische levensbeschouwing en een verkeerde invloed op de kinderen. Paul Schneider probeert hen op allerlei manieren, vooral door middel van Gods Woord, van hun heidense gedachten af te brengen. En omdat dit geen resultaat heeft, worden er door hem en de kerkenraad in eensgezindheid kerkelijke tuchtmaatregelen tegen hen genomen. Als leidraad gebruiken zij hiervoor vraag en antwoord 82-85 van de Heidelbergse Catechismus.
Echter, voordat alle trappen van de tucht ten einde zijn, wordt ds. Schneider voor de derde maal gearresteerd. In de Gestapogevangenis van Koblenz zit hij van 31 mei tot 24 juli.
Als hij daaruit wordt vrijgelaten, mag hij zich niet meer in het Rijnland vertonen. Korte tijd houdt hij zich aan dit verbod. Maar als zijn kerkenraad hem verzoekt weer naar zijn gemeente terug te keren, voldoet hij daaraan.
Aan de minister van Binnenlandse Zaken, de Rijkskanselarij van de Führer en andere overheidspersonen motiveert hij zijn terugkeer. Ds. Schneider bestrijdt het recht van de staat om in de kerk zijn gezag te doen gelden. De overheid komt met Romeinen 13, maar hij gelooft dat in deze situatie Handelingen 5:29 alle geldigheid heeft: „Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen.” Ook met Jezus’ woorden uit Johannes 10:13 stemt hij in: „En de huurling vliedt (bang voor de wolf, ABG), overmits hij een huurling is, en heeft geen zorg voor de schapen.”
Ondanks het toegangsverbod preekt hij op dankdag, 3 oktober 1937, ’s morgens in de eigen gemeente. ’s Avonds zou in Womrath een dankdienst worden gehouden, maar onderweg daarheen wordt ds. Schneider gearresteerd en opnieuw naar Koblenz gebracht.
Buchenwald
Op zaterdag 27 november wordt Paul Schneider per trein naar Weimar getransporteerd, naar het pas ingerichte concentratiekamp Buchenwald. Hier moet hij zware dwangarbeid verrichten in een steengroeve.
Op de verjaardag van Hitler in 1938 weigert de predikant op de appelplaats te midden van duizenden medegevangenen de Hitlergroet te brengen en zijn muts af te zetten als de nazivlag wordt gehesen. Als argument hiervoor noemt hij: „Dit symbool van een misdadig regime groet ik niet.”
Als straf geeft men hem in het openbaar 25 stokslagen. Hierna krijgt hij op bevel van kampcommandant Koch eenzame opsluiting in de ”Bunker”, een gedeelte van het poortgebouw. Zijn bewaker is de uiterst sadistische SS-man Sommer.
Vanaf deze tijd preekt ds. Schneider door het geopende, getraliede raam van zijn cel tot de mannen op de appelplaats. Hij roept hun woorden van troost en bemoediging toe, maar de SS-mannen klaagt hij aan. De predikant houdt vol, ondanks zware lichamelijke mishandelingen door zijn persoonlijke beul en anderen, zodat hij ten slotte niet meer is dan een lichamelijk wrak. Ook wordt hij gestraft met het inhouden van eten, of krijgt hij geen post. Soms wordt hij veertien dagen ononderbroken aan de verwarming vastgeketend en in een cel zonder licht opgesloten. Als hij daar is, hoort hij het geschreeuw en de angsten van medegevangenen. Eens zegt hij tot een van hen: „Ik weet waarom ik hier ben.” En hoewel alles in het werk wordt gesteld om zijn vertrouwen op God te breken, lukt dat niet.
Een jaar na zijn aankomst in Buchenwald schrijft ds. Schneider: „God heeft ons beloofd dat we geen zwaarder kruis zullen dragen dan Hij goedkeurt. Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. En Hij alleen weet de juiste tijd van ons levenseinde. En dat is goed.”
Skelet
Ondanks veel pijn trekt de „prediker van Buchenwald” zich op paaszondag 1939 ’s morgens om halfzeven aan de tralies omhoog. Tot de duizenden ter dood gedoemde gevangenen op de appelplaats roept hij ongeveer twee minuten lang duidelijk hoorbaar zijn Bijbelse boodschap, waarin hij geestelijke bijstand geeft met de volgende woorden: „Kameraden, luister goed. Tot jullie spreekt dominee Paul Schneider. Hier wordt gefolterd en gemoord. Maar zo spreekt de Heere: Ik ben de Opstanding en het Leven!” Verder komt hij niet, want harde stokslagen verhinderen dat.
