Politiek
Kabinet: Gelovige niet extra beschermen na schrappen blasfemiewet

DEN HAAG. Het kabinet gaat de wet niet uitbreiden om extra bescherming te bieden aan religieuze minderheden die worden beledigd in hun geloof. Dat heeft minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) woensdag laten weten aan de Eerste Kamer, die om een inventariserend onderzoek had gevraagd.

Redactie politiek
17 July 2014 11:56Gewijzigd op 15 November 2020 11:57
Opstelten. Foto ANP
Opstelten. Foto ANP

Afgelopen najaar ging een meerderheid van de Eerste Kamer akkoord met het schrappen van het verbod op smalende godslastering; een initiatief van D66 en SP. CDA, CU en SGP waren daar tegen. Diverse senatoren van seculiere fracties hadden hun twijfels. Zij onderschreven dat het blasfemieverbod een tandeloze tijger was geworden, maar in hun ogen vervulde het nog wel een nuttige symboolfunctie.

Volgens hen moest de strafwet wel het signaal blijven geven dat er grenzen zijn aan het krenken van gelovigen. Op initiatief van PvdA-senator Nico Schrijver moest Opstelten uitzoeken of dat het geval is. Concreet wilde Schrijver laten onderzoeken of de bestaande artikelen die groepsbelediging en het aanzetten tot haat en discriminatie tegen groepen verbieden, moeten worden uitgebreid.

Het onderzoek, uitgevoerd door de Tilburgse rechtsgeleerde Marloes van Noorloos, is inmiddels afgerond. Het onderzoek stelt vast dat de artikelen 137c en 137d uit het wetboek van Strafrecht religieuze minderheden niet beschermen tegen elke door hen als ernstig ervaren belediging van hun geloof(sbeleving). Dat komt vooral omdat de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege, in 2009 heeft uitgesproken dat aanstootgevende uitingen die primair gericht zijn tegen een religie en slechts zijdelings of indirect tegen gelovigen niet strafbaar zijn. Een poster met de tekst ”Stop het gezwel dat islam heet” mag volgens de Hoge Raad niet worden verboden. Deze vorm van religiekritiek valt onder de vrijheid van meningsuiting.

Om een dergelijke vorm van indirecte belediging toch te kunnen verbieden, moet de strafwet worden aangescherpt. Volgens het onderzoek dreigt dat echter weer te leiden tot eindeloze discussies over de handhaafbaarheid. Hoe bepaalt de rechter of iemand de bedoeling had te beledigen? En wanneer gaat een belediging te ver?

Het onderzoek benadrukt verder dat internationale verdragen Nederland niet verplichten tot een verbod op het beledigen van gelovigen. Bepalend zijn het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBP) van de Verenigde Naties. De essentie daarvan is dat het beledigen van geloof en van religieuze figuren of symbolen alléén mag worden verboden als de beledigende uitlating tevens religieuze haat propageert die aanzet tot discriminatie, vijandigheid of geweld. Als de politieke wil daartoe zou bestaan, zou Nederland de strafwet dus iets mogen aanscherpen, mits de wetgever binnen deze bandbreedte blijft.

Zo’n aanscherping is volgens het onderzoek echter overbodig. Van Noorloos wijst op een belangrijke uitzondering. Uitlatingen over godsdiensten die zo extreem beledigend zijn dat ze tevens aanzetten tot haat, discriminatie of geweld kunnen worden verboden. Als ze daar echt zodanig toe aanzetten dat ze onmiskenbaar betrekking hebben op een specifieke religieuze minderheid vallen ze namelijk alsnog onder artikel 137d.

Het onderzoek noemt als voorbeeld de Britse Norwood-zaak uit 2002, die ook draaide om een anti-islamposter. In dit geval betrof het een afbeelding van de brandende Twin Towers, mét islamitische symbolen en de tekst ”Engeland zonder islam. Bescherm het Britse volk”.

Deze poster riep volgens de Britse rechters duidelijk op tot het uitzetten van moslims en beschouwde hen per definitie als terroristisch. Posterplakker Norwood, lid van de extreem rechtse British National Party (BNP), werd veroordeeld, het Europese Hof floot Engeland in 2004 niet terug.

Opstelten en het kabinet onderschrijven nu Van Noorloos’ conclusie dat het aanzetten tot haat of discriminatie op grond van geloof of levensovertuiging momenteel voldoende wordt beschermd. Honende uitingen die als impliciete belediging van gelovigen kunnen worden opgevat, wil het kabinet niet verbieden met het oog op de vrijheid van meningsuiting. De grens om gelovigen te beledigen wordt dus niet verruimd. Wel bekrachtigt het kabinet met dit standpunt nogmaals het verdwijnen van Gods Naam uit het wetboek van Strafrecht door het afschaffen van het oude blasfemieverbod.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer