Toen pakte het zoontje van Niga Oleo een granaat
JUBA. In Zuid-Sudan zijn sinds de gevechten van december vorig jaar honderdduizenden mensen ontheemd geraakt. Vandaag een portret van Niga Oleo (33). „Het geeft me rust dat ik mijn zoontje met eigen ogen heb zien overlijden.”
Toen er in december hevige gevechten uitbraken in Bor, ontvluchtte Oleo met haar gezin de stad. Ze keerde later terug, toen de situatie weer veilig was.
Maar wat heet veilig? „Mijn zoontje Sabeth, van zes, verbleef bij mijn zus in een legerkazerne in Bor. Ik was, met mijn andere kinderen, bij hen op bezoek toen Sabeth een handgranaat vond, die afging in zijn hand. Hij overleed ter plaatse. Ik mis hem, maar het geeft me rust dat ik hem met mijn eigen ogen heb zien overlijden. Mijn jongste, Jajoh, werd getroffen door granaatscherven, maar zij overleefde de klap. Ikzelf kreeg scherven in m’n rug en in mijn schouder.”
De man van Oleo is zes jaar geleden overleden in Pibor. „Hij had maagproblemen”, zegt ze. „Daarna had ik nog kortstondige relaties, maar die hielden geen stand. Ik moest alleen voor onze kinderen zorgen. In 2009 werd mijn oudste dochter Anjan door enkele leden van de Nuerstam ontvoerd, samen met drie andere jonge meisjes. Ik vluchtte voor het geweervuur van de milities het bos in.”
Weggegrist
„Anjan moet nu vijftien jaar zijn. Ik heb gehoord dat de kinderen in het VN-vluchtelingenkamp in Bentui verblijven. Mijn dochter is zomaar, onverwacht, uit mijn leven weggegrist. Ik kan het niet accepteren. Gek genoeg heb ik meer vrede met het overlijden van Sabeth, dan met het roven van mijn oudste dochter. Ik mis mijn dochter nog elke dag.”
Oleo hield zich na de dood van haar echtgenoot in leven door hout te sprokkelen in het bos en dat te verkopen. „Mijn gezin kon er nauwelijks van leven. Na de ontploffing van de granaat waarbij mijn zoontje Sabeth omkwam, werden mijn dochtertje en ik gewond van Bor naar Juba gevlogen, samen met Korjom (2) en Arden (9). Mijn dochtertje Jajoh werd behandeld in het ziekenhuis.”
Oleo kwam enkele weken geleden met haar kinderen aan in het vluchtelingenkamp Mahad, bij Juba. Doordat ze nog niet geregistreerd is, heeft ze echter geen recht op ondersteuning. „Ik ben totaal van anderen afhankelijk”, zegt ze.
„Bovendien heb ik elke dag pijn aan mijn schouder en rug. Ik hoop dat dokters mij kunnen helpen. Een medewerker van Light for the World beloofde een operatie voor mij te gaan regelen.”
Daarna wil ze graag terugkeren naar haar geboortedorp Pibor. „Daar woont mijn moeder. Zij kan mij helpen de vier van de zes kinderen die nog bij mij wonen, op te vangen. Ik zie hier, in het vluchtelingenkamp, geen toekomst voor mij en mijn kinderen.”
Dit is het tweede deel in een serie portretten van Zuid-Sudanezen.