Poller, assistent van een kamparts, schrijft over Schneiders laatste dagen: „Zijn lichaam is een skelet en de armen vreemd vervormd. Zijn benen zijn zo dik als van een olifant.”
In de laatste brief aan zijn vrouw lezen we: „Het is goed en verstandig als wij met ons hart niet aan de aardse tuin hangen. We moeten niet vergeten om de tuin van ons hart vlijtig te bearbeiden, opdat de vruchten des Geestes openbaar komen. En om die tuin te reinigen is meer arbeid nodig dan voor de aardse tuin. God geve dat wij rijp en bereid zijn om Hem op Zijn tijd te ontmoeten.”
Gifspuit
Op dinsdag 18 juli 1939 dient kamparts Erwin Ding-Schuler –die later zelfmoord zal plegen– een gifspuit toe in het hart van Paul Schneider. Enkele ogenblikken later sterft deze trouwe dienaar van God.
’s Avonds om halfzeven bereikt het overlijdensbericht van haar man de weduwe Margarete Schneider. In het telegram leest zij: „Paul Schneider, geb. 29-08-1897, is vandaag gestorven. Als u de overledene wilt ophalen, geschiedt dat op eigen kosten. Binnen 24 uur dient hiertoe een verzoek te worden ingediend. Gebeurt dit niet, dan zal tot verbranding worden overgegaan. De kampcommandant van Buchenwald.”
Margarete wordt eenmaal toegestaan om het gezicht van haar man in de kist te zien. Daarvan zegt ze: „Op Pauls gezicht lagen de vrede en de heerlijkheid van de verlosten. In deze ogenblikken mocht ik Paul zien met ogen van geloof, zoals het lied zegt: „Hoe zalig is de rust in Jezus’ licht; dood, zonden en leed zijn voor Hem gezwicht.”
Koningen
De verzegelde doodskist wordt tot de begrafenis bewaard en bewaakt door de politie in de kapel van het ziekenhuis te Simmern. Het wordt een zeer druk bezochte begrafenis in Dickenschied. Onder de aanwezigen zijn 200 predikanten, van wie 170 in toga. Eén Gestapoman is zo verwonderd over deze begrafenis, dat hij verbaasd uitroept: „Zo worden koningen begraven.”Tot tweemaal toe is in Duitsland een postzegel verschenen met de beeltenis van ds. Paul Schneider. En op verschillende plaatsen in zijn vaderland staan monumenten die aan hem herinneren. Op een gedenktafel staat te lezen: „Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, opdat u daar op achtgeeft als op een licht” (2 Petrus 1). Ook dragen christelijke scholen en gebouwen zijn naam.
In de DDR had men van dominee Schneider een antifascistische verzetsheld gemaakt. Echter, voor de Evangelische Kerk is hij een christen die er diep van overtuigd was dat hij zo moest handelen tegen het onrecht van het NS-regime.
Margarete Schneider, die in 2002 op hoge leeftijd overleed, zei een paar jaar eerder over haar man: „Hij was uitverkoren om het Evangelie te verkondigen, tijdig en ontijdig. En dat Woord is voor mij altijd tot troost geweest.”Ds. J. C. Ryle durft de stelling aan dat de invloed van het lijden om Christus’ wil soms groter kan zijn dan de preek op zondag.
Eerste martelaar
Sommigen denken dat ds. Schneider een fanaticus was die ongeremd zijn wil doordreef. Is dat waar? Wij menen van niet. Dietrich Bonhoeffer hoorde van het sterven van collega Schneider. Hij oordeelde: „Deze naam mag u niet vergeten. Hij is onze eerste martelaar.” Ruim een maand later brak de Tweede Wereldoorlog uit.
Iemand schreef na de dood van „de dominee van Buchenwald”: „Wij allemaal, wij maken compromissen na compromissen. En intussen is er toch iemand geweest die slechts trouw wilde zijn aan zijn Heere, trouw aan zijn geloof.”
Is hierin Paul Schneider een voorbeeld ter navolging? Welke macht gehoorzamen wij: de tijdgeest of Jezus Christus?
Dit artikel is een ingekorte versie van een bijdrage die A. B. Goedhart uit Leerbroek recent schreef voor Ecclesia, het orgaan van de Stichting Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge.
Lees ook:
Weimar herdenkt ds. Paul Schneider, de „prediker van Buchenwald”
Poort van kamp Buchenwald gerestaureerd
De uitgestorven vlakte van kamp Buchenwald.
Hijink ervaart in concentratiekampen „absolute leegte”
Boterman belicht verhouding tussen cultuur en politiek in Duitland