BRUSSEL. De Europese Commissie wijst de eisen van het burgerinitiatief ”Eén van ons” van de hand. Dat betekent dat de financiering van onderzoek naar menselijke embryo’s en de steun voor abortus in ontwikkelingslanden doorgaat.
Dat staat in de reactie van de Europese Commissie die woensdagmorgen is vrijgegeven.
Voor het prolife-initiatief zijn binnen de lidstaten van de Europese Unie ruim 1,8 miljoen handtekeningen verzameld. Vanuit Nederland kwamen er 27.000. De vraag van al die ondertekenaars is om de EU-financiering van onderzoek naar menselijke embryo’s stop te zetten en het deel van ontwikkelingsgeld dat voor abortus is bedoeld, ook te blokkeren.
Tijdens een drukbezochte presentatie begin april in het Europees Parlement in Brussel bleek dat de kwestie bijzonder splijtend is. Prolife-Europarlentariërs ondersteunden het initiatief ruimhartig, maar politici van liberale zijde waren zeer fel gekant tegen de inhoud van het initiatief.
De onderbouwing van de afwijzing door de Europese Commissie is dat alle betrokken geldstromen vooral door wetgeving in de lidstaten wordt onderbouwd, en dat ‘Brussel’ dus niet het juiste adres voor dit protest is. Daarnaast wordt binnen de wetenschap zelf al streng getoetst, zowel ‘technisch’ als ethisch.
Volgens de Commissie heeft onderzoek op menselijke embryo’s juist de mogelijkheid om de toekomst van de gezondheidszorg sterk te helpen.
Voor het geld dat wordt besteed aan seksuele gezondheid in ontwikkelingslanden geldt ook dat deze zeer brede steun heeft bij de lidstaten en de bredere internationale gemeenschap. Bovendien is hier het beleid juist gericht op het voorkomen van (illegale en onveilige) abortussen door zoveel mogelijk de toegang tot voorbehoedmiddelen te garanderen. De Commissie verwijst naar 287.000 jaarlijkse sterfgevallen van zwangere vrouwen in ontwikkelingslanden, die grotendeels te wijten zijn aan onveilige abortussen.
Het volgen van de eisen van ”Eén van ons” zou de Commissie ook beperken in het voldoen aan de eisen van de Millenniumdoelstellingen (MDG) op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Terwijl daar juist „robuuste internationale consensus” over bestaat.
Het recht op leven en de menselijke waardigheid is nu al vastgelegd in Europese regels en verdragen, en vanuit dat perspectief biedt het verzoek van ”Eén van ons” dus weinig nieuws. Ook het beroep op de zaak-Brüstle van het Europees Hof uit 2011 is volgens de Commissie niet op zijn plaats. Dit gaat immers over patenten voor wetenschappelijke uitvindingen met betrekking tot embryo’s, maar niet over de vraag of er met embryo’s onderzoek mag worden gedaan.
De Europese Commissie verwijst naar de besluitvorming in de lidstaten. Dinsdag bleek uit de beantwoording van Kamervragen van minister Schippers (Volksgezondheid) dat de Nederlandse regering echter niet ontvankelijk is voor de overwegingen van ”Eén van ons”. Volgens de minister komt het niet overeen met de Embryowet om te stellen dat zo’n jonge vrucht al een „lid van de menselijke familie” is.
De Nederlandse vertegenwoordiger van ”Eén van ons”, Michael van der Mast, stelde woensdagmiddag „op zijn zachtst gezegd teleurgesteld” te zijn over de beslissing van de Europese Commissie. „Ik mag toch hopen dat we als samenleving en het Europa van vandaag het embryo als levend wezen zien en niet als een iets waarmee je mag doen wat je wilt.”
Van der Mast zegt samen met zijn collega’s van ”One of us” de uitspraak te zullen bestuderen en dan een reactie te sturen naar de Europese Commissie.
Europarlementariër Peter van Dalen namens de ChristenUnie-SGP laat in een reactie weten „zeer teleurgesteld” te zijn: „Het meest succesvolle burgerinitiatief van 1,8 miljoen mensen wordt gewoon van tafel geveegd, belachelijk.” Hij is echter niet van plan op te geven. „Ik zal de nieuwe Commissie oproepen deze beslissing te herzien, en de kandidaat commissarissen hierop bevragen. Ook heb ik begrepen dat dit besluit nog kan worden aangevochten door de initiatiefnemers bij het hof in Luxemburg.